Bart Wallet: ‘Een familie van gemeenschappen: De dynamiek van joods
Nederland in de naoorlogse periode’ (pagina 135-154).
Het idee dat het joodse leven uit Nederland zou verdwijnen was erg sterk na de tweede
wereldoorlog: veel mensen die terugkeerden waren oud en zouden spoedig dood gaan en een ander
deel van de joden in Nederland wilde naar Palestna vertrekken. Wie niet naar Palestna kon
vertrekken, vertrokken naar de Verenigde Staten. En de joden die overbleven zouden geruisloos
assimileren in de Nederlands samenleving. Maar in de periode 1945-2010 is het aantal joden in
Nederland eigenlijk vrij stabiel geweest. Wel is ondertussen het karakter, de organisate en de
cohesie van de Nederlandse joden ingrijpend veranderd. In dit werk van Wallet betoogt hij dat een
zelfbewust uitgedragen Nederlands-Joodse eenheidsidentteit gaandeweg is vervangen door een
veelheid van internatonaal georiënteerde artculates van joodse identteit. Van een zelfbeeld als
tamelijk geïsoleerd ‘eiland’ in de brede joodse wereld veranderde joods Nederland in een ‘provincie’,
waar alle ontwikkelingen in de VS en Israël direct impact hebben op inrichtng en uitng van het
joodse (gemeenschaps)leven. ‘Lived religion’ is niet alleen subjectef, mensen creëren hun
religieuze wereld samen. Individuele religie is fundamenteel sociaal.
Veranderend zelfeeld:
De vooroorlogse Nederlands-joodse gemeenschap werd gekenmerkt door een uitgesproken positef
zelfbeeld. Nederlands-joodse identteit: elementen van beiden vormden een organische eenheid.
Nederlandse joden werden voor de oorlog gekenmerkt door burgerlijke waarden: beschaving,
moreel burgerschap, vaderlandsliefde en gematgde orthodoxie. Nederlandse Joden wilden koste
wat kost de extreme zijden van het jodendom vermijden: ultra-orthodoxie (rechts) of liberaal (links).
Binnen de synagoge gold het joodse religieuze recht en de rabbijn het voor het zeggen, maar in de
publieke en privé domein konden de Nederlandse joden een eigen invulling aan hun levens geven.
Alle verschillende vormen van Jodendom zaten samen in één eenheidsgemeente = Nederlands
Israëlitsch Kerkgenootschap. Door eensgezind te zijn kon de joodse gemeenschap in Nederland
aanspraak maken op wetelijke regelingen voor religieuze subgroepen. Kritek op het Nederlands-
joodse zelfbeeld door jonge radicale zionisten:
- Sterke identifcate met Nederland is een vorm van bewust of onbewust assimilate.
- Bekritseerden het zelfverkozen isolement door dit isolement zouden Nederlandse joden
zich niet langer een onderdeel van het gehele joodse volk voelen en onvoldoende solidair zijn
met het lot van joden elders.
Pas na 1945 werd deze kritek door een groot deel van de Joodse bevolking gedragen.
1. Dit komt door de Sjoa, waarbij Nederlandse joden het lot moesten delen van andere
Europese joden. Toen kwamen ze er achter dat de bijzonder gedeelde identteit (Nederlands-
joods) geen voordelen of bescherming hadden opgeleverd.
2. Zionisme als dominante ideologie: Joods leven in Nederland dient geheel in teken te staan
van de Staat Israël. Een nadruk op de eigen diaspora-identteit doorbrak de eenheid van het
joodse volk.
3. Kritek op de invloed van protestantsme in het Nederlands-Israëlitsch kerkgenootschap. In
de naam bijvoorbeeld het woord ‘kerk’ in plaats van ‘synagoge’. Maar ook de sfeer in de
synagoge was erg stjf, calvinistsch en burgerlijk.
Om de eigen identteit:
Na de oorlog niet alleen groei van zionisme, maar ook van de Agoedas Jisroeil = orthodoxe beweging
die zich tegen de opkomst van het zionisme keerde. In deze beweging werd gewerkt aan een
infrastructuur om joods Nederland weer zo orthodox mogelijk op te bouwen (via jeugdbeweging,
tjdschrift, opvanghuis, etc.). Deze beweging was in de joodse besturen duidelijk een minderheid,
maar toch wisten sommige leidende ifguren van de Agoedoh prominente posites in Joods Nederland
in te nemen. Bondgenoten van deze beweging: het rabbinaat. De rabbijnen die de oorlog overleefd
,hadden, waren gematgd zionist, maar zagen dus ook zeker het belang van de vooroorlogse
Nederlands-joodse tradite in.
Bewuste internatonalisering:
Internatonalisering uite zich zowel in betrokkenheid van buitenaf op de Nederlandse joden, als in
een bewuste internatonale oriëntate van binnenuit. Direct na WOII was de joodse gemeenschap
aangewezen op hulp van buitenaf (werden door Nederland niet echt geholpen). Joden in Nederland
werden geholpen door zionistsche groepen joden uit Amerika en Engeland. Voor de oorlog was
Europa het centrum van Jodendom, na de oorlog vooral Amerika en Israël. Internatonalisering van
jodendom:
- Zichtbaar in demograife: veel joden vertrokken naar Verenigde Staten en Israël of andere
landen. Maar ook migrate van Duitse en Nederlands-Indische joden naar Nederland.
- Jeugdbewegingen internatonaal georiënteerd: in Nederland jeugdbewegingen die onderdeel
uitmaakten van internatonale bewegingen en vaak ene hoofdkwarter hadden in Palestna.
- Religieuze beleving, identifcate en gemeenschapsvorming alternateven voor
geloofsbeweging zoeken:
o Liberaal Joodse Gemeente = modern en aantrekkelijk voor jongeren. Onder leiding
van Jaap Soetendorp.
o Vernieuwingsbewegingen geïnspireerd door het buitenland met een orthodox
karakter (school volgen in buitenland, bijvoorbeeld Oost-Europa).
o Chabad-beweging = combinate van orthodoxe standpunten en gebruikmaking van
moderne media en campagnes.
Steeds minder leden Nederlands-Israëlitsch kerkgenootschap: niet vanwege secularisering, maar
vooral een individualisering van het jodendom. Ondanks dat deze joden niet aan een religieuze
insttute zijn verbonden, hechten ze nog wel veel waarde aan religieuze gebruiken.
Een familie van gemeenschappen:
Voor de oorlog; Na de oorlog:
Eenheidsgemeente Pluralisering / variëteit
Nederlands georiënteerd Internatonaal georiënteerd
‘familie van gemeenschappen’: Nederland kent, als de bredere joodse wereld, tal van joodse
gemeenschappen, sommige religieus gedeifnieerd, andere natonaal, weer andere cultureel. Voor
een deel overlappen zulke gemeenschappen, maar door het hanteren van andere deifnites en
artculates is er ook sprake van afstand / uitsluitng. Familiekarakteristek zit met namen in twee
elementen:
- Taalgemeenschap: de gemeenschappen gebruiken dezelfde taal, maar ook dezelfde riten /
rituelen en kalender.
- De herinnering aan WOII en de Sjoa werkt samenbindend: gedeelde collecteve herinnering
die anders is dan die van de rest van de bevolking. Joden hebben ook eigen
herdenkingsplekken: joodse monumenten.
, Hugh McLeod: ‘Why were the 1960s so Religiously Explosive?’ (pagina 110-
130).
Lange jaren ’60 = 1958 tot en met 1974. Jaren ’60 tjd van het doorbreken van taboes (drugs,
taalgebruik, seks). Tot 1960 collecteve emancipate onder het mom van ‘vrijheid, gelijkheid en
broederschap’: emancipate van minderheden op het gebied van politeke rechten en economische
posite. Na 1960 vooral emancipate op het gebied van gender en seksualiteit, maar ook vooral
emancipate van het individu.
Drie belangrijke sociale veranderingen die er voor zorgden dat de jaren ’60 religieus explosief waren:
1. Afuence = rijkdom
2. The decline of collectve identtes = afnemen van het belang van collecteve identteiten
3. Changes in women’s lives = veranderingen in het leven van de vrouw
Affluence:
Grote vooruitgang op het gebied van levensstandaard in de westerse wereld: hogere lonen, nieuwe
jongerenculturen, meer studenten, levensstjl veranderingen (auto’s / vakantes). Voorbeeld van
gevolgen voor religie en kerk: Mechanisate op plateland zorgt ervoor dat veel boeren naar de stad
trekken. Dit heeft gevolgen voor religie, omdat juist boeren erg gelovig zijn. Klasse en gender
belangrijk: vrouwen vaak loyaler aan kerk dan mannen en lagere klassen (boeren en arbeiders) ook
vaak loyaler aan kerk dan de midden en hogere klassen. Maar ook leeftijd belangrijk: jongeren
verlieten vaak eerder de kerk dan ouderen.
Vooral jongereculturen waren een bedreiging voor kerken. Veel tjd die jongeren in eerste
instante in de kerk besteden, werd vervangen door tjd te besteden aan naar concerten gaan of met
de motor er op uit trekken. Maar ook een bedreiging omdat de normen en waarden uit de
jeugdculturen haaks stonden op die van de kerk. Steeds minder jongeren dus betrokken bij kerk.
Maar studenten waren aanvankelijk wel religieus actef. Zij waren qua inkomen afankelijk van
ouders of staat en hadden dus niet het geld en de vrije tjd om te besteden aan typische dingen van
de jeugdcultuur. Maar vanaf midden jaren ’60 steeds minder focus op kerk en religie en meer op
sport, drinken, seks en drugs.
Maar ook in families had welvaart en rijkdom een groot efect. Aanvankelijk was sociale
controle in de wijk waar mensen woonden erg belangrijk voor het naar de kerk gaan. Mensen lieten
bijvoorbeeld een kind dopen gewoon ‘omdat het zo hoorde’. Maar in de jaren ’60 werden buren en
andere familienetwerken minder belangrijk en kwam het gezin centraal te staan. Mensen waren toen
druk bezig met het decoreren van hun huis en dure consumpte producten kopen, zoals een tv. Een
voorbeeld van hoe dit invloed heeft op de kerkgang: Een vrouw die heel haar jeugd naar de kerk ging
maar toen ze was getrouwd was ze veel bezig met het huis zo mooi mogelijk maken. Om dit te
kunnen betalen werkte haar man ook op zaterdag en zondag en gingen zij dus niet naar de kerk.
Mensen probeerden de sociale controle te ontvluchten. Ze gingen bijvoorbeeld op een luxe
vakante. Het vluchten van de sociale controle is terug te zien in het aantal mensen dat voor het
huwelijk kinderen kreeg. Zij werden vaak wel nog gedwongen om dan meteen te trouwen daarna,
maar de sociale controle was dus niet meer zo sterk als voor de jaren ’60. Ook gingen steeds minder
kinderen uit gezinnen naar zondagschool. Vaak omdat ze zich niet meer betrokken voelden bij de
kerk en de ouders het dus niet meer uitmaakte of de kinderen wel of niet gingen, maar ook omdat
gezinnen vaak andere dingen hadden gepland op de zondag: sporten op zondag werd echt een ding
in de jaren ’60.
The Decline of Collectve Identtes:
De collecteve identteiten, geworteld in confessionele en ideologische sub-culturen, zwakten af.
Heeft te maken met vervagende grenzen, toegenomen sociale mobiliteit en de neiging naar