Burgerlijk
procesrecht
M.L.R
,Inhoud
Werkgroep 1: Procesinleiding, Competentie en Procesvertegenwoordiging ..................................... 2
Overzicht van Absolute Competentie, Relatieve Competentie en Verplichte
Procesvertegenwoordiging .................................................................................................................. 2
Overzicht van Verzoekschriftprocedures en Betekening van Exploten .............................................. 4
Overzicht van de Procedure bij een Kort geding ................................................................................. 9
Overzicht van Bewijs en Bewijsrecht................................................................................................. 11
Overzicht van Bewijs in JCF1 Werkgroep 3 ....................................................................................... 14
Overzicht van Bewijsmiddelen: Deskundigen, Plaatsopneming en Voorlopig Getuigenverhoor ..... 15
Overzicht van Vonnissen, Beschikkingen en Rechtsmiddelen .......................................................... 17
Overzicht van Hoger Beroep en Cassatie .......................................................................................... 18
Overzicht van Kosten van een Civiele Procedure .............................................................................. 19
Overzicht van Gesubsidieerde Rechtsbijstand .................................................................................. 20
Overzicht van Executierecht .............................................................................................................. 22
Overzicht van Executoriale Titels ...................................................................................................... 23
Hoofdlijnen hoofdstuk 2 Executierecht - Reële executie .................................................................. 24
Pauliana: ............................................................................................................................................ 26
Hoofdlijnen hoofdstuk 3 Executierecht............................................................................................. 27
Hoofdlijnen hoofdstuk 5 Executierecht............................................................................................. 29
Pagina 1 van 35
,Werkgroep 1: Procesinleiding, Competentie en Procesvertegenwoordiging
1. Procesinleiding
Het inleidende processtuk kan een dagvaarding of een verzoekschrift zijn, afhankelijk van de
procedure die wordt gevolgd.
• Dagvaardingsprocedure: Dit wordt behandeld in het Eerste boek, Tweede titel van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
• Verzoekschriftprocedure: Dit wordt behandeld in het Eerste boek, Derde titel van het Rv.
2. Absolute en relatieve competentie bij dagvaardingsprocedure en verzoekschriftprocedure
Artikel 78 Rv geeft aan dat deze titel (Eerste boek, Derde titel) van toepassing is op zaken die niet
onder artikel 261 vallen en waarvoor geen andere specifieke wettelijke regeling geldt. De zaken die
onder de titel vallen, worden elders in het wetboek aangeduid als zaken die bij dagvaarding moeten
worden ingeleid.
Artikel 261 Rv bepaalt dat deze titel van toepassing is op zaken die met een verzoekschrift moeten
worden ingeleid, evenals op zaken waarin de rechter ambtshalve een beschikking geeft.
3. Hoofdregel voor procesinleiding
De hoofdregel volgens artikel 78 lid 1 Rv in combinatie met artikel 261 lid 2 Rv is dat de dagvaarding
de gebruikelijke wijze is, tenzij de (materiële) wet een verzoekschrift voorschrijft.
Voorbeeld van een verzoekschrift in een materiële wet is te vinden in onder andere artikel 7:671b en
7:671c BW (ontbinding van een arbeidsovereenkomst) en artikel 1:27 BW, 1:69 BW, 1:150 BW,
1:205 BW, 1:227 BW, 1:267 BW, 1:377a BW, 1:379 BW (personen- en familierecht).
4. Absolute en relatieve competentie bij de dagvaardingsprocedure
Binnen de rechtbank zijn er twee categorieën zaken: "kantonzaken" en "civiele zaken". Het bepalen
van de competentie of bevoegdheid van de kantonrechter is belangrijk in de dagvaardingsprocedure.
5. Absolute competentie
Artikel 42 Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) bepaalt dat de rechtbanken in eerste aanleg
kennisnemen van alle burgerlijke zaken. Artikel 60 lid 1 Wet RO bepaalt dat de gerechtshoven in
hoger beroep oordelen over zaken die daarvoor vatbaar zijn.
6. Materiële wetten en verzoekschriften
Sommige materiële wetten bepalen specifiek dat een verzoekschrift moet worden gebruikt. In deze
wetten worden formuleringen zoals "op verzoek van", "bij een verzoekschrift", "verzoek tot", "met het
verzoek" en "kan worden verzocht" gebruikt. Voorbeelden van dergelijke wetten zijn te vinden in
artikel 7:671b en 7:671c BW (ontbinding van een arbeidsovereenkomst) en artikel 1:27 BW, 1:69 BW,
1:150 BW, 1:205 BW, 1:227 BW, 1:267 BW, 1:377a BW, 1:379 BW (personen- en familierecht).
7. Verplichte procesvertegenwoordiging
In sommige gevallen is het verplicht om vertegenwoordigd te worden door een
procesvertegenwoordiger, zoals een advocaat. De regels met betrekking tot verplichte
procesvertegenwoordiging kunnen per situatie verschillen.
Overzicht van Absolute Competentie, Relatieve Competentie en Verplichte
Procesvertegenwoordiging
8. Absolute competentie
Pagina 2 van 35
, • Art. 42 Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO): Rechtbanken hebben in eerste aanleg
kennis van alle burgerlijke zaken.
• Art. 60 lid 1 Wet RO: Gerechtshoven behandelen in hoger beroep vatbare vonnissen,
beschikkingen en uitspraken in burgerlijke zaken van de rechtbanken in hun ressort.
• Art. 78 lid 1 Wet RO: De Hoge Raad behandelt beroep in cassatie tegen handelingen, arresten,
vonnissen en beschikkingen van de gerechtshoven.
• Uitzonderingen op deze regels zijn niet relevant voor het tentamen.
9. Bevoegdheid van de kantonrechter bij dagvaardingsprocedures
• De kantonrechter behandelt de zaak in bepaalde situaties als de rechtbank bevoegd is.
• De kantonrechter maakt deel uit van de rechtbank, zoals vermeld in artikel 47 Wet RO.
• Situaties waarin de kantonrechter bevoegd is bij dagvaardingsprocedures zijn te vinden in
artikel 93 Rv:
• Sub a: vordering tot maximaal € 25.000,-.
• Sub b: vordering van onbepaalde waarde.
• Sub c: arbeidsovereenkomsten, huurovereenkomsten en
consumentenkoopovereenkomsten, ongeacht de waarde van de vordering.
• Sub d: als dit in de wet is bepaald.
10. Bevoegdheid van de kantonrechter bij verzoekschriftprocedures
• Artikel 93 Rv is niet van toepassing bij verzoekschriftprocedures.
• In Titel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is geen vergelijkbaar artikel.
• De kantonrechter is bevoegd als dit wordt bepaald in het betreffende (materiële) wetsartikel.
• Bijvoorbeeld in artikel 7:671b en 7:671c BW voor ontbinding van
arbeidsovereenkomsten.
• Bijvoorbeeld in artikel 4:164 lid 1 sub e BW voor beëindiging van bewindvoering op
verzoek van de kantonrechter.
11. Relatieve competentie bij vorderingsprocedures
• Relatieve competentie verwijst naar de vraag welke van de 11 rechtbanken bevoegd is.
• Hoofdregel volgens artikel 99 lid 1 Rv: "de rechter van de woonplaats van de gedaagde".
• Zie ook artikel 100 t/m 109 Rv voor bepalingen van "mede bevoegd" of "uitsluitend bevoegd".
• Het Besluit zittingsplaatsen gerechten (Bzg, Kluwer VI.3) wordt gebruikt om de zittingslocatie
te bepalen.
• Bijvoorbeeld, als de woonplaats van de gedaagde Leeuwarden is, is de rechtbank
Noord-Nederland relatief bevoegd, met zittingslocatie in Leeuwarden (art. 1 sub g
Bzg).
12. Relatieve competentie bij verzoekprocedures
Pagina 3 van 35