FISCALE ECONOMIE SAMENVATTING
LECTURE 1 (H1 + 2) – I NKOMSTENBELASTING, BOXEN
EN HEFFINGSKORTING
Kostprijsverhogende Belasting op inkomen, winst
belastingen en vermogen
Omzetbelasting (BTW) Loon- en inkomstenbelasting en
premies vv
Accijnzen (alcohol, brandstof, Vennootschapsbelasting
tabak)
Belasting van rechtsverkeer Dividendbelasting
Belasting op milieugrondslag Overig direct
Motorrijtuigenbelasting - Schenk- en erfbelastingen
Overig - Kansspelbelastingen etc.
Directe belasting is belasting die je zelf afdraagt (inkomstenbelasting,
loonbelasting, VPB etc…)
Indirecte belasting is belasting die iemand anders betaalt, en verwerkt zijn in
de prijs van producten of diensten (BTW, accijns, motorrijtuigenbelasting etc…)
WET IB 2001
Draagkrachtbeginsel: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten
Adam Smith: “the ability to pay”
Indicatoren draagkracht = Inkomen, vermogen, consumptive, winst
Box 1: inkomen uit werk en woning 36.93% tot €73.031, daarboven
49.5% (vlaktaks)
Winst uit onderneming (VoF of eenmanszaak)
Periodieke uitkeringen en verstrekkingen
Loon
Eigen woning (dit is in box 1 gezet omdat je hypotheekrente aftrekbaar is)
Overige werkzaamheden (iemand met een fulltime baan die in het
weekend schildert bij mensen thuis)
Van de 36.93% in box 1, is 27.65% premie volksverzekering, de overige
+/- 9% is belasting
Box 2: Inkomen uit aanmerkelijk belang
Speciale heffing voor grootaandeelhouders (bijvoorbeeld BV of NV)
, Tarief 26.9% op uitgekeerd dividend
Box 3: Inkomen uit sparen en beleggen
Forfaitair = ook als iemand niet belegt, en alleen spaart, wordt er toch uit
gegaan van een geschat rendement. Dit rendement wordt vervolgens
belast.
Zie HC3 voor tarieven etc.
Tarief 32% van bijvoorbeeld beleggingsrendement:
o Bij vermogen van 50.000, en rendement van 0.6% (300), is
belasting 32% van 300 = 96
o Als het daadwerkelijke rendement 0.3% is, wordt er toch 96 belast
over 150. Dit is dus 64% IPV de aangegeven 32%
Analytische inkomstenbelasting: boxen zijn onafhankelijk van elkaar (vanaf
2001)
Als je BV in box 2 verlies leidt, kan je dit niet verrekenen met het inkomen
in box 1, om zo minder belasting te betalen in box 1
Synthetische inkomstenbelasting: boxen stapelen zich op (tot 2001):
Alle inkomsten worden bij elkaar opgeteld, en vervolgens in zijn geheel
belast over de boxen
WET II LOONBELASTING
Inhouden aan de bron: De werkgever is verplicht om de belasting over het
loon ‘aan de bron’ in te houden.
Dus als je €3.000,- verdient, houdt de werkgever daar €1.000,- van in, en
betaalt dit aan de belastingdienst.
Als het te betalen belastingbedrag volgend Wet IB hoger of lager uit valt,
wordt dit verschil verrekend bij de belastingaangifte. Je betaalt dus NIET
dubbel
WET IB 2001
Subjectieve draagkracht: persoonsgebonden aftrek, zoals alimentatie,
scholingsuitgaven of weekend-uitgaven voor gehandicapte kinderen
Rangorderegeling 2.14 IB: Het eerste artikel waar een soort inkomen in wordt
genoemd, wordt het belast. Dus als het in Box 1 worst belast, niet meer in box 2
etc.
Hierbij ontstaat risico op boxshopping: het verplaatsen van box 3 naar
box 1 of 2, bijvoorbeeld spaargeld verplaatsen naar de onderneming. Als
tegenmaatregel hierop, wordt er dubbel belasting geheven als er binnen 3
maanden na de peildatum van box 3, weer geld terug wordt gestort naar
box 3.
5A AWR / WET IB 2001: FISCAAL PARTNERS
Fiscaal Partners zijn in ieder geval (5a AWR):
Gehuwden/Geregistreerd partner
OF ongehuwd meerderjarig met notarieel samenlevingscontract en
ingeschreven op zelfde woonadres
,Cf. Art 1.2 wet IB 2001 zijn meerderjarige ongehuwd samenwonenden (zonder
notarieel samenlevingscontract) ook verplicht partner als zij één van volgende
hebben:
Een gezamenlijk kind hebben
Een gezamenlijke pensioenregeling hebben
Gezamenlijk woning als hoofdverblijf en eigendom
Minderjarig kind van één van beiden woont in
In voorafgaande jaar al partner
Zodra 2 mensen op enig moment in een kalenderjaar als fiscaal partner
worden aangemerkt, geldt dit partnerschap ook voor alle andere periodes in
datzelfde kalenderjaar waarin zij op hetzelfde woonadres staan ingeschreven,
maar niet meer aan de andere voorwaarden voldoen.
Volgens lid 2 moet ook de periode meegenomen worden dat de partners al op
hetzelfde woonadres ingeschreven staan
Draagkracht bij partners:
Hoofdregel: heffing bij de afzonderlijke partners individueel
o Dus als de ene partner €80.000 verdient, en de ander €0, wordt er
toch 49.5% geheven over het salaris van €80.000
Uitzondering: Heffing bij partner volgens keuze (verdelingsrecht, 2.17
Wet IB 2001) de partners mogen zelf kiezen in welke verhouding
belasting wordt geheven op elk inkomensbestanddeel. Bijvoorbeeld dat het
rendement op de woning voor 60% toebehoort aan een persoon, en 40%
aan de andere.
Inkomensbestanddelen waarvan de verdeling zelf mag worden bepaald volgens
verdelingsrecht:
Eigen woning (box 1)
Aanmerkelijk belangaandelen (box 2)
Privévermogen (box 3)
Het is gunstiger om aftrekposten van bijv. eigen woning onder te brengen bij
de grootverdiener, aangezien deze dit kan aftrekken tegen een hoger tarief
HEFFINGSKORTINGEN
Hoofdstuk 8 IB Heffingskortingen: het totaal van de te betalen belasting uit
elke box apart bij elkaar opgeteld -/- de heffingskorting = de te betalen belasting.
Soorten heffingskorting:
Algemene heffingskorting : het idee was om een bestaansminimum te
creëren.
o Hoe hoger het inkomen, hoe minder de algemene heffingskorting
(maximaal €3.070,-)
o 8.9 Wet IB Wanneer je geen inkomen hebt, maar je fiscaal partner
wel, wordt jouw heffingskorting bij je partner van de te betalen
belasting af gehaald
Arbeidskorting: extra heffingskorting voor mensen die geld verdienen
met arbeid
o Maar: hoe hoger het inkomen, hoe minder korting dus een
salarisverhoging kan nadelig uitpakken
, o Dit is maximaal €5.052, en daalt dus met hoger inkomen
Werkbonus
Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Jonggehandicaptenkorting
Ouderenkorting
Alleenstaande ouderenkorting
Korting voor groene beleggingen
LECTURE 2 (H2 + 3.1) – E IGEN WONING EN BOX 3
Voor 2001 was er het reële stelsel: je betaalde belasting over het daadwerkelijk
ontvangen rendement, dividend etc.
Maar financiële instellingen ontwierpen instrumenten waardoor dividend
bij de aandelenwaarde werd gevoegd
Deze waardestijging was onbelast
Toen is er in 2001 het forfaitaire stelsel ingevoerd
EIGEN WONING
Art. 3.110 Wet IB 2001: belastbare inkomsten uit eigen woning zijn de voordelen
uit eigen woning verminderd met de op die voordelen drukkende aftrekbare
kosten
Dit is dus het saldo, en dit is ook het verdeelbare voordeel over partners
Definitie Eigen Woning Art. 3.111 Wet IB 2001
Eigen woning is een gebouw, of een duurzaam aan een plaats gebonden schip of
woonwagen, welke niet-tijdelijk het hoofdverblijf is van de belastingplichtige, of
de personen die behoren tot zijn huishouden. Deze staat ter beschikking op
grond van:
Eigendom
Recht van (vrucht)gebruik of recht van bewoning
Er kan slechts één hoofdverblijf zijn
Eigenwoningforfait (Art. 3.112 Wet IB 2001): is een berekening van de
inkomsten uit eigen woning (door bijvoorbeeld waardestijging). Dit is meestal
0.35% van de WOZ-waarde.
Alle kosten aan eigen woning, bijvoorbeeld onderhoud, is al meegenomen
in het berekenen van het forfait, en dus niet meer aftrekbaar
Aftrekbare kosten eigen woning (Art. 3.120 Wet IB 2001):
Rentekosten die behoren tot de eigenwoningschuld (hypotheek of lening
waarmee je de woning koopt of verbouwt)
Kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwonigschuld:
o Geld geleend voor de verwerving, of;
o De verbetering van de eigen woning