Samenvatting Virologie & Immunologie
Campbell H26
- Virus: heeft klein nucleïnezuur genoom (ssDNA/RNA, dsDNA/RNA), verpakt in een eiwit
capsid en soms ook in virale envelop.
- Phagen repliceren door 2 mechanismen:
o Lytische cyclus: Virulent/temperate phage, vernietiging van gastheer DNA, productie
phagen, lysis van gastheercel.
o Lysogenische cyclus: temperate phage, genoom integratie in bacterieel chromosoom
(prophage) ook aanwezig in dochtercellen en kan geïnduceerd worden om het
chromosoom te verlaten en een lytische cyclus te starten.
- Provirus: Retrovirus dat omgezet RNA in DNA laat integreren in het genoom van de gastheer.
- Omdat virussen alleen kunnen repliceren in cellen, zijn ze ontstaan nadat de eerste cellen
ontstonden.
- Vaccinaties stimuleren het immuunsysteem om de gastheer te beschermen tegen specifieke
virussen.
- Epidemie: een wijdverspreide uitbraak van een ziekte over een bepaald gebied.
- Pandemie: een wereldwijde epidemie.
- Virussen komen plantcellen binnen door beschadigde wandcellen (horizontale transmissie)
of door overerving van ouder (verticale transmissie).
- Viroids: RNA-moleculen welke planten infecteren en de groei van planten verstoren.
- Prions: langzame, bijna onverwoestbare eiwitten welke hersenziekten in gewervelden
kunnen veroorzaken.
Brock H8.1-8.4 + 8.9-8.11
- Virion: nucleïnezuur dat codeert voor replicatie met een extracellulair omhulsel. Het virion
repliceert in een gastheercel (infectie).
- Capsid: eiwitlaag om het virion heen, bestaat uit capsomeren.
- Bacteriële virussen zijn ‘naked’, maar dierlijke virussen hebben nog een laag met eiwitten en
vetten: envelope.
- Nucleocapsid: de capsid met het nucleïnezuur samen.
- Wanneer een virion in de gastheercel is gekomen, kunnen er 2 events gebeuren:
o Virulent (lytic) infection: het virus repliceert en vernietigd de gastheercel en
repliceert verder in nieuwe cellen
o Lysogenic infection: de gastheercel wordt niet vernietigd, maar is genetisch
veranderd, omdat het virale genoom
onderdeel is geworden van het genoom van
de gastheercel
- Virussen bevatten ss- of ds- RNA of DNA, het
genoom kan lineair of circulair zijn en ss
nucleïnezuren kunnen de plus/minus strand zijn, de
gastheercel bevat dsDNA.
- Bacteriophages: bacteriële virussen.
- Self-assembly: het virion assembleert zelf vanuit
viral eiwitten capsomeren en vervolgens capsids.
- Symmetrische virale structuren:
o Staafvormig helicale symmetrie
o Bolvormig icosahedral symmetrie
minder capsomeren nodig.
- Neuraminidases: vernietigen glycoeiwitten en
glycolipiden van dierlijke bindweefselcellen.
,- RNA replicase: RNA-polymerase in RNA-virussen replicatie van het virale RNA-genoom en
produceren viraalspecifiek mRNA.
- Retrovirussen: ongewone RNA-virussen die repliceren via DNA intermediates nodig om
van RNA, DNA te maken en vervolgens mRNA.
- Permessieve host: een gastheercel die de complete replicatie cyclus van een virus support.
- Virus life cycle van permessieve gastheer, duurt 8-40 uur van dierlijke virussen:
o Attachment (adsorptie) van de virion aan de gastheercel
o Penetration (injectie) van het virale nucleïnezuur van het virion in de gastheercel
o Synthesis van viraalnucleïnezuur en eiwitten door de
gastheercel
o Assembly van capsiden en packaging van virale genomen in
nieuwe virions
o Release van nieuwe virions vanuit de cel, cellen barsten open
- One-step growth curve: geen toename van virions tijdens de
replicatiecyclus totdat de cellen openbarsten en nieuwe virions in het
medium komen.
- Latent period: Eclipse phase: infectie van gastheercel, virion heet
geen virion meer, want nucleïnezuur zit niet meer in capsid.
Maturation phase: nieuwe virale nucleïnezuur zijn ingepakt in capsids, daarna burst size:
cellysis, budding of excretie van virions. Hierbij worden soms de eiwitten van de cel gebruikt
voor de envelop van de virions.
- Titer: het kwantificeren van het aantal infectieuze virions welke aanwezig zijn in een bepaald
volume vloeistof.
- Plaque: een zone van gelyseerde cellen op een plat oppervlak.
- Virussen kweken: in dierlijke orgaancellen met medium welke serum en antimicrobiële
stoffen bevat. Eerst wordt er op een bottom agar (nutriëntenagar) de top agar gestort; deze
bevat molten top agar, bacteriële cellen en verdunde phage suspensie (virions). Deze wordt
geïncubeerd en hierop ontstaan plaques succesvolle virale infectie.
- Door het tellen van de plaques kan de titer bepaald worden plaque-forming units/ml.
- Het nummer van plaque vorming is altijd lager dan de eigenlijke hoeveelheid viruspartikels
efficiency <100%.
- Verschillende bacteriële virussen: Head-and-tail phages (dsDNA). Tail (T) is met collar
verbonden aan head. Aan het andere uiteinde zitten tailfibers die door de
peptidoglycaanlaag en het cytoplasmatisch membraan heen kunnen prikken.
- ss-genomen worden eerst omgezet in replicatieve vormen (dsDNA).
- Overlapping genes: kleine hoeveelheden DNA en RNA en coderen dus ook voor te weinig
genen, terwijl er meer eiwitten nodig zijn oplossing: overlappende reading frames, meer
polypeptiden worden geproduceerd van een bepaald gen.
- 2 verschillen tussen bacteriële en dierlijke virussen:
o Het gehele virion van dierlijke virussen komt de gastheercel binnen i.p.v. alleen
nucleïnezuur
o Eukaryotische cellen bevatten een nucleus waar dierlijke virussen repliceren
, - Reovirussen: genoom van dsRNA!
- Dierlijke virussen kunnen 4 processen catalyseren in gastheercel:
o Virulent infection lysis
o Latent infection virus repliceert niet en cellen blijven ongedeerd (kan leiden tot
lytic infection)
o Persistent infection virus replicatie en virus verlaat de cel langzaam via budding,
cel wordt niet gelyseerd
o Transformation dierlijke virussen veranderen de normale cel in een tumorcel
- Retrovirussen: RNA-genoom (DNA intermediate nodig, RT) kan kanker veroorzaken.
Bevatten Reverse transcriptase, Integrase, Protease. Het genoom is uniek: twee identieke
ssRNA (plus strand). Het genoom bestaat uit gag genen (structurele eiwitten), pol genen (RT
en integrase), env (envelope eiwitten) genen. Aan elk einde van het genoom komen
repeterende sequenties voor virale replicatie.
- Replicatie retrovirus: Wanneer retrovirus een cel infecteert, wordt de envelop verwijderd en
RT begint in de nucleocapsid ssDNA RT dsDNA enters host nucleus with protease
retroviraal DNA wordt in het genoom van gastheer geplaatst: provirus virale DNA blijft
voor altijd in gastheergenoom, kan door RNA polymerase getranscribeerd worden om
kopieën van retrovirale RNA en mRNA te maken nucleocapsiden worden geassembleerd
met 2 kopieën van retroviraal RNA budding volwassen virions verlaten de cel.
- Alle archaea virussen zijn dsDNA.
- Wanneer de hoeveelheid aanwezige gastheercellen groot is, passen bacteriophagen zich aan
aan een lytic lifestyle (lysis van gastheercel) en andersom.
- ssDNA en alle RNA virussen kunnen niet lysogenisch worden.
- Viral metagenome: de totale som van alle virusgenen in een bepaald milieu.
Brock H9.1-9.2
- Positieve (plus) strand virus: ss virus met nucleïnezuur strand die hetzelfde is als de mRNA
strand.
- Negatieve (minus) strand virus: ss virus met nucleïnezuur strand die het tegenovergestelde
is van de mRNA strand.
- Replicatieve vorm: intermediair dsDNA moet gemaakt worden complementaire DNA
strand aan ssDNA strand.