Samenvatting persoonlijkheidsleer 1.3
College 2 – introductie en psycho-analytische benadering
Begrip Beschrijving
Persoonlijkheid Set van pscyhologische trekken en mechanismen binnen het individu die zijn geordend
en redelijk stabiel over tijd zijn. persoonlijkheid heeft invloed op interacties en
aanpassingen aan de intrapsychische, fysieke en sociale omgevingen
Process of personality Een gebeurtenis vind plaats > hier reageer je op
(individueel) > er is een uitkomst
Stabiliteit; karakter zal redelijk stabiel zijn maar wel
door states beïnvloedt
Trade Karaktertrek, stabiel en aanhoudend
State Invloed van buitenaf die je karakter beïnvloedt, tijdig en niet aanhoudend
Niveaus 1. Human nature; zoals iedereen, universeel
persoonlijkheid 2. Individuele en groepsverschillen; zoals sommigen
3. Individuele uniciteit: alleen jij
6 domeinen human 1. dis positioneel; inherent, persoonlijkheidseigenschappen, stabiel
nature 2. Biologisch; genen, psychofysiologie en evolutie
3. Intrapsychisch; mentale mechanismen (vaak onbewust)
4. Cognitief: observaties ervaringen, hoe verwerk je een stimulus? reactie op
gebeurtenissen
5. Sociaal en cultureel: context
6. Aanpassing: coping, adaptatie
Omgangsmechanismen - Repressie; onderdrukken
angst - Ontkenning; weigeren iets in te zien
- Displacement; afreageren op anderen
- Rationalisering; de oorzaak buiten jezelf leggen vb ik doe het nu slecht want ik
had gister hoofdpijn
- Projectie; toeschrijven aan anderen
- Sublimatie; omvormen naar iets acceptabels
Psycho-analyse en Vrije associatie: ontdekken van onbewuste oorzaken van problemen, waarom maak je
persoonlijkheid bepaalde keuzes
technieken droom analyse: manifeste en latente inhoud (symboliek)
Projectieve technieken: wat je ziet in ambique plaatjes reflecteert persoonlijkheid
transference: soort rollenspel
helpen interpreteren/in en van de psychodynamische oorzaken van
problemen/klachten/symptomen alles komt uit het onderbewustzijn; inzicht verwerven
over onverwerkte trauma’s diepe verlangens en onderdrukte behoefte
Ego psychology Verschuiving van focus op innerlijke naar de invloed van omgeving, gaat om persoonlijke
groei en leren kennen van je omgeving, manier van coping/benutten bronnen bij
bedreiging/angst -> adequate coping (bronnen leiden tot groei) of inadequate coping
(leidt tot psychopathologie)
doel ego: bepalen van een identiteit
, Theorieën/perspectieven over persoonlijkheid
Doel: opstellen van kader voor onderzoek, aspecten onderscheiden, organiseren van kennis
en voorspellen en verklaren van gedrag
Criteria: volledigheid, heuristiek (inzichten leid tot nieuwe ontdekkingen), testbaar,
parsimony (weinig aannames), compatibiliteit (overeenkomstig met oudere kennis) en
integratie (samen met bestaande kennis)
Theorie Wat
Psychoanalyse – Het (on)bewuste leidt eigen leven, we worden gedreven door verlangens (psychische
Freud energie)
psychisch determinisme; niks gebeurd zonder reden
> Verandering van persoonlijkheid is her bepaling psychische energie
Instincten zoals libido en thanatos (vernietigingskracht) zijn de twee oerdriften.
Structuur van 1. bewustzijn (hier en nu)
persoonlijkheid 2. pre-bewustzijn (opgeslagen herinneringen waar
je bij kunt)
3. on(der)bewustzijn: grootste deel menselijke
geest
1. superego: ideale zelf, alle dromen zitten daar,
wat we aspireren
2. Ego; regelt de impulsen van het id en het
superego, inhibitie. Grotendeels bewust
3. Onbewuste: grootste deel van de ijsberg
Freud; fasen 1. orale fase – 0-18 mnd, Alles verkennen door mond
2. anale fase – 18 mnd – 3jr, Controle over eliminatie van afvalproducten
3. fallische fase – 3-5 jr, Nieuwsgierigheid voor geslachtsorganen en gevoel van
rivaliteit, jaloezie met andere geslacht ouder
4. latentie fase – 6-10 jr, Seksuele impulsen onderdrukken, concentratie op sociale en
educatieve activiteiten
5. genitale fase – puberteit en later, Seksuele energie op sociale relaties en vinden van
intieme partner
Cognitief Informatie kan zonder bewust verwerkt te worden, gedrag beïnvloeden
onbewustzijns- > onderbewustzijn meer vredig en rationeel, regel gebonden en specifiek dan bij Freud
perspectief (Bargh)
Gemotiveerd Bewustzijn heeft eigen autonome motivatie, het leidt z’n eigen leven en we hebben er
onbewustzijns- weinig controle over
perspectief (Freud)
Psychosociale fase Alle fases hebben eigen criteria en conflicten die allemaal moeten doorlopen om tot goede
van ontwikkeling ontwikkeling te komen en latere problemen te voorkomen
(Erikson) - fase 0-1: ouders en verzorgers belangrijk, beïnvloeden mate van vertrouwen
- fase 1-3: overprotective parenting kan zorgen voor schaamte en geen autonomie
- fase 6-11: kind krijgt meer controle over acties en gevolgen
generativiteit: generaliseren (vb. iedereen moet kinderen krijgen)
Objectrelaties Focus op sociale relaties en oorsprong ervan in kindertijd, hechting en relatie ouder-kind.
theorie (Klein) ontwikkeling van relaties belangrijker dan verlangens en behoeften , eerste sociale hechting
vormt een template voor latere betekenisvolle relaties (onbewust wordt er een idee over
onderwerp bepaald)
, Erikson: psychosociale Freud: Psychoseksuele
Persoonlijkheid rijpt hele leven Persoonlijkheid rijpt met 5 jr
Sociale ontwikkelingsconflicten Seksuele conflicten
Fixatie; onvermogen om door te gaan Fixatie (vb; als iemand blijft hangen in
vanuit bepaalde ontwikkelingsfase psychoseksuele fase)
Positief mensbeeld (groei): uit problemen Negatief mensbeeld (pathologie; ziekten en
kan je juist verbeteren en ontwikkelen afwijkingen)
Egopsychologie Id psychologie (de id, onderbewuste, leidend)
College 4 – evolutie
Begrip/theorie Inhoudelijk
Selectietheorie – 2 soorten selectie
Darwin 1. Natuurlijke selectie; overleven, vijandelijke natuurkrachten, varianten met handie
eigenschappen, overleefden en werden talrijker, geleidelijke vernadering over de tijd
leidde tot adaptaties
2. Seksuele selectie; voortplanting, intra-seksuele competitie, inter-seksuele selectie,
‘paringsstrategieën’
Seksuele selectie Natuurlijke selectie wanneer er partnerkeuze plaatsvindt, keuze gaat gepaard met selectie
> 2 mechanismen: mannetjes moeten sterk zijn en mooi
Natuurlijke Toeval heeft hoge invloed hierop > als er geen groot voor of nadeel zit aan een evolutionair
selectie stukje zal het niet meegenomen worden
Genen en Gedifferentieerde gen-productie > genen van organismen die:
inclusieve fitheid - Zich het meest voortplanten
- Overleven tot een vruchtbare leeftijd
- Bijdragen op een ander manier aan het voorbestaan van de genen hebben meer kans
om te blijven voortbestaan
Evolutieproces Resultaten/producten van evolutieproces
Adaptaties: aanpassingen die gedaan worden > domein specifiek (type mannen heeft niks te
maken met voorkeur voor spelletjes), zijn er veel, wat is de functie van de aanpassing?
Bijproducten: evolutieproces zorgt bijvoorbeeld voor ontwikkeling van taal ipv alleen
geluiden
ruis (random variaties): mechanisme van de functie is hetzelfde maar hoe het wordt gedaan
is anders. Exacte motoriek kan verschillen terwijl de functie hetzelfde blijft (hoe je loopt)
Evolutie v.d. Volgt uit behoefte erbij te horen (voortkomt uitsluiting en sociale angst)
mens Motieven om erbij te horen: bescherming, voortplanting, dezelfde genen
> sociale pijn theorie: verdedigingssysteem tegen schadelijke situaties > sociale exclusie is
een teken dat het van vroegere afkomst is
Altruïsme > belangen van ander boven jezelf zetten
Evolutionair Niet belangeloos want je doet het om je genetische relatie te beschermen (jezelf opofferen
altruïsme zodat je gen door wordt gezet)
Leeftijd (jongere helpen de oudere)
Het vergroot voortplantinspotentie
Perspectieven op 1. Universeel: interpretatie van gezichtsuitdrukkingen
emoties 2. Fitness affordances: emoties begeleiden een persoon naar doelen
3. Manipulatie hypothese: uitputten van de ander