Hoofstuk 1
Het recht omvat een heel stelsel van regels waaraan zowel de overheid als de
burger zich moet houden. Die regels zijn bedoeld om de samenleving te ordenen
en conflicten te voorkomen of op te lossen. Rechten en plichten komen voort uit
normen en waarden die gelden in de maatschappij. Het recht krijgt vorm door
afspraken in rechtsregels vast te leggen met de wijze waarop die regels
gehandhaafd kunnen worden.
Het recht brengt een doelmatige ordening aan in de samenleving en geeft
sturing aan gedrag van burgers. Er zijn vier vindplaatsen van recht
(rechtsbronnen):
Wet- en regelgeving. Wetten bevatten rechtsregels die zijn vastgesteld door
de overheid. Alleen wetten van de hoogste wetgever wordt met ‘wet’ aangeduid.
Bepalingen zijn genummerd en worden wetsartikelen genoemd.
Jurisprudentie. Ontstaat doordat algemene regels moeten worden toegepast in
individuele situaties. Rechter interpreteert rechtsregels en doet uitspraken.
Uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden heet arrest. Omdat in de
rechtspraak nieuw recht wordt gevormd door rechts, wordt jurisprudentie ook
wel rechtersrecht genoemd.
De gewoonte.
Verdragen. Afspraken tussen twee of meer staten die op schrift zijn gesteld en
die gelden in de staten die partij zijn bij het verdrag. Staten moet dit ratificeren:
zich ermee akkoord hebben verklaard. Verdragsregels overstijgen de
rechtsregels die in NL zijn gemaakt. Veel bepalingen in verdragen hebben een
directe werking: iedereen kan zich daar direct op beroepen.
Sommige rechtsregels leggen dwingend bepaalde rechten of plichten op:
dwingend recht. Semidwingend recht laat ruimte om zelf dingen nader te
regelen. Aanvullend recht heeft regels die alleen gelden als specifieke afspraken
ontbreken.
De rechtskracht is afhankelijk van het orgaan waarvan de regelgeving afkomstig
is. De volgorde van meeste naar minste kracht: verdragen,
gemeenschapsverordeningen en richtlijnen, Grondwet, overige wetten,
algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen en richtlijnen,
provinciale verordeningen, gemeentelijke verordeningen.
In de hogere regelgeving wordt niet alles tot in detail geregeld, dit wordt
overgelaten aan lagere regelgevers. Het recht in verdragen en in de Europese
regelgeving bevat steeds vaker concrete, algemeen verbindende regels. Als dit
in strijd is met de lagere regeling, geldt die niet.
Het objectieve recht bevat alle geldende regels, dus alle rechten en plichten die
in de rechtsbronnen zijn vastgelegd. Het subjectief recht wordt van het
objectieve recht afgeleid, als een bepaald recht specifiek wordt toegekend aan
een individu. Alleen subjectieve rechten en plichten kunnen worden
afgedwongen in een procedure voor de rechter. Zonder subjectief recht krijg je
nooit gelijk.
,Grondrechten zijn de meest elementaire en onvervreemdbare rechten van een
individu, die zowel door de overheid als door anderen gerespecteerd moeten
worden. Het vormt het fundament van een menswaardige samenleving. De
overheid mag op klassieke grondrechten (zoals vrijheid van meningsuiting) in
beginsel geen inbreuk maken, tenzij de wet haar die bevoegdheid verleent. Voor
het maken van inbreuk op een grondrecht moet altijd een wettelijke grond
bestaan. Een rechter beoordeelt of de inbreuk rechtmatig is. Sociale
grondrechten (recht op gezondheidszorg, werk, etc) zijn geen expliciete rechten
van een individu die afgedwongen kunnen worden. Het vormt een opdracht voor
de overheid om ervoor te zorgen dat dit zoveel mogelijk gerealiseerd wordt.
Politieke middelen kunnen hiervoor worden ingezet.
Het recht vormt het kader waarbinnen de hulp- en dienstverlening in het sociaal
werk plaatsvindt. Het bepaalt de juridische verhouding tussen de hulp- en
dienstverlener en cliënt, geeft inhoud aan verantwoordelijkheden en verplichten
van beide partijen, bepaalt de juridische (on)mogelijkheden van cliënt om zijn
eigen welzijn vorm te geven. Er is sprake van toenemende juridisering van de
maatschappij = overal regels voor.
Als hulpverlener moet je iemand kunnen ondersteunen bij het vinden van
rechtshulp.
Hoofdstuk 2
Het publiekrecht bevat regels voor het uitoefenen van gezag door de overheid in
relatie met de burger en tussen overheidsorganen onderling. De overheid oefent
gezag uit door middel van wetgeving, bestuur en het toepassen van sancties. In
het staatsrecht is geregeld hoe wet- en regelgeving tot stand komt en het
beschrijft de diverse organen van de overheid en hun bevoegdheden.
Het bestuursrecht bevat de regels voor organen van de overheid en andere
organen die met openbaar gezag zijn bekleed, voor het gebruik van hun
bevoegdheden. Beschikkingen = besluiten die in individuele gevallen een recht
verlenen (of juist niet) of een plicht opleggen. Algemene beginselen van
behoorlijk bestuur (abbb) dwingen een bestuursorgaan zich t.o.v. de burger
behoorlijk te gedragen en in vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht.
Belangrijkste zijn: zorgvuldigheidsbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel,
gelijkheidsbeginsel, verbod van misbruik van bevoegdheid, motiveringsbeginsel.
In de Awb staan ook regels m.b.t. de rechtsbescherming van de burger tegen de
overheid (bezwaar, beroep, klacht, Nationale ombudsman).
Het strafrecht gaat over gedragingen die de wetgever strafbaar heeft gesteld,
straffen die rechters op kunnen leggen, de manier waarop daders berecht
moeten worden. Wetten staan in het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek
van Strafvordering.
Het (medisch) tuchtrecht is bedoeld om bepaald gedrag af te dwingen binnen
een bepaalde beroepsgroep door het opleggen van strafmaatregelen.
Vastgelegd in Wet op de beroepen in individuele gezondheidszorg (Wet BIG).
Het privaatrecht/burgerlijk recht/civiel recht heeft betrekking op de
rechtsverhouding tussen (rechts)personen, bijvoorbeeld door huurovereenkomst.
Rechtsverhouding heet verbintenis. Er is gelijkwaardigheid tussen personen of
,rechtspersonen. Rechtspersonen zijn organisaties die volgens de wet net als
personen rechten en plichten hebben en daarmee zelfstandig kunnen deelnemen
aan het rechtsverkeer. De gemeente kan ook rechtspersoon zijn als er geen
overheidsgezag wordt gebruikt. Het privaatrecht is vastgelegd in Burgerlijk
Wetboek en in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Veel wetten bevatten regels over een bepaald onderwerp. Die noem je
functionele rechtsgebieden.
Het recht kan ook worden ingedeeld in materieel en formeel recht. Het
materiële recht bevat de inhoud van de rechten en plichten. Het formele
recht bevat de wijze waarop iemand zijn recht kan halen en waarop het recht
wordt gehandhaafd. Het bevat vooral procedureregels en wordt daarom ook
procesrecht genoemd.
Geschillenbeslechting in twee instanties = een geschil kan op verzoek altijd een
tweede keer inhoudelijk worden beoordeeld door een andere rechter. De
onderste laag van de rechterlijke macht bestaat uit de
(arrondissements)rechtbanken. Elke rechtbank heeft een kamer voor
kantonzaken, waar kantonrechters oordelen over geschillen.
Hierboven is het gerechtshof, waar partijen beroep kunnen instellen als zij
oneens zijn met het vonnis van de rechtbank. Er zijn aparte beroepsinstanties
voor bestuursrechtelijke geschillen.
De hoogste rechterlijke macht is de Hoge Raad. Deze speelt een beslissende rol
bij de vorming van jurisprudentie in civiele en strafzaken. Partijen die het niet
eens zijn met het vonnis in hoger beroep, kunnen in cassatie gaan bij de Hoge
Raad. Die beoordeelt of rechters het recht goed hebben toegepast.
Op Europees niveau wordt recht gesproken door het Hof van Justitie en het
EHRM.
Absolute competentie = welk soort rechter is bevoegd om te oordelen?
Eerste aanleg = de eerste rechter die over de zaak oordeelt. Bevoegd voor
privaatrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke geschillen waarvoor de
wet de rechtbank aanwijst. De sector kanton is bevoegd om te oordelen over
vordering tot 25000 euro en over huur- en arbeidsgeschillen.
Tweede aanleg. Gerechtshof is bevoegd voor civiele zaken, strafzaken en
belastingzaken. Bij bestuursrechtelijke zaken is de Afdeling Bestuursrechtspraak
van de Raad van State aangewezen.
Relatief competent = aan welke rechtbank, welk gerechtshof of
bestuursrechtelijke beroepsinstantie moet de zaak worden voorgelegd? In welke
regio. In plaats van misdaad (strafrecht), waar gedaagde woont (burgerlijk
recht).
Procesvertegenwoordiging (advocaat) is verplicht bij privaatrechtelijke geschillen
waarbij bedragen boven 25000 euro wordt gevorderd (tenzij een kantonrechter
het behandelt), bij geschillen op gebied van personen- en familierecht en bij
civiele zaken in hoger beroep en cassatie. Dan verloopt het proces efficiënter en
eerlijker. Bij strafzaken is het niet verplicht, maar wel verstandig en daarom
wordt vaak een advocaat toegewezen (raadsman/raadsvrouw).
,Terechtzittingen zijn openbaar, tenzij het privébelang van betrokkenen zwaar
weegt.
Rechter moet de rechtsregels interpreteren en toepassen op het individuele
geval. Hij moet het recht vinden aan de hand van rechtsbronnen. Vonnis =
datgene wat gevonden is.
Soms is het zinvoller en goedkoper om een geschil op te lossen door mediation.
Een mediator is een procesbegeleider die partijen stimuleert om er samen uit te
komen. De verstandsverhouding blijft meestal beter. De mogelijkheid bestaat om
het geschil voor te leggen aan een geschillencommissie. Die uitspraak is bindend
voor beide partijen.
Bestuursprocesrecht
Aanleiding voor bestuursrechtelijk geschil is altijd een beschikking van een
bestuursorgaan waar een burger het niet mee eens is. De burger is in het
bestuursprocesrecht belanghebbende. Hij moet eerst bezwaar maken bij het
bestuursorgaan dat de beschikking heeft genomen. Het college laat zich bij de
heroverweging meestal adviseren door een onafhankelijke commissie voor de
bezwaarschriften. Er vindt een hoorzitting plaats. De bezwaarprocedure heeft
een zeeffunctie, waardoor eventuele fouten van het bestuursorgaan kunnen
worden hersteld en een verdere procedure niet nodig is. De belanghebbende kan
beroep instellen bij de sector bestuursrecht. Daarvoor moet griffierecht worden
betaald. Als door de uitspraak van de bestuursrechter opnieuw het bezwaar
ongegrond wordt verklaard, kan de belanghebbende hoger beroep instellen. Dat
gebeurt bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voorlopige voorziening = tussentijdse uitspraak van de bestuursrechter. Als er
spoed is.
Bestuurlijke lus = de rechter geeft tijdens de procedure het bestuursorgaan de
gelegenheid om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dat voorkomt
dat een nieuw correct besluit moet worden genomen waarvoor een tijdrovende
procedure nodig is.
Strafprocesrecht
Drie fasen:
1. Opsporing van strafbare feiten, waarbij verdachte gevangen kan worden
genomen.
2. Onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechter beoordeelt of aanklacht
van Officier van Justitie bewezen kan worden.
3. Tenuitvoerlegging van de straf, waarbij reclassering vaak een rol heeft.
Het strafrecht is deels gericht op vergelding en deels op voorkomen van nieuwe
strafbare feiten.
Burgerlijk procesrecht
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevat regels van procesrecht bij
geschillen tussen (rechts)personen. Rechtsvordering = actie waarbij iemand eist
waarop hij recht meent te hebben. Uitgangspunt in het burgerlijk recht is de
partijautonomie = partijen kunnen zelf besluiten of zij hun geschil aan de rechter
, willen voorleggen + zelf bewijzen aandragen om rechter te overtuigen. De
burgerlijke rechter is lijdelijk: hij wacht af wat partijen aan hem voorleggen.
Het voorleggen van een geschil aan de burgerlijke rechter gaat volgens een
dagvaardingsprocedure. Dagvaarding = oproep aan gedaagde om voor de
rechter te verschijnen en bevat een omschrijving van wat er geëist wordt
(conclusie van de eis). De dagvaarding wordt door een deurwaarder persoonlijk
uitgereikt aan gedaagde: het betekenen van de dagvaarding.
Roldatum = datum waarop de zaak is ingeschreven op de rol. Rol = lijst met
zaken die bij de rechtbank aanhangig zijn. In de rolzitting kan de gedaagde zijn
schriftelijke reactie overleggen met daarin zijn verweer en eventueel het
tegenbewijs: de conclusie van antwoord. Eiser kan weer reageren in conclusie
van repliek evenals gedaagde voor de tweede keer in conclusie van dupliek.
Comparitie van partijen = rechter kan eiser en gedaagde bevelen om te
verschijnen en hen tot een schikking proberen te bewegen. Als dat lukt, maakt
de griffier (juridische secretaris bij de rechtbank) daarvan een proces-verbaal en
is de zaak afgelopen. Lukt het niet, dan wijst de rechter vonnis. Het vonnis is een
schriftelijke bevestiging van de rechten of plichten van partijen en geeft de partij
die in het gelijk is gesteld een executoriale titel. Deze kan het vonnis uitvoeren.
Dat kan als alle rechtsmiddelen zijn uitgeput. In beroep gaan kan niet als de
vordering lager is dan 1750 euro.
Als een gedaagde niet voor de rechter verschijnt, kan hij bij verstek worden
veroordeeld. Hij kan beroep aantekenen tegen het verstekvonnis = verzet. Door
in de conclusie van eis te vorderen dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad
verklaard wordt, kan beroep of verzet voorkomen worden. De executoriale titel
geeft dus grote macht.
In bepaalde gevallen (bijv. echtscheiding, alimentatie) is er geen dagvaarding
maar verzoekschrift. In een verzoekschriftprocedure wordt ‘eiser en gedaagde’
‘verzoeker en verweerder’. De uitspraak van de rechter heet beschikking.
In een kort geding kan een voorlopige voorziening aangevraagd worden wegens
spoed. Het is een voorlopige uitspraak, erna kan alsnog de normale procedure
(bodemprocedure) worden gevolgd.
Artikel 96 Rv-procedure voor relatief eenvoudige zaken bij
overlegrechter/spreekuurrechter. Geen griffierechten, snel uitspraak, hoger
beroep niet mogelijk.
Iedereen heeft recht op rechtsbijstand (toevoeging), door de overheid
gefinancierd voor minder daadkrachtigen. Toevoeging moet worden
aangevraagd bij Bureau Rechtsbijstandvoorziening. Juridisch Loket kan
informatie verschaffen over mogelijkheden aan mensen met een juridisch
probleem.
Bij een strafproces is rechtsbijstand gratis en krijgt verdachte zonder advocaat
een raadsman toegewezen.
Veel gemeenten hebben kosteloze en laagdrempelige sociaaljuridische
advisering. Notaris bemoeit zich met familierechtelijke aangelegenheden,
deurwaarder met schuldensituaties en huisuitzettingen.