1
Samenvatting The Importance of Neglect in Policy-Making - de Vries
1. Explaining and Predicting the Nature of Policy Change
Introduction
In Nederland was de moord op Pim Fortuyn naast 9/11 een van de grootste gebeurtenissen die
hebben geleidt tot de veranderingen in het beleid. In andere landen gebeurde precies hetzelfde: in
het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld, waar de gebeurtenissen van 9/11 ervoor hebben gezorgd
dat politici hun nieuwe beleidsplannen opperden. In deze tijd was het maar wachten op een
moment om te komen met nieuwe ideeën, het was wachten op een ‘window’.
In dit boek wordt er gebruik gemaakt van de vele theorieën die er zijn ontwikkeld, aangaande het
veranderen van beleid, om een theorie te vormen over het voorspellen van beleidsveranderingen.
The explanation of policy change
Policy change
Dit boek focust op de vorm van beleidsveranderingen in een wat fundamenteler karakter: denk
hierbij aan veranderingen in doelstellingen in het beleid met andere landen, zoals pro-actieve
houdingen in plaats van reactieve houdingen. Het gaat hier voornamelijk om radicale
veranderingen, wat ook wel revolutionaire veranderingen worden genoemd.
De fundamentele beleidsveranderingen worden hier gedefinieerd als veranderingen in de ideeën,
assumpties, prioriteiten en doelen, samen met een verandering in het gebruik van
beleidsinstrumenten en vergadering van rollen bij beleidsmakers.
Explanations for policy change
De klassieke theorie over beleidsveranderingen stelt dat beleid problemen volgt. Als de omgeving
of de urgentie van beleidsproblemen verandert, verandert hierdoor, of zou je verwachten dit zou
gebeuren, het beleid. Het idee hierachter is dat het beleid verandert omdat het niet langer effectief
of efficiënt is.
Echter is het proces van beleidsveranderingen niet zo simpel als dat het hierboven wordt
uitgelegd. Factoren op het macro-, meso- en microniveau zorgen vaak voor barrières bij de
beleidsveranderingen. Dit probleem wordt onder andere besproken in de pad-
afhankelijkheidstheorie. Deze theorie, en anderen, stellen dat er factoren buiten het beleid zijn
die meegenomen moeten worden in de beslissing over het veranderen van beleid, en in de
overweging over het uitleggen waarom beleid faalt.
Ten eerste zijn er de macroniveau factoren. Hier gaat het om structuren die al lang bestaan,
constitutionele regels, gewoonten, en tradities die voorkomen dat het beleid drastisch verandert.
Deze factoren kunnen worden gebruikt om veranderingen op de lange termijn te verklaren.
Zo onderzocht Max Weber bijvoorbeeld de invloed van opkomende protestanten in Europa en de
rationalisatie van de samenleving. Ook Marx, met zijn theorie over conflicten tussen klassen als de
kracht van veranderingen op grote schaal, is een voorbeeld van het gebruik van factoren op het
macroniveau.
Tegenwoordig worden deze factoren ook gebruikt als verklaring voor veranderingen in het beleid.
Denk hierbij aan globalisatie, post-industrialisme en het post-modernisme. Dit komt omdat er
wordt gefocust op de context waarin het beleid wordt ontwikkeld. Beleid wordt namelijk
ontwikkeld binnen een dynamische context, wat ervoor zorgt dat de grenzen moeten worden
verlegd. Het macroniveau focust zich met name op de politieke, maatschappelijke, culturele en
economische grenzen van het beleid, waardoor het mogelijke en uitvoerbaar wordt om het beleid
te veranderen.
• De eerste factor binnen het macroniveau is het politieke determinisme van het beleid. De
politieke partijen zijn dominant in het beslissen wat de prioriteit heeft binnen het beleid, en vaak
is het afhankelijk van de ‘richting’ van de partij waar de focus op ligt (denk bij rechtse partijen
aan efficiëntie en bij linkse partijen aan democratie).
• De tweede factor is de economische ontwikkeling. Als er sprake is van een economische
crisis, ligt de focus binnen het beleid voornamelijk op de efficiëntie op economisch niveau.
, 2
Ten tweede zijn er de factoren op microniveau. Deze factoren leggen de nadruk op de rol van
het individu en de theorieën die focussen op deze factoren gaan ook ver terug in de tijd.
Een belangrijk punt hierbij is dat verandering in het beleid vaak wordt gezien als een gevolg van
de successen van beleidsmakers. Beleid wordt ontwikkeld, geformuleerd en uitgevoerd door een
bepaalde generatie van leiders en uitvoerders van organisaties. Een persoon is hier dus niet
alleen een lid van een maatschappij, maar ook (en voornamelijk) een lid van een bepaalde
generatie.
Eckstein (1988) en Inglehart (1990) hebben hier de nadruk op gelegd, hun idee was dat politieke
generaties functioneren als ‘match makers’ tussen verschillende politieke socialisaties en
veranderingen in de politieke cultuur.
De theorieën die focussen op factoren uit het microniveau voorspellen dat als cruciale actoren
binnenkomen in het beleid, dit beleid vanzelf ook gaat veranderen.
De derde groep factoren focussen op het meso-niveau. Deze factoren maken het mogelijk om
stabiliteit op de lange termijn uit te drukken, samen met toevallige veranderingen. Deze factoren
kunnen mede veranderingen voorspellen die geen continu proces hebben, maar die in een kortere
tijd plaatsvinden. Het meso-niveau focust zich voornamelijk op interesses van groepen, politieke
partijen, organisaties, (inter)organisatorische structuren en organisatorisch gedrag.
Onder het meso-niveau vallen ook instituties en organisaties hierbinnen, en in een bredere manier
ook de tradities, regels en karakteristieken van het beleid. Deze regels kunnen worden gezien als
een gedeelde mening over welke acties nodig zijn, worden geaccepteerd en welke verboden zijn.
Een theorie die onder het meso-niveau valt, is die van het equilibrium en de punctuations
(Baumgartner & Jones, 2009). Zij stellen dat er perioden van stabiliteit zijn voor een lange tijd,
waarna er een incidentele verandering komt, de punctuations.
Preliminary notions and assumptions
Dilemmas in public policy
De eerste assumptie is dat overheden tegen een aantal dilemma’s aanlopen. Dit wordt ook vaak
gezien als een van de fundamentele verschillen tussen de publieke en de private sector. De
publieke sector moet vaak verschillende dingen afwegen en deze balanceren, dit is de meest
belangrijke kwaliteit van het publieke beleid.
Volgens de sociologische theorie (Parsons & Smelzer, 1957), moet elk sociale systeem vier
functies vervullen om te overleven: ten eerste moet het zich aanpassen aan de omgeving, ten
tweede moeten er doelen worden behaald. Ten derde moet er integratie plaatsvinden tussen
verschillende subsystemen, en ten slotte moet het structurele problemen in de maatschappij
aanpakken. Dit wordt ook wel het AGIL scheme genoemd.
Op basis van deze theorie kun je de vier functies omschrijven naar processen binnen het maken
van publiek beleid. Ten eerste moet het beleid doelen vervullen waarvoor het is ontwikkeld. Op
korte termijn wordt dit het probleem van doelen vervullen genoemd, op de lange termijn moet
beleid effectief zijn in het aanpakken van oorzaken van het probleem. Ook moet het beleid
anticiperen op neveneffecten. Verder moet het beleid een efficiënte oplossing voor de problemen
geven. Ten slotte moet het volk betrokken worden bij de processen van het beleid maken, hierom
zijn democratische beleidsprocessen erg belangrijk.
Weber legt in zijn boek Politik als Beruf de focus op het behalen van doelen in de korte termijn en
het waarborgen van effectiviteit in de lange termijn.
The need to focus
Als een doel niet in een keer kan worden behaald, moet het per stap worden behaald. De landen
die nu hoog aan de top staan (OECD landen), hebben in de tijden van de WOII en hierna niet alle
doelen in één keer aangepakt: ze hebben ze opgedeeld ins tappen. Ze zijn stap voor stap
ontwikkeld, en hebben een probleem per keer aangepakt.