Tentamen Recht – Universiteit Leiden
Belangrijke wetten worden benoemd in het hoorcollege (wetten printen voor tentamen via
wetten.overheid.nl)
HC1 + Hoofdstuk 1: Inleiding
Het belang van recht voor bestuurskundige houdt in dat de uitvoerende macht (overheid) ook gebonden
is aan het recht. Daarnaast is het recht ook van belang, omdat het recht een belangrijk instrument is om
te kijken hoe de overheid zijn doelen kan bereiken (rechtsstaat).
Het recht is het resultaat van belangenafwegingen op abstract niveau, alsook een normatief kader voor
toekomstige belangenafwegingen die in het maatschappelijk verkeer op een meer concreet niveau worden
verricht door overheidsorganisaties en particuliere instanties of personen.
Voorbeeld: afweging bij opstelling milieuvoorschrift door C v B&W tussen bescherming milieu en minimale
hinder omwonenden en minimale belemmering bedrijfsvoering van de vergunningshouder.
Nederland is een rechtstaat, wat enkele kenmerken heeft. Kenmerken van een rechtsstaat zijn o.a.:
1. Burgers hebben bepaalde grondrechten. In de Grondwet wordt er onderscheid gemaakt tussen
klassieke en sociale grondrechten:
a. Klassieke grondrechten: fundamentele rechten waar de overheid geen inbreuk mag
maken
b. Sociale grondrechten: verplichtingen voor de overheid om actief op te treden t.b.v. de
welvaart en welzijn van haar burgers.
2. De legitimiteitseis: de rechtstaat beschermt de burgers tegen de overheid; overheidsoptreden
dient een wettelijke grondslag te hebben
3. De trias politica: een scheiding van machten tussen de uitvoerende, wetgevende en rechtelijke
macht.
4. Iedereen heeft zich te houden aan de geldende wettelijke regelingen. De overheid moet zich in
een rechtsstaat ook houden aan wettelijke regelingen, dit is in een politiestaat niet het geval.
5. Burgers en particuliere organisaties kunnen zich wenden tot een onafhankelijke rechter.
6. Personen of organisaties die strafbare feiten hebben begaan, kunnen vervolgd worden door het
Openbare Ministerie, en bestraft worden door de rechter. Dit geldt ook voor overheidsinstanties,
alhoewel deze, bestuurders en ambtenaren gedeeltelijke strafrechtelijke immuniteit genieten.
7. Wettelijke regelingen voldoende rechtszekerheid moeten bieden.
1
,Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen positief- en natuurrecht:
• Positief recht (Rechtspositivisme): algemene normen die op een bepaald tijdstip binnen een
bepaald territoriaal gebied gelden en waarvan de naleving kan worden afgedwongen via de
rechter.
o Rechtsnormen zijn in wetten neergelegd, maar ook in andere rechtsbronnen: verdragen,
jurisprudentie en ongeschreven recht.
• Natuurrecht: rechtsnormen die ongebonden zijn aan een bepaalde tijdsperiode en een bepaald
territorium, en daarmee een universeel karakter hebben. {‘Doden is immoreel’}
Subsumptie: proces van rechtsvinding; het concrete geval wordt onder een algemene rechtsnorm
gebracht en deze rechtsnorm wordt vervolgens toegepast. Indien rechtsnormen in strijd met elkaar zijn,
worden de volgende voorrangsregels (voor strijdige wetgeving) gebruikt:
• ‘Lex superior derogat legi inferiori’: hoog gaat voor laag (ministerieel voor gemeentelijk)
• ‘Lex specialis derogat legi generali’: bijzonder gaat boven algemeen.
• ‘Lex posterior derogat legi priori’: nieuw gaat boven oud.
Voor de interpretatie van de normstelling uit een wettelijke regeling zijn de volgende methoden
beschikbaar, die vaak in combinatie worden gebruikt:
• Grammaticaal (taalkundig): de letterlijke betekenis van een term achterhalen door taalkundige
analyse;
• Wetshistorisch; streven om te achterhalen welke bedoeling de wetgever had op het moment van
het vaststellen van de wettelijke regeling door raadpleging van de parlementaire geschiedenis
(memorie van toelichting, verslag van behandeling in de 1ste en 2de Kamer)
• Rechtshistorisch: interpretatie van een wettelijke bepaling in het licht van de maatschappelijke
context waarin de bepaling destijds tot stand is gekomen;
• Systematisch: de wettelijke bepaling waarvan een term moet worden geïnterpreteerd wordt
geplaatst in een geheel van wettelijke bepaling over hetzelfde onderwerp of thematiek gaan;
• Teleologisch/doelgericht: het bereiken van een oplossing die maatschappelijk gezien
bevredigend is (eigen interpretatie van de rechter)
• Anticiperend: vooruitlopen op de inhoud van een toekomstige wet die op afzienbare termijn in
werking zal treden en de huidige zal vervangen.
Indien er geen wettelijke bepaling voorhanden is op het voorliggende geval van toepassing is, dient
men niet wetgeving te interpreteren, maar aan te vullen. Dit kan op twee manieren, die tot twee
verschillende uitkomsten leiden:
1. Analogie-redenering: toepassing wettelijke bepaling op een geval waarvoor die bepaling in
bedoelt lijkt te zijn, met als reden dat het geval gelijkenis vertoont met de gevallen waarvoor de
onderhavige bepaling wel is bedoeld.
2. A contrario-redenering: wettelijke bepaling wordt niet toegepast op een geval, omdat de
regeling niet bedoeld is voor dergelijke gevallen of omdat het voorliggende geval verschilt van de
gevallen waarvoor de wettelijke bepaling wel is bedoeld (het staat er niet…)
2
,Het recht verbindt aan bepaalde feiten (rechtsfeiten: een gebeurtenis of handeling die rechtsgevolgen
heeft) bepaalde juridische gevolgen (rechtsgevolgen: rechten en verplichtingen voor de betrokkenen).
Voor rechtsfeiten kan er een onderscheid gemaakt worden tussen blote rechtsfeiten (blote feiten met
rechtsgevolg) en handelingen met rechtsgevolg.
▪ Voorbeeld a: geboorte kind (blote rechtsfeit) heeft als rechtsgevolg het recht op kinderbijslag.
▪ Voorbeeld b: het verlenen van een bouwvergunning door C v B&W (handeling met rechtsgevolg)
heeft als gevolg dat de vergunninghouder diens plannen kan realiseren.
Handelingen met rechtsgevolg kunnen worden onderverdeeld tussen feitelijke handelingen met
rechtsgevolg en rechtshandelingen.
▪ Bij feitelijke handelingen met rechtsgevolg zijn de rechtsgevolgen niet beoogd (nagestreefd; dus
per ongeluk).
▪ Bij rechtshandelingen is er wel sprake van één of meer beoogde rechtsgevolgen, zoals het sluiten
van een arbeidsovereenkomsten.
Deze rechtshandelingen kunnen weer onder te verdelen:
▪ Publiekrechtelijke rechtshandelingen: rechtshandeling uitsluitend verricht door
overheidsinstanties die daartoe bevoegd zijn op grond van een wet in materiële zin
▪ Privaatrechtelijke rechtshandelingen: zowel door overheidsinstanties als burgers en bedrijven
Deze rechtshandelingen worden verricht door rechtssubjecten (betrekking op natuurlijke personen
alsook organisaties die rechtspersoonlijkheid bezitten), die hiermee rechtsgevolgen creëren voor zichzelf
en/of andere rechtssubjecten.
Rechtspersoon: juridische constructie waardoor een organisatie op dezelfde wijze als een natuurlijk
persoon kan deelnemen aan het rechtsverkeer, zodat zij bijvoorbeeld bezittingen en schulden kan hebben,
als overeenkomsten sluiten en rechtszaken beginnen.
▪ Publiekrechtelijk rechtspersoon: o.a.: de Nederlandse Staat, provincies en gemeenten
▪ Privaatrechtelijke rechtspersoon: bijv.: verenigingen
Recht kan op de volgende manieren worden ingedeeld:
▪ Nationaal recht: rechtsnormen (uit het hier te lande geldende recht) die binnen Nederland zijn
ontstaan.
▪ Internationaal recht: rechtsnormen die in internationale verdragen en algemene besluiten van
internationale organisaties zijn neergelegd. Hierbij gaat het om internationale regels die gelet op
hun inhoud burgers en overheden kunnen binden, op grond van artikel 93 Gw meteen
automatisch deel uit van het hier te lande geldende positieve recht.
3
, Alsook op de volgende wijze:
▪ Materiële recht: geeft weer in algemene zin welke rechten en plichten de deelnemers aan het
maatschappelijk verkeer ten opzichte van elkaar hebben.
o Voorbeeld: verboden om andermans eigendommen moedwillig te vernielen.
▪ Formele recht: de effectuering van het materiële recht, door procedurerecht en procesrecht:
o Procedurerecht: de te volgen normen die bepalen welke procedures gevolgd worden bij
rechtshandelingen.
o Procesrecht: de juridische procedures die burgers, particuliere instanties en/of
overheidsinstanties bij de rechter kunnen starten indien zij van mening zijn dat één of
meer materieelrechtelijke normen zijn overtreden.
Daarnaast kan er een onderscheid gemaakt worden tussen publiekrecht en privaatrecht:
▪ Publiekrecht: rechtsgebied (staatsrecht, bestuursrecht en strafrecht) dat betrekking heeft op de
organisatie en bevoegdheden van de overheid en op de relatie tussen overheid en burgers voor
zover de overheid een exclusieve overheidstaak uitvoert. Voorbeeld: vergunningen.
▪ Privaatrecht: rechtsgebied dat de relatie tussen burgers onderling betreft en de relatie tussen
overheid en burgers voor zover de overheid geen exclusieve overheidstaak uitvoert.
Rechtsgebieden: rechtspersonenrecht, het vermogensrecht en het verbintenissenrecht.
Voorbeeld: wettelijke bepaling omtrent het (ver)kopen van onroerende zaken.
Arrest Lindenbaum/Cohen (1919): intrede ongeschreven recht → er ontstaat ook recht buiten de wet om
Kortom, zijn de bronnen van het recht: de wettenbundels, verdragen, jurisprudentie (uitleg van de rechter
over de interpretatie van wetsbepalingen bij voornamelijk ongeschreven regels) en gewoonterecht (recht
buiten de wet om → ongeschreven van aard en wordt geïnterpreteerd door de rechter)
4