Probleem 1 – to be or not to be … normal
Leerdoelen:
1. Wat is het verschil tussen temperament en persoonlijkheid?
2. Wanneer is een persoonlijkheid normaal en wanneer is er sprake van een
persoonlijkheidsstoornis?
3. Wat is BPD?
4. Hoe beïnvloeden persoonlijkheid en gedragsproblemen elkaar?
(focus: probleemgedrag)
5. Hoe kan probleemgedrag gediagnosticeerd worden?
(benaderingen voor en nadelen)
Bronnen:
• De Pauw 2010
• Shiner 2003
• Verhulst
• Prins
• Wicks-nickelson
1
,Leerdoel 1: Wat is het verschil tussen temperament en
persoonlijkheid?
Definitie temperament
Eigenschappen die al vroeg in de ontwikkeling observeerbaar zijn én een sterke genetische
of neurobiologische basis hebben → deze zijn relatief consistent over situatie en tijd.
➔ Dit is genetisch, aangeboren
Definitie persoonlijkheid
Min of meer stabiel groep eigenschappen met voor individu kenmerkende manieren van
denken, voelen en gedragen.
➔ Dit is ontwikkeld in de loop van de tijd
Benaderingen
1. Thomas & Chess – gedragsstijlen benadering
o Temperament: Hoe van gedrag (stilistische aspect) is belangrijker dan de
inhoud (wat) of motivatie (waarom).
o Persoonlijkheid wordt gevormd door interactie tussen temperamentfactoren en
omgeving
▪ Goodness of fit: Ouderschap moet zich aanpassen aan het unieke
temperament van het kind voor gezonde psychologische ontwikkeling
o Er zijn 3 persoonlijkheidstypen, gevormd aan de hand van 9 gedrags-
categorieën (activiteit, regelmaat, aanpassingsvermogen, benadering-
terugtrekking, drempel van responsiviteit, intensiteit van reactie, kwaliteit van
stemming, afleidbaarheid, taakpersistentie/aandachtsboog). Die 9 categorieën zijn
gevorm met behulp van interviews
▪ Gemakkelijk kind: Positieve stemming, regelmatige biologische
functies, lage tot matige responsintensiteit, goede adaptatie, raakt niet
van streek in nieuwe situaties.
▪ Traag-op-gang-komende kind: Vaak negatieve stemming, laag
activiteitsniveau en responsintensiteit, neiging om terug te trekken in
nieuwe situaties.
▪ Moeilijk kind: Negatieve stemming, onregelmatige biologische
functies, hevige reacties, geringe adaptatie, neiging om terug te
trekken in nieuwe situaties.
Je moet deze 3 persoonlijkheidstypen zien als reactiepatronen. Als jij
bepaalde trekken hebt (van de 9) dan uit dat zich in een bepaalde
persoonlijkheid.
➔ Was veel kritiek op, uiteindelijk bleven er 4 van de 9 over.
2. Buss en Plomin – kritische benadering
o Temperament is de ontwikkelingsvoorloper van volwassen persoonlijkheid
o Er zijn 4 dimensies van temperament, later 3: emotionaliteit, activiteit,
sociabiliteit, impulsiviteit
o Er zijn 5 criteria om een trek als temperament te zien:
1. Erfelijk
2. Relatief stabiel tijdens kindertijd
3. Blijvend tot in de volwassenheid
4. Evolutionair aanpasbaar/adaptief
5. Aanwezig bij fylogenetische verwanten (ook bij familie)
Verschil met Thomas en Chess is dat bij de kritische benadering de eigenschappen
blijvend zijn en bij die van Thomas en Chess alleen in de kindertijd
2
, 3. Rothbart – psychobiologische benadering
o Psychobiologische processen bepalen het temperament. Het gaat om de
individuele verschillen in:
▪ Reactiviteit – emotionaliteit en activiteit → de snelheid van prikkelen
van neurale systemen, hoe snel reageer jij ergens op
▪ Zelfregulatie – automatische processen, aandachtsregulerend → het
onder controle houden van je gevoelens
o Na een factoranalyse en vragenlijsten zijn 3 dimensies opgesteld:
1. Negatieve invloed/affect → neiging om negatieve emoties te ervaren
= reactiviteitsproces
2. Surgency → sociale oriëntatie, aspecten van motorische activiteit
worden gecombineerd met ervaringen van positieve emotie
= reactiviteitsproces
3. Effortful control → controle van inhibitie en focus van aandacht
= regulatieproces
4. Goldsmith en Campos → minder belangrijk!!
o Er is variabiliteit in primaire emoties en dat bepaalt het temperament
o Variabiliteit in ervaren en uitdrukken van de 6 basisemoties: blijdschap,
droefheid, interesse, angst, verwarring en afkeer
Modellen samengenomen:
Als de eerste drie modellen samengenomen worden, blijkt dat er veel overlap te zien is,
vooral in de dimensies. Uiteindelijk blijven de 4 belangrijkste dimensies over:
1. Emotionaliteit
2. Extraversie
3. Activiteit
4. Persistentie
➔ De moet de schema’s met elkaar kunnen vergelijken. Zie de tabel hieronder!
3
, Het Vijf-Factoren Model (VFM) of Big Five
Hieronder vallen de Big Five: de 5 dimensies die persoonlijkheid bepalen. De scores op de 5
dimensies worden samen bekeken en dat bepaalt de persoonlijkheid van iemand.
De Big Five zijn:
1. Extraversie/positieve emotionaliteit: Mate waarin persoon actief betrokken is in
wereld of sociale ervaringen vermijdt. Je bent sociaal, assertief, dominant, energiek,
optimistisch of je wil juist alleen zijn
Bij kinderen: energie, expressiviteit, optimisme, verlegenheid
2. Vriendelijkheid/altruïsme: Kwaliteit sociale interactie, interpersoonlijke aard van de
persoon. Continuüm van warmte en medeleven, vriendelikjheid, empathie, tegenover
koud, egocentrisch en antagonistisch
Bij kinderen: egocentrisme, dominantie, irriteerbaarheid, gehoorzaamheid, altruïsme
3. Consciëntieusheid/geremdheid: Mate en kracht van impulscontrole, concentratie,
orderlijk zijn, ambititeus, betrouwbaar tegenover, wanorderlijk, nonchalant en
onbetrouwbaar. Mate van zelfdiscipline en beschouwing van zichzelf als
(in)competent.
Bij kinderen: concentratievermogen, doorzettingsvermogen, ordelijkheid,
prestatiemotivatie
4. Neuroticisme/negatieve emotionaliteit: (emotionele stabiliteit), individuele
verschillen in angst, ergernis, kwetsbaarheid en negatieve emotionaliteit
Bij kinderen: angst, zelfvertrouwen
5. Openheid voor ervaringen (intellect): diepte, complexiteit en kwaliteit van het
mentale en ervaringsleven van een persoon, creatief zijn en problemen en situaties
met een open geest benaderen, tegenover minder fantasierijk zijn, meer nuchter,
voorkeur voor bekende paden en oplossingen.
Bij kinderen: creativiteit, intellect, nieuwsgierigheid
► Elke dimensie is tweepolig (of het een of het ander, bijv. of extravert of introvert) en
volledig onafhankelijk van de andere vier dimensies (bijv. hoe iemand scoort op
vriendelijkheid zegt niks over hoe iemand scoort op extraversie).
► Het Vijf-Factoren Model kan ook bij kinderen gebruikt worden.
2 benaderingen:
1. Bottum-up:
o Verschillen tussen persoonlijkheid van kinderen en adolescenten in
kaart brengen
o Je schrijft alles op wat er aan de hand is
2. Top-down:
o Je begint met een vragenlijst (smaller) dus schrijft niet alles op
Tabel Caspi
Conclusie: temperament en persoonlijkheid komen grotendeels overeen. In de tabel zie je
facetten en hogere orde trekken.
➔ Bijvoorbeeld: een facet van neuroticisme is angst
Dit lijkt veel op het Vijf-Factoren Model!
4