AFP OP3 Bron: biologielessen.nl
Het zenuwstelsel
Centraal- en perifeer zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel (CZS): De hersenen en het ruggenmerg
Perifere zenuwstelsel (PZS): Delen vormen verbindingswegen tussen het CZS en de rest
van het lichaam; hersenzenuwen, ruggenmergzenuwen, grensstreng en zenuwen van
vegetatieve zenuwstelsel
Algemene functies zenuwstelsel:
Regulatie van activiteiten van weefsels en organen:
Organen en weefsels worden geremd of gestimuleerd in hun activiteiten wanneer veranderingen in of
buiten het lichaam daartoe aanleiding geven
Coördinatie van activiteiten van weefsels en organen:
Weefsels en organen moeten in hun werking nauwkeurig op elkaar afgestemd zijn zodat er een optimale
samenwerking tot stand komt
Regulatie en coördinatie van vegetatieve functies:
- Vijf functies: circulatie, spijsvertering, uitscheiding, ademhaling en begrenzing door de huid
- Gebeurt meestal buiten de wil om
Coördinatie van contacten met de buitenwereld:
Bewustwording van omstandigheden in de buitenwereld en er eventueel op reageren zijn noodzakelijk voor
zelfbehoud
Coördinatie van de psychische functies:
Bewustzijn, zelfbewustzijn. Leren en herinneren, stemmingen en emoties, denken, dromen en fantaseren,
driften en beheersing, talent, karakter en creativiteit
Algemene werking zenuwstelsel:
1. Sensorische input
Een verandering wordt waargenomen door middel van sensoren, een gespecialiseerde cel die gevoelig is
voor bepaalde veranderingen. Het opvangen van prikkels door sensoren heet sensorische input.
Afferente informatie (= opstijgende = sensorische)
2. Verwerking
De sensorische input wordt verwerkt: informatie wordt doorgegeven naar een bepaalde plaats in de
hersenen of het ruggenmerg en wordt ‘beoordeeld’. Het centrale zenuwstelsel bepaalt hoe het lichaam
reageert.
3. Motorische output
De hersenen of het ruggenmerg ontvangen remmende of stimulerende impulsen naar organen (effectoren)
die de reactie moeten uitvoeren.
Efferente informatie (= afdalende = motorische)
Anatomische indeling:
Centrale zenuwstelsel (CZS): De hersenen en het ruggenmerg. Hersenen vormen 98% van het totale zenuwstelsel.
Bestaan uit: grote hersenen, tussenhersenen, hersenstam en kleine hersenen
Perifere zenuwstelsel (PZS): Delen vormen verbindingswegen tussen het CZS
en de rest van het lichaam; hersenzenuwen, ruggenmergzenuwen,
grensstreng en zenuwen van vegetatieve zenuwstelsel
Het CZS wordt omgeven door 3 dicht op elkaar liggende vliezen
(buiten naar binnen):
Duramater: vnl. functie = bescherming van de hersenen
1
, Arachnoïdea mater: heeft talrijke ragdunne bindweefselverbindingen. Hiertussen circuleert hersenvocht
wat een dempende functie heeft
Pia mater: heeft uitgebreid bloedvatenstelsel en voorziet het zenuwstelsel van zuurstof en voedingsstoffen.
De venulen in dit vlies voeren CO2 en afvalstoffen af. Vnl. functie = bescherming van de hersenen
Vliezen in hersenen en ruggenmerg: meninges en ruggenmergvlies.
Fysiologische indeling:
Wordt onderscheiden in 3 aspecten: integratie, hiërarchie en richting van het signaal
- Integratie (2 soorten):
1. Vegetatieve integratie: activiteiten van de vijf vegetatieve stelsels
worden nauwkeurig op elkaar afgestemd; ook wel autonoom- en
onwillekeurig zenuwstelsel genoemd. Voorbeelden zijn
bloeddrukregulatie en regulatie van de ademfrequentie. Wordt geregeld
door het vegetatieve zenuwstelsel. Bestaat uit:
o Sympathische zenuwstelsel: actief wanneer de mens uiterlijk actief is. Stimuleert de
hartactiviteit en ademhaling en verhoogt de bloedsuikerspiegel en spanning in
skeletspieren.
o Parasympatische zenuwstelsel: actief als mens uiterlijk passief is. Stimuleert de
spijsvertering, vertraagt de hart- en ademhalingsactiviteit en remt de spieractiviteit.
2. Animale integratie: gaat om de integratie van de mens met zijn omgeving. Wordt geregeld door
het animale (willekeurige) zenuwstelsel, dat de wisselwerking reguleert tussen het individu en zijn
omgeving. Belangrijke facetten bij animale integratie zijn de communicatie en het gedrag.
Effectoren zijn de skeletspieren.
- Hiërarchie:
Het zenuwstelsel kan worden gezien als de grote regelcentrale van het lichaam. De grote hersenen
vormen het hoogste niveau. De ‘macht’ in de delen van het zenuwstelsel neemt af van de hersenen
naar het ruggenmerg.
- Richting van het signaal:
Vanuit het CZS gaan impulsen naar het lichaam. Wanneer de impuls van perifeer naar centraal verloopt
is het afferente informatie (naar CZS) , en wanneer deze andersom gaat is het efferente informatie
(spieren en klieren).
Opbouw zenuwweefsel
Zenuwweefsel bestaat uit:
Neuronen (zenuwcel): zorgen voor impulsgeleiding. Bevatten 2 of meer uitlopers (zenuwvezels), die
cytoplasma bevatten. Twee typen zenuwvezels: axonen en dendrieten. Axonen vervoeren impulsen van het
cellichaam af, dendrieten ontvangen impulsen van andere zenuwcellen en vervoeren die naar het eigen
cellichaam toe.
Soorten neuronen:
- Sensibele neuronen: afferent, geleiden impulsen van zenuwcellen
naar het CZS
- Schakelneuronen (interneuronen): dragen impulsen over van de ene
op de andere zenuwcel
- Motorische neuronen: vervoeren impulsen vanuit het CZS naar de
periferie: de spieren en de klieren
Neuroglia: speelt essentiële rol bij werking en instandhouding van
neuronen. Bestaat uit 5 typen gliacellen:
1. Astrocyten: voorzien de neuronen van voedingsstoffen, verwijderen
afvalstoffen en kunnen verplaatsen in het CZS en ruimen kapotte
cellen daarvan op d.m.v. fagocytose.
2. Oligodendrocyten: zorgen voor myeliniseren van axonen; er wordt
witte stof gevormd, myeline, die zorgt voor de specifieke bescherming van delen van het neuron.
2
, 3. Microgliocyten: fagocyterende cellen die het CZS beschermen door beschadigde cellen,
lichaamsvreemde stoffen en micro-organismen op te ruimen.
4. Ependymcellen: produceren hersenvocht en spelen een rol bij de circulatie van hersenvocht
5. Schwanncellen: hebben verzorgende en ondersteunende functie: zorgt voor elektrische isolatie en
spelen een rol bij de impulsgeleiding.
Witte stof (merg): axonen met myelineschede, bestaat uit zenuwbanen
Grijze stof: zenuwlichamen en dendrieten, in het PZS zijn het de gangalia
Exciterende en inhiberende neurotransmitters
Impulsen worden overgedragen aan een volgende cel via speciale overdrachtsplaatsen: de synaps.
Een synaps bestaat uit de presynaptische membraan van het axon, de synapsspleet tussen beide cellen en de
postsynaptische membraan van de cel die de impulsen ontvangt. In het cytoplasma bevinden synapsblaasjes met
daarin neurotransmitters.
Neurotransmitters worden in de synaptische spleet uitgestort en komen terecht in de receptoren van de
ontvangende cel en veroorzaken daar een veranderd membraanpotentiaal. Er zijn 2 soorten neuronen:
1. Exciterende neurotransmitters: veroorzaken een depolarisatie: de impuls gaat verder
2. Inhiberende neurotransmitters: remmende werking, zorgen dat er geen depolarisatie meer optreedt in de
ontvangende cel: de impulsgeleiding wordt gestopt
Postsynaptisch membraan heeft receptoren waar neurotransmitters aan binden. Hierna openen de
membraankanaaltjes en treedt natriuminflux op.
Motorisch eindplaatje: synaps van een motorisch axon, zit aan het uiteinde van een motorisch axon i.p.v. een
vertakking en heeft contact met een spiervezel.
Reflexboog
Reflex: onmiddelijke, automatische, motorische reactie van het lichaam op een sensorische prikkeling. Kan een
spiercontractie of een kliersecretie zijn.
Kunnen zo snel verlopen doordat de overschakeling van sensorisch naar motorisch ergens in het CZS
plaatsvindt, zonder dat de impulsen eerst naar de grote hersenen gaan.
Zijn onwillekeurig, buiten de wil om.
Reflexboog: weg die de impulsen van een reflex afleggen vanaf de receptor (=sensor) tot de effector.
Receptor sensibel neuron eventueel een of meerdere schakelneuronen in het CZS motorisch
neuron reactie door een effector
Spieren betrokken:
- AZS: dwarsgestreepte spieren
- VZS: gladde spieren, het hart of klieren
Reflex zonder schakelneuronen = monosynaptische reflex (korte reflextijd)
Reflex met meerdere actieve schakelneuronen = polysynaptische reflex (lange reflextijd)
Grote hersenen
De grote hersenen of cerebrum vormen het domein van gedachten,
gevoelens, bewuste functies en geheugen.
Hemisferen = hersenhelften gescheiden door fissura longitudinalis
Cortex = schors bestaat uit neuronen (grijze stof) en is sterk geplooid
3