Samenvatting parodontologie
Jaar 2 periode 1 en 2
Hoofdstuk 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 25, 26, 29, 30, 31, 32, 33, 35
Hoofdstuk 3 epidemiologie van gingivitis en parodontitis
3.1 Inleiding
Epidemiologie = de wetenschap die zich bezighoudt met de prevalentie van ziekten
en condities van deze kennis om ziekten te beheersen. Er zijn twee soorten
onderzoek. Observatieonderzoek en experimenteel onderzoek.
3.2 Het beoordelen van de parodontale condities
Gingivitis = de meest gebruikte index voor gingivitis is de Gingival Index. Deze gaat
er van uit dat roodheid en zwelling de eerste symptomen van ontsteking zijn. Ook
bloeden na sonderen, hiervoor is de sulcus bleeding index. Een belangrijk verschil
tussen deze twee indexen is de wijze van sonderen. De meest gebruikte index
waarbij niet gesondeerd wordt is de Modified gingival index.
Parodontitis = de Periodontal Index evalueert de gingivale ontsteking en de
parodontale afbraak. Dus een samengestelde index die gingivale ontsteking,
pocketvorming en tandbeweeglijkheid combineert in 1 score. Deze index maakt geen
duidelijk onderscheid tussen mensen met gingivitis of mensen met zowel gingivitis
als parodontitis. Later kwam een index, de Periodontal Disease index. Deze index
was ook samengesteld en laat niet alleen de gingivale ontsteking en pocketdiepte
zien, maar ook het aanhechtingsverlies.
3.3 Epidemiologie van gingivitis/parodontitis
Gingivitis = aandoening met hoge prevalentie (komt vaak voor). Naar mate de leeftijd
toeneemt, neemt ook de prevalentie toe, met een piek rond de puberteit.
3.4 Factoren die geassocieerd zijn met parodontitis
Niet alleen plaque speelt een rol bij het krijgen van parodontitis. De subgingivale
aanwezigheid van Aggregatibacter actinomycetemcommitans en tandsteen zijn
risicofactoren voor het ontstaan van parodontitis.
,Hoofdstuk 5 Classificatie van parodontitis
5.1 inleiding
Parodontitis = verzamelnaam voor groot aantal infecties van eht parodontium, die
klinisch voornamelijk gekarakteriseerd worden door roodheid, zwelling, verhoogde
bloedingsneiging, verdiepte pockets, verlies van bindweefselaanhechting en afbraak
van alveolair bot.
De meest gebruikte termen die in de literatuur voorkomen bij de classificatie van
parodontale aandoeningen zijn:
- Necrotiserende gingivitis/parodontitis
- Early onset parodontitis
- Prepuberale parodontitis
- Juveniele parodontitis
- Snel progressieve parodontitis
- Adulte parodontitis
- Refractaire parodontitis
- Parodontitis geassocieerd met systeemaandoeningen.
Classificatie op basis van uitgebreidheid van de aandoening
Permanente dentitie Melkgebit
Incidenteel – I 1 element 1 element
Lokaal - L 2-7 elementen 2-4 elementen
Semi gegeneraliseerd - SG 8-13 elementen 5-9 elementen
Gegeneraliseerd - G >14 elementen >10 elementen
Classificatie op basis van ernst van de aandoening
Gering – m (minor) Bij alle aangedane elementen botafbraak van >1/3 van de
wortellengte of aanhechtingsverlies >3 mm
Matig – M Bij meer dan twee elementen botafbraak >1/3 en >1/2 van
(moderate) de wortellengte of aanhechtingsverlies 4-5 mm
Ernstig – S (severe) Bij meer dan twee elementen botafbraak >1/2 van de
wortellengte of aanhechtingsverlies > 6 mm
Classificatie op basis van leeftijd
Prepuberale parodontitis PP <12 jaar
Juveniele parodontitis JP 13-20 jaar
Postadolescente parodontitis PAP 21-35 jaar
Adulte parodontitis >35 jaar
Classificatie op basis van kenmerken
Necrotiserende Interdentale gingivale necrose, bloeding en pijn
parodontitis NP
Snel progressieve Gedocumenteerde snelle parodontale afbraak,
parodontitis RPP onafhankelijk van de leeftijd
Refractaire Gedocumenteerd geen of bijna geen pocketdiepte
parodontitis RfP reductie bij eenwortelige elementen na een goed
uitgevoerde initiële parodontale behandeling en/of
voortschrijdende parodontale afbraak.
,5.2 gingivitis vs. parodontitis
Voor het onderscheid kunnen de volgende definities worden gebruikt.
Gingivitis= als het parodontium is ontstoken en de pocketdiepte 3 mm of minder is. in
aan of afwezigheid van aanhechtingsverlies.
Parodontitis = altijd ontsteking en aanhechtingsverlies aanwezig, in combinatie met
pocketdiepte van meer dan 3 mm.
Hoofdstuk 6 Prepuberale parodontitis
6.2 Pocketdiepte in melk- en wisselgebit
Bij kinderen blijkt de pocketdiepte te variëren van 1 tot 2 mm bij klinisch gezonde
gingiva. Bij elementen die wisselend zijn kan de pocketdiepte rond de 5 mm liggen.
6.3 Prevalentie
Over de prevalentie van prepuberale parodontitis is weinig bekend. De beschreven
parodontitis betreft in het algemeen gelokaliseerde geringe prepuberale parodontitis
waarbij de melkmolaren het meest frequent zijn aangedaan. In het algemeen moeten
we verdacht zijn op systeemaandoeningen, vooral in het geval van gegeneraliseerde
ernstige prepuberale parodontitis. Deze vorm van parodontitis wordt vaak gezien als
orale manifestatie van een systeemaandoening. Deze kinderen zijn vaak ook
gevoelig voor infecties, zoals middenoorontsteking en luchtweginfecties.
6.4 etiologische en predisponerende factoren
Factoren die een etiologische rol kunnen spelen bij prepuberale parodontitis
- Paropathogenen bacteriën
o A. actinomycetemcommitans
o P. gingivalis
o Prevotella intermedia
o Capnocytophaga sputigena
o Eikenella corrodens.
- Defecten aan het wortelcement
- Functionele defecten aan het afweersysteem
o Afweercellen die een belangrijke rol spelen bij het gezond houden van
het parodontium zijn o.a. PMN’s en monocyten/macrofagen.
o Een verminderde chemotaxis van deze fagocyterende cellen is frequent
aangetoond bij ernstige vormen van prepuberale parodontitis.
, 6.5 Associatie met systemische aandoeningen
Verschillende ziekten worden geassocieerd met ernstige vormen van prepuberale
parodontitis. De bekendste zijn
- Hypofosfatasie
o = aandoening die gekenmerkt wordt door een tekort aan het enzym
alkalische fosfatase, een enzym dat van cruciale betekenis is in de
fosfaathuishouding en de vorming van a-cellulair cement.
o Het meest voorkomende symptoom is het vroegtijdig verlies van
melkelementen
o Doorgaans is de gingiva gezond en de tekenen van gingivitis minimaal.
Maar daarentegen is de vorming van het a-cellulaire wortelcement
ernstig geremd, waardoor de cement laag onderontwikkeld is en vaak
compleet afwezig. Hierdoor is er weinig parodontaal ligament dat aan
de wortel en bot gehecht is.
o Omdat de wortels bijna los in de kaak liggen, is er een zeer
gemakkelijke opening voor paropathogenen.
- Het syndroom van Papillon-Lefèvre
o = een aandoening die autosomaal recessief wordt overgeërfd.
Gekenmerkt door prepuberale parodontitis, meestal ernstig
gegeneraliseerd.
o Het gen voor cathepsine C is gemuteerd. Dit enzym is nodig voor
activatie van serineproteïnasen. Deze eiwitten zijn weer van groot
belang bij de afbraak van bacteriën die opgenomen zijn door PMN’s.
- Neutropenie
o = afname in aantallen PMN’s in het perifere bloed.
o Patiënten leiden dan vaak aan zeer ernstige gingivitis, vaak met
necrose, ernstige gegeneraliseerde prepuberale parodontitis met
vroegtijdig verlies van melkelementen.
- Het syndroom van Chediak-Higashi
o = zeer zeldzame autosomaal recessieve aandoening, die gepaard gaat
met lokale ernstige prepuberale parodontitis. De oorzaak is gelegen in
het defect functioneren van de PMN’s.
- Leukemie
o = kanker.
o Defect in functioneren PMN’s.
- Juveniele diabetes
o = suikerziekte.
o Defect in functioneren PMN’s.
6.6 Behandeling
Extra aandacht aan parodontium schenken bij de diagnose van parodontitis.
- Voorlichting over etiologie
- Preventie
- Behandeling
- Dagelijkse plaqueverwijdering goed uitvoeren, mede door de ouders bij de
kinderen.
- Instrueren van de ouders dus.
- Gebitsreiniging door MH is naast goede zelfzorg ook belangrijk.