1
Formuleren samenvatting theorie
Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
Zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk, vrouwelijk of onzijdig. Dat noem je
het woordgeslacht. Let op: het woordgeslacht heeft meestal niets te maken
met mannelijk en vrouwelijk in de gewone betekenis. Je kunt het
woordgeslacht opzoeken in een woordenboek of in de Woordenlijst
Nederlandse Taal (http://woordenlijst.org). Achter een zelfstandig naamwoord
staat een:
• m als het woord mannelijk is: be·ker, de (m);
• v als het woord vrouwelijk is: lo·ting, de (v);
• o als het woord onzijdig is: toer·nooi, het (o).
Zo gebruik je de informatie over het woordgeslacht
Bij mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je de, deze en die:
de stoel (m), deze stoel, die stoel; de loting (v), deze loting, die loting.
Voor onzijdige woorden gebruik je het, dit en dat: het toernooi (o),
dit toernooi, dat toernooi
Wanneer is een woord mannelijk of vrouwelijk?
‘Het’ woorden zijn onzijdig, je gebruikt bij ‘het’ de verwijswoorden: het, zijn. dat, dit
Verkleinwoorden zijn altijd het-woorden.
Ook namen van clubs en steden/landen zijn het-woorden
Alle ‘de’-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. Je gebruikt bij ‘de’ de verwijswoorden:
hij, hem, zijn (bij mannelijke woorden)/ zij, ze haar (bij vrouwelijke woorden/ die, deze (bij allebei)
Vrouwelijk zijn alle woorden die een vrouwelijk persoon of dier aangeven: merrie, koe, heks en
Vrouwelijk zijn de woorden die eindigen op de volgende uitgangen:
● heid (overheid)
● nis (gevangenis)
● ing (vereniging)
● st (kunst)
● schap (wetenschap)
● te (ziekte)
● de (liefde)
● ie (politie)
● ij (maatschappij)
● iek (muziek)
● theek (mediatheek)
● teit (universiteit)
● uur (natuur)
1
, 2
Probeer dit rijtje zo goed mogelijk te onthouden.
Als het zelfstandige naamwoord op een andere uitgang eindigt, is het een mannelijk woord of een
onzijdig woord.
Verwijswoorden (1)
Verwijswoorden wijzen terug naar een woord dat eerder genoemd is.
Naar de-woorden wijs je terug met deze en die,
naar het-woorden met dit en dat (niet met wat!)
De stoel van mijn vader, die daar bij het raam staat .... – Het enorme huis dat daar
verderop gebouwd wordt .... – Dat huis aan de overkant is duur, maar dit hier niet,
hoor. – Die fiets heb ik veel liever dan deze. Ook naar een hele zin kun je met dat
verwijzen: – Anouk heeft haar portemonnee verloren. Dat vind ik erg sneu voor
haar..
Verwijswoorden (2)
Met een verwijswoord kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt
gebruikt. Naar zelfstandige naamwoorden verwijs je in het:
enkelvoud, mannelijk met hij, hem, zijn, deze, die
enkelvoud, vrouwelijk met zij, ze, haar, deze, die
enkelvoud, onzijdig met het, zijn, dit, dat
meervoud met zij, ze, hen, hun, deze, die
Voorbeelden: – Zodra ik deze dans (m) zag, wilde ik hem (dans) meteen leren.
– De regering (v) wilde haar (regering) beleid snel veranderen.. – Het
programma (o) heeft zijn (programma) aantrekkelijkheid verloren, zodat het
(programma) binnenkort van de buis verdwijnt.
Weet je niet of een woord mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig (o) is? Zoek
het woordgeslacht dan op in een woordenboek of in de Woordenlijst
Nederlandse Taal (http://woordenlijst.org). Let op: als in de woordenlijst achter
een woord alleen de staat, mogen mannelijk en vrouwelijk allebei. 32
Theorieoverzicht > Poëzie
Verwijswoorden (3)
2