Woordsoorten
Zelfstandig naamwoord (zn):
1. Zelfstandig naamwoord (zn):
Een woord voor een: mens, dier, plant, ding, gevoel of begrip.
- Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
- Je kunt vaak er een verkleinwoord van maken.
- Je kunt er ook meestal een lidwoord voor zetten.
2. Concreet zelfstandig naamwoord (czn):
- Geeft iets tastbaars aan (iets dat je kan aanraken)
3. Abstract zelfstandig naamwoord (azn):
- Geeft iets aan dat je niet kan aanraken.
Lidwoorden (lw):
1. Lidwoord (lw):
- Hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.
- Er zijn 3 lidwoorden: de, het, een.
2. Onbepaald lidwoord (olw):
- Een.
- Geeft niets iets duidelijk aan.
3. Bepaald lidwoord (blw):
- De, het.
- Geeft iets duidelijk aan.
Werkwoord (ww):
1. Werkwoord (ww):
- Iets wat je doet of gebeurt: lopen, liep, gelopen.
2. Hulpwerkwoord (hww):
- Ondersteunt een ander werkwoord in de zin.
- Geeft zelf geen duidelijke handeling aan.
- Kan nooit als enige werkwoord in de zin staan.
- Staat meestal voor in de zin.
, 3. Zelfstandig werkwoord (zww):
- Doe – zin.
- Er staat een handeling in. (het onderwerp doet iets)
- Staat achter in de zin als er meer werkwoorden zijn.
- Kan als enige werkwoord in de zin voorkomen.
4. Koppelwerkwoord (kww):
- Zijn – zin.
- Het onderwerp is iets: toestand, eigenschap of kenmerk van het onderwerp.
- Kan als enige werkwoord in een zin voorkomen.
- 6 belangrijke werkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen.
Bijvoeglijk naamwoord (bn):
1. Bijvoeglijk naamwoord (bn):
- Geeft informatie over het zelfstandig naamwoord.
- Staat meestal voor het zelfstandig naamwoord, soms erachter.
- Soms is een bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord.
2. Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord:
- Zegt van welk materiaal iets is gemaakt.
3. Trappen van vergelijking:
- Stellende trap (groot)
- Vergrotende trap (groter)
- Overtreffende trap (grootst)
- Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft geen trappen van vergelijking.
Voorzetsel (vz):
- Een voorzetsel geeft vaak een: plaats, tijd, reden aan.
- Een voorzetsel staat meestal voor een voornaamwoord of zelfstandig naamwoord.
- Als een voorzetsel achter een zelfstandig naamwoord staat, geeft het vaak een
richting aan.
- Let op: delen van scheidbare woorden zijn geen voorzetsels, maar een bijwoord.
- Trucje: denk aan de kast (plaatje hiernaast).
Voornaamwoord (vnw):
1. Voornaamwoord (vnw):