Samenvatting voor het vak Klinische Psychologie gegeven op het HBO Academy in het tweede leerjaar. Samenvatting is overzichtelijk en duidelijk, waarbij de stof in het boek is aangehouden. Gemaakt met het nieuwste boek van Klinische Psychologie, waar de DSM-5 wordt gebruikt.
College 1
Definitie Klinische Psychologie = “Het gebied van de psychologie dat zich bezighoudt met afwijkend,
slecht aangepast en abnormaal menselijk gedrag. Onder de paraplu van klinische praktijken vallen
diagnose, classificatie, behandeling, preventie en onderzoek.”
Abnormaal gedrag kan betrekking hebben op verschillende aspecten van het menselijk functioneren. In
de eerste plaats kan het gaan om aspecten van de individuele persoon (gedachten, gedrag en
belevingen). In de tweede plaats kunnen mensen ook afwijken van de norm in hun relaties met andere
mensen. Essentieel hierbij is dat abnormaal gedrag alleen kan worden verklaard tegen de achtergrond
van de normale processen.
Zeven factoren die bepalen of gedrag als abnormaal wordt beschouwd:
1) Persoonlijk lijden
2) De (dis)functionaliteit van het gedrag
3) Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
4) Onvoorspelbaarheid en controleverlies
5) Opvallend en onconventioneel gedrag
6) Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt
7) Het overtreden van morele normen
Er zijn verschillende modellen die uitspraken mogelijk maken over het onderscheid tussen normaal en
abnormaal gedrag.
1. Statistisch model
= uitgangspunt van dit model is dat menselijke eigenschappen (intelligentie of bijvoorbeeld de neiging
om snel boos te worden) min of meer normaal verdeeld zijn in de algemene bevolking. Er wordt bij dit
model dus van abnormaliteit gesproken bij extreem hoge of extreem lage scores op de schalen waarmee
deze eigenschappen worden gemeten.
Kritiek op dit model is vooral de vraag waar precies de grens tussen normaal en abnormaal gedrag
getrokken moet worden à grens is arbitrair. Daarnaast specificeert niet hoe ongewoon gedrag moet
zijn om het abnormaal te kunnen benoemen. Een derde bezwaar is dat het onduidelijk is of er sprake is
van persoonlijk lijden.
, 2. Medisch of ziektemodel
= Volgens de aanhangers van het medische model zijn psychische stoornissen vergelijkbaar met
somatische ziekten en dus het beste te verhelpen door de onderliggende mechanismen te bestrijden.
Zij gaan ervan uit dat die mechanismen somatogeen zijn (= een lichamelijke aandoening ligt ten
grondslag aan een psychische stoornis). Behalve somatogeen kunnen mechanismen ook psychogeen
zijn. Dit houdt in dat aan een stoornis een psychologisch mechanisme ten grondslag ligt.
Kritiek op het medische model is dat er bij veel psychische stoornissen geen onderliggend mechanisme
aangetoond. Daarbij is de vraag of de term genezing wel op zijn plaats is. Het tweede punt van kritiek is
dat begrippen als ziekte en therapie stigmatisering in de hand werkt.
3. Leer- of onderwijsmodel
= Uitgangspositie is niet een ziekte of abnormaliteit, maar een persoonlijk probleem. Stoornissen zijn
ontstaan door verkeerd lopende leerprocessen. Er wordt bij dit model niet gesproken over een
diagnose, maar over een leerdoel. Voordelen van dit model is dat er sprake is van minder stigmatisering,
daarnaast doet het meer recht aan eigen verantwoordelijkheid van mensen met een persoonlijk
probleem.
De kritiek die komt kijken bij het model ligt wederom bij de verantwoordelijkheid van mensen. Pas als
mensen niet meer zelf de verantwoordelijkheid kunnen dragen voor hun eigen gedrag, en dus niet
aanspreekbaar zijn op hun doen en laten worden ze pas als ‘ziek’ beschouwd.
, Definitie psychische stoornissen = “Een syndroom gekenmerkt door klinisch significante symptomen op
het gebied van cognitieve functies, de emotieregulatie, of het gedrag van een persoon dat een uiting is
van een disfunctie in de psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen
aan het psychische functioneren.”
Echter zijn er wel drie uitsluitende omstandigheden:
1. Te verwachten en cultureel aanvaardbare reacties (zoals bij rouw)
2. Deviant gedrag dat voortvloeit uit het behoren tot een politieke, religieuze of seksuele
minderheid
3. Afwijkend gedrag moet niet voortkomen uit een persoonlijk conflict tussen het individu en de
maatschappij (moet in de persoon zelf zitten en geen reactie op)
Een referentiekader is bepalend voor de manier waarop je iets ziet, interpreteert of beoordeelt. Het
wordt gevormd door normen, waarden, ervaringen en sociale omgeving. Je bent je er maar deels
bewust van.
Neurobiologische benadering
= de hersenen zijn in hoge mate betrokken bij het tot stand komen van (psychopathologisch) gedrag.
De neurobiologische benadering gaat uit van de kennis over de werking van de hersenen, genetica en
biologische afwijkingen. De onderzoeken bestaan veelal uit tweelingstudies, familiestudies of
adoptiestudies. Er is een samenhang tussen psychische processen en neurobiologische functies:
1. Internaliserende problematiek (angst/depressie/piekeren) à komt door overactief autonoom
zenuwstelsel
2. Externaliserende problematiek (gedragsproblemen) à komt door onderactief autonoom
zenuwstelsel
Een predispositie is een bepaalde (aangeboren) genetische aanleg. Iedereen heeft predisposities en is
daarom op neurobiologisch gebied verschillend. Je kan dit bijvoorbeeld terug zien in persoonlijkheid,
vatbaarheid voor psychische klachten of vatbaarheid voor lichamelijke ziektes.
Belangrijke begrippen van de neurobiologische benadering:
1. Genotype = specifieke genen, erfelijk bepaald
2. Fenotype = het waarneembare resultaat van interactie tussen genotype en omgeving
3. Genotype-omgeving correlatie = wanneer individuen omgevingen selecteren of construeren
met invloeden die variëren met hun genetische neigingen
4. Genotype-omgeving interactie = mensen zijn in verschillende mate vatbaar voor hun omgeving:
effect van de omgeving op een fenotype
Verschillende modellen dat de neurobiologische benadering gebruikt:
1. Differential Susceptibility Theory (Differentiële gevoeligheidstheorie) = vatbare personen
worden meer beïnvloed door wel een positieve al een negatieve omgeving
2. Diathese-stress model = als vatbare personen in een negatieve omgeving opgroeien, hebben zij
meer kans op een negatieve uitkomst.
Drie processen die de hoeveelheid neurotransmitters in de synaps beïnvloeden:
1. Productie
2. Katabolisme
3. Heropname
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper laurademeij. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,56. Je zit daarna nergens aan vast.