Eindtoets Klinische Ontwikkelingspsychologie
Inhoud
Probleemclusters.................................................................................................... 2
DSM-5-TR stoornissen............................................................................................. 3
Diagnostisch model................................................................................................ 6
Ernstcriteria Rutter................................................................................................. 8
Leeftijdsspecifieke uitingsvormen...........................................................................9
Prognoses............................................................................................................. 12
Verklaringstheorieën............................................................................................ 14
Sekseverschillen................................................................................................... 18
Transactionele processen..................................................................................... 20
Typen interventies................................................................................................ 23
Leesvragen........................................................................................................... 25
Tentamen 1....................................................................................................... 25
Hoofdstuk 7.................................................................................................... 25
Hoofdstuk 6.................................................................................................... 27
Hoofdstuk 5 LVB............................................................................................. 28
Hoofdstuk 8 ADHD......................................................................................... 30
Hoofdstuk 9.................................................................................................... 31
Tentamen 2....................................................................................................... 34
Hoofdstuk 5 hechting..................................................................................... 34
Hoofdstuk 11.................................................................................................. 36
Hoofdstuk 10.................................................................................................. 39
Hoofdstuk 14.................................................................................................. 41
Hoofdstuk 8.1 Trauma.................................................................................... 43
Hoofdstuk 8.2................................................................................................. 45
Aantekeningen clips voorbereidende opdrachten................................................48
,Probleemclusters
Het herkennen of maken van veel voorkomende probleemclusters
aan de hand van casuïstiek. Dit kan ook de vorm hebben van een
differentiaaldiagnose.
Welke probleemclusters zijn er?
- Leerproblemen
o Lage schoolprestaties
- Problemen met werkhouding
o Taakaanpak
o Initiatief nemen
- Problemen in de taalontwikkeling
o Achterstand
o En/of vreemd
- Angstklachten
- Stemmingsproblemen
o Veel huilen
o Vlak
- Opstandig oppositioneel gedrag
o Luistert niet
o Brutaal
- (fysieke) agressie
o Vechten
o Schoppen
o Slaan
o Bijten
- Risicogedrag
o Drank
o Drugs
o Joyriding (rijden in andermans voertuig, zonder toestemming
van eigenaar)
o Seksueel gedrag
- Impulsiviteit
- Hyperactiviteit
- Aandachtsproblemen
- Motorische problemen
o Onhandige motoriek
o Vreemde motoriek
- Slaapproblematiek
- Somatische klachten
o Buikpijn
o Hoofdpijn
- Gewichtsproblematiek
- Eetproblematiek
- Sociale problemen met leeftijdsgenoten
o Geen sociaal initiatief
, o Vreemde sociale initiatieven
o Teruggetrokken
DSM-5-TR stoornissen
Het herkennen van DSM-5-stoornissen aan de hand van
casuïstiek. Dit kan ook de vorm hebben van een
differentiaaldiagnose.
De stoornissen die behandeld zijn in deze cursus:
Deeltentamen 1
Communicatiestoornis = tekortkomingen in taal, spraak en
communicatie.
o Taalstoornis = problemen met taalgebruik voor communicatie
(spreken, begrijpen, schrijven).
o Spraakklankstoornis = problemen in
articuleren/geluidproductie (geen probleem in woordkennis).
o Vloeiendheidsstoornis = stotteren.
o Sociale (pragmatische) communicatiestoornis = problemen
met sociaal gebruik van communicatie (denk aan ASS maar
dan zonder herhalende gedragspatronen en interesses).
Taalontwikkelingsstoornis (TOS) = moeite met praten, uiten en
begrijpen van taal, leren van grammaticale regels.
(specifieke) leerstoornis
o Lezen (dyslexie)
o Schrijven (dyslexie)
o Rekenen (dyscalculie)
Intellectuele ontwikkelingsstoornis = (licht) verstandelijke
beperking; lager IQ, beperkingen in adaptief functioneren, onset
voor 18 jaar.
Autisme spectrum stoornis (ASS) = verschillen in sociale
communicatie, herhaalde patronen van gedrag, interesses of
activiteiten. Moeite met theory of mind, executieve functies en
central coherence.
Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) =
onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit, onset voor 12 jaar,
symptomen langer dan 6 maanden en in twee of meer contexten.
Oppositionele opstandigheidsstoornis (ODD) = koppig,
vijandig, uitdagend, opstandig.
Gedragsstoornis (CD) = ernstige agressieve en antisociale
gedragingen met andere pijnigen of inbreuk op rechten van de
ander.
Deeltentamen 2
Reactieve hechtingsstoornis (RAD) = geremd en emotioneel
teruggetrokken gedrag naar verzorgers, door geschiedenis van
extreem ontoereikende zorg.
, Ongeremde sociale betrokkenheidsstoornis (DSED) =
ongeremd gedrag naar onbekenden (maar niet impulsief), door
geschiedenis van extreem ontoereikende zorg.
Angststoornissen = remming, terugtrekking, vermijding,
overdreven en onrealistische angsten, overgecontroleerd gedrag,
somatische symptomen.
o Separatieangststoornis = angst om gescheiden te worden van
gehechtheidsfiguren die niet past bij leeftijd.
o Fobische stoornis = angst voor bepaalde objecten/situaties en
vermijding hiervan, denk aan dieren, vliegen, bloed, onweer.
Sociale angststoornis (sociale fobie) = angst voor en
vermijding van situaties die een negatieve evaluatie
door anderen op kan roepen. Vaak met selectief
mutisme (bijv. thuis wel spreken, maar in andere
situaties niet).
Agorafobie = angst voor plaatsen waar je je onzeker of
gevangen voelt of geen controle hebt.
o Gegeneraliseerde angststoornis = angst voor
meerdere/verschillende stimuli en situaties.
o Paniekstoornis = angst gekenmerkt door terugkerende
paniekaanvallen.
Obsessief-compulsieve stoornis (OCD) = obsessies (gedachten),
dwanghandelingen (gedrag), of beiden, ter
voorkoming/vermindering van angst.
Somatische symptoomstoornis = lichamelijke klachten als
gevolg van psychische problemen (hoofdpijn, vermoeidheid,
buikpijn).
o Conversiestoornis = lichamelijke klachten zonder
lichamelijke oorzaak.
Depressieve stoornis = dysforie (verdriet), anhedonie (verlies
plezier/interesse), prikkelbaarheid.
o Major depressive disorder (MDD) = minimaal 2 weken,
ernstige dysforie, anhedonie en prikkelbaarheid.
o Persistent depressive disorder (PDD) = langdurige (minimaal 1
jaar), maar minder ernstige symptomen dan MDD.
o Disruptive mood dysregulation disorder (DMDD) = woede-
uitbarstingen (3 tot 4 keer per week, in twee contexten) en
prikkelbare stemming de rest van de dagen.
Bipolaire stoornis = extreme pieken (manie) en extreme dalen
(depressie).
o Bipolaire stoornis 1 = manische episoden in combinatie met
depressieve episoden.
o Bipolaire stoornis 2 = hypomanische episoden in combinatie
met depressieve episoden.
o Cyclothymische stoornis = hypomanische en depressieve
symptomen van minimaal 1 jaar, maar voldoet niet aan
criteria (hypo)manische of depressieve stoornis.
o Bipolaire stoornis NOS = bipolaire symptomen die niet voldoen
aan criteria bovenstaande subtypen.