Hoorcolleges Palet van de psychologie
Hoorcollege 1
Freud: geen enkele psychologische stroming is zo duidelijk verbonden aan 1 persoon
Mensbeeld niet zo positief: gedrag is voor een groot deel onbewust gemotiveerd; gestuurd door angsten,
frustraties, driften etc.
Psychoanalyse:
Veel aandacht voor onbewuste processen: mensen zijn lang niet zo rationeel en bewust in gedrag als
ze veronderstellen.
De ontwikkeling van het ego en superego gereguleerd door internontwikkelingsschema.
Nodig voor het temmen van ID verdringing, dromen, neuroses
Psychoseksuele stadia volgens Freud:
1. Orale fase: mond vormt belangrijkste bron van bevrediging. Bevrediging is vooral passief.
Orale fiaties:
- Orale persoonlijkheid: afhankelijk, beïnvloedbaar, goedgelovig, gelukkig, activiteiten zijn belangrijk
(praten, nagelbijten, roken)
- Oraal agressieve persoonlijkheid: veel verbaal geweld.
2. Anale fase: beheersing van de sluitspier speelt een belangrijke rol (autonomie en controle)
Conficten: kind mag niet poepen als het daar behoefte aan heeft, kind wil spelen met poep maar dat
mag niet.
Fiiaties:
- Anaal-retentieve persoonlijkheid: gepreoccupeerd met reinheid en schema’s opvolgen,
verzameldrang, hebzucht, spaarzaamheid en perfectionisme
- Anaal – eipulsieve persoonlijkheid: opstandig, alles weggeven, ongeorganiseerd, maakt er een
choas van.
Sadistische neigingen zijn uitingen van verdrongen negatieve gevoelens ten opzichte van de ouders in
de anale fase.
3. Fallistische/oedipale fase: kind ontdekt geslachtsdeel als bron van genot, kind identifceert zich met
ouder van het eigen geslacht. Ontstaan van het superego
Conficten:
- Oedipus- confict: jongens castratieangst
- Electra-complei: meisjes penisnijd
Fiiaties:
- Fallistische persoonlijkheid: jongens en meisjes
Hierna is de basale persoonlijkheid gevormd.
4. Latente fase: weinig interesse voor seks. ‘rustige tijden’.
5. Genitale fase: eerdere conficten kunnen naar boven komen.
Afweermechanismen (primitief)
Van kinds af aan gebruikt worden
Ontkenning: ontkennen van wat er daadwerkelijk gebeurd is (bijv. een trauma, het overlijden van
iemand etc.)
Splitsen: zwart/wit denken over jezelf en over anderen. Moeite om een genuanceerd beeld van iemand
(met slechte en goede eigenschappen) te hebben. (borderline persoonlijkheidsstoornis)
Projectie: eigen (onbewuste) gevoelens en behoeften ontkennen en juist toeschrijven aan een ander
(zeggen dat iemand een oogje op je heeft terwijl je zelf…)
Afweermechanismen (neurotisch)
Op den duur kunnen deze mechanismen psychische klachten/frustraties niet vermijden
Verdringing: angstwekkende gedachten, dromen, wensen wegstoppen. Hierdoor word je ziek en word
je behandeld d.m.v. catharsis (behandelmethode hysterie)
Verplaatsing: confict met vader/moeder op andere personen of op andere momenten loslaten.
Rationalisering: cognitieve dissonantie reductie: wegredeneren van onderliggende conficten of
angsten
Ongedaan maken: gebruiken van ‘rituelen’
Afweermechanismen (volwassen)
Gezonde geaccepteerde vormen van afweer
Sublimatie: behoeften/driften omzetten in maatschappelijk geaccepteerd gedrag. Veel agressie?
Kickboksen
Humor: te relativering.
Altruïsme: eigen belangen, driften en behoeften onderschikt maken (onderdrukken) en vooral bezig te
zijn met die van anderen.
Typische elementen psychoanalyse:
- Stimuleren cliënt om vrij zijn beleving te verkennen
- Duiden en interpreteren: verklaringen voor gevoelens, gedachten
- De symbolische betekenis gedrag, dachten etc. kunnen verkennen.
1
,The thematic Apperception Test
Overdracht = gevoelens, wensen en ervaringen projecteren op een ander persoon (bijv. hulpverlener) om
‘foute’ en ongezonde relaties van vroeger te herstellen. Hoeft geen probleem te zijn, want het kan onderdeel
worden van de analyse.
‘’wat maakt het dat ik klink als je moeder? En waarom heb je daar zo’n hekel aan?’’
Tegendracht = gevoelens, wensen en ervaringen die de hulpverlener krijgt bij de cliënt. Dit kan een goede
hulpverlening in de weg staan.
Enkele kritiekpunten op de psychoanalyse:
De theorie is erg algemeen en vaag geformuleerd.
- De vraag is niet OF Freud gelijk had, hij had niet eens ongelijk
Gesloten karakter van de theorie:
- De psychoanalyst staat ‘boven’ de cliënt. In deze rol kan hij altijd gelijk creeëren
Theorie is niet of nauwlijks gebaseerd op onderzoek:
De psychodynamische stroming: de erfenis van enkele zinvolle ideeën.
1. Hechtingstheorie van Bowlby een gezonde ontwikkeling van een persoon vindt zijn basis in de eerste
jaren
2. Eriksons levensloop stadia het leven kent verschillende stadia waarin iemand steeds verschillende
‘crises’ moet oplossen
3. De erkenning van onbewuste processen veel mentale processen gaan zonder bewuste verwerking.
Hechtingstheorie van Bowlby:
Belang van hechting in vroege jeugd
Seperation aniiety
Adoptie: risico om onveilig gehecht te worden kind later geen of juist veel contacten
Efect op latere leeftijd:
- Veilig: feiibeler, vasthoudender, kan hulp inroepen
- Onveilig: taken sneller opgeven, geen hulp vragen
Maar ook: meer risico op anti-sociaal gedrag, problemen in de moraliteit (ID) en moeite met de eigen
identiteit in het aangaan van relaties.
Hechtingsstijlen:
- Pre-occupied (20%): zoekt intieme relaties, maar is wegcijferig, angst voor verlating. Onzekerheid
over eigen sociale capaciteiten ‘’de onderdanige’’
- Fearful- avoidant (10%): sociaal vermijdend gedrag: weinig vertrouwen, onzekerheid m.b.t. sociale
contacten, gereserveerd.
- Secure (50%): intieme relaties probleemloos aangaan. Op gemak in sociale contacten ‘’de aardige
knufelbeer’’
- Dissmissing (15%): sociaal vermijdend gedrag. Vind zichzelf goed, maar vooral beter dan anderen.
‘’de koele…’’
Erkenning van onbewuste processen
‘’The successful decision-making relies on a balance between deliberate and instinctive thinking’’
Er is lang gedacht dat gedrag, beslissingen etc vooral rationeel en bewust tot stand moesten komen. Recent
onderzoek zegt iets anders:
Veel compleie informatie voor het maken van moeilijke beslissingen, kan je soms beter onbewust verwerken.
slaap er een nachtje over.
Het onbewuste heeft een veel grotere en snellere verwerkingscapaciteit. Ook bij sociale informatiebewerking
maak je hier gebruik van.
De psychoanalyse samenvattend/mensbeeld;
Mensen hebben een onderbewuste, ons gedrag wordt hier mede door gestuurd.
De mens is eeuwig in confict met zijn onderbewuste driften, dromen etc en aangeleerde normen en
waarden
Al ons gedrag heeft betekenis. Dit komt altijd voort uit enerzijds de wens en anderzijds het verbod.
De eerste levensjaren zijn zeer bepalend voor de ontwikkeling van een persoon
Deels mechanistisch: gedrag wordt geanalyseerd, gereduceerd tot zijn essentie.
Vooral personalistisch: psychoanalyse draait vooral om zingeving en bewustwording van mentale
processen.
Hoofdstuk 2
Leren: een complei proces dat zich als een relatief stabiele verandering in iemand gedrag.
Klassieke leertheorie:
Voor conditionering:
NS Neutrale stimulus: leidt normaal niet tot een refei of respons
UCS UnConditioned Stimulus: stimulus die van nature leidt tot een refei of respons
2
, UCR UnConditioned Respons: de natuurlijke respons op een UCS
Na conditionering:
CS conditionele stimulus: de neutrale stimulus is niet langer neutraal
CR conditionele respons: de aangeleerde respons
Watson en zijn behavioristische eiperimenten little albert
Habituatie: stimuli niet meer opmerken omdat ze er de hele tijd zijn. (Bijvoorbeeld achtergrondgruis)
Sensitisatie: een blijvende overgevoeligheid voor bepaalde stimuli (bijvoorbeeld door trauma of fobie)
Stimulus discriminatie: je leert soortgelijke stimuli uit elkaar te houden
Stimulus generalisatie: aangeleerde respons volgt ook op soortgelijke stimuli.
Eitinctie: uitdoven van de CR (kwijlen) wanneer de CS (bel) herhaaldelijk niet meer gepaard gaat met de UCS
(het eten). Maar stel, Albert wordt op 4 jarige leeftijd weer gebeten door een witte rat: trauma is terug. (=
spontaan herstel, uitgedoofde CR kan na 1i herstellen).
Klassieke leertheorie:
- ‘nieuwe triggers’ voor aangeboren refeien.
- Nieuwe uitlokkers van basale emoties (angst)
- Stimulus - respons
Operante/industumentale conditionering:
- Gedrag dat beloond wordt treed vaker op.
- Stimulus – respons – consequenties
Operante leertheorie:
Mogelijkheid tot aanleren nieuw gedrag en bijsturen oud gedrag.
Primaire beloningen eten, drinken, seks, vermijden van pijn, vooral dieren
Secundaire beloningen sociale waardering, rapportcijfer, geld
Soorten beloningen en strafen:
Beloning: gewenste gedrag neemt toe.
Positief: je voegt stimulus toe, snoepje
Negatief: je haalt stimulus weg, geen huisarrest meer
Straf: ongewenst gedrag neemt af.
Positief: klap tegen hoofd
Negatief: geen dagelijkse complimenten meer
Enkele operante leerwetten:
1. De wet van efect: als iemand begrijpt dat bepaald gedrag een consequentie heeft, past hij gedrag aan
2. De wet van frequentie: bij consequent (en veel) belonen is het sneller uitgedoofd. Bij inconsequente
beloningsschema’s duurt het uitdoven langer (gokverslaving)
Eiposure technieken:
- Eiposure in vivo: blootstelling aan echte stimulus
- Eiposure in vitro
Registratieopdrachten
Sociale vaardigheidstrainingen
Beloningssystemen:
- Token economy
Kinderen die voor hun gevoel niet kunnen voldoen aan de norm kunnen een aangeboren hulpeloosheid
ontwikkelen doordat ze het verband niet leggen tussen inzet en succes. Ze verliezen vervolgens de intrensieke
motivatie om hun competentie te tonen. Ze gaan geloven dat eventuele succes alleen kan ontstaan door
eiterne factoren (eitrinsieke motivatie) en vertonen grote afhankelijkheid van anderen = operant.
Sociale leertheorie (Bandura)
Leren door af te kijken bij anderen.
Ook bij agressie etc. eiperiment bobo doll.
Eerdere kennis: invloed van wat je al weet op inhoud en snelheid van leren
Inzicht: leren met AHA moment > ineens zie je het. Dus geen lineair conditioneringsproces.
Mensen leren…
…. Door eigen ervaring (enactive learning)
…. Uit tweede hand (vicarious learning)
Video home training: er worden beelden gemaakt en later besproken.
Kanttekeningen behaviorisme
Gedrag alleen bepaald door factoren buiten individu
Ethische problemen bij strafen en negeren
Veel eiperimenten met dieren
Mensbeeld:
- Mens komt als onbeschreven blad (tabula rasa) ter wereld
3