Samenvatting Bijbelse Contexten
1. Studenten kennen de geografie van het Midden Oosten in de volgende tijdperken
- Oude Testament ten tijde van de Koningen
- Nieuwe Testament ten tijde van Jezus
2. Studenten kennen de belangrijkste plaatsen
3. Studenten kennen het belang van de Uittocht
God houdt zijn belofte met Abraham, Izaak en Jacob (land, volk en zegen)
God wil laten zien dat hij een speciaal plekje heeft voor dit volk > verbond
God wil laten zien dat hij Koning is over het volk > op meerdere manieren laten zien
Leren leven uit het geloof, vertrouwen en afhankelijkheid
Oude Testament leren te verstaan vanuit het concept van God als Koning (belangrijkste!)
4. Studenten kennen enkele gegevens over: de tabernakel, de tempel, de synagoge, kleding en
uiterlijk van priesters en levieten
De tabernakel
Geen kerk/synagoge > mobiel huis van God, werd steeds opgebouwd en weer afgebroken
Huis van God
Mishkan (bewonen) > als God het huis bewoond gebeurt dit door donder of door een harde
wind (symbolisch)
Functies > een plek om samen te komen, vooral een plek waar God woont, vindt
vergeving/verzoening plaatst, plek om te offeren, plek waar af en toe per jaar alle zonden
worden opgebiecht van het volk, een plek waar God laat zien dat hij de band met het volk wil
herstellen
God geeft leiding aan het volk door middel van een wolk -> die leidt hun verder door de
woestijn
Priesters en Levieten
Geslacht van Levi
Zonen van Aäron (Aäron en de zonen waren priesters, dat waren niet alle Levieten)
Geen grondgebied
Tempeltaken
Tempel = plek waar God op aarde is > als je God wilde ontmoeten moest je naar de tempel
Jezus kwam en zei in Johannes: Jezus tabernakelde op aarde > hij bracht de hemel op aarde >
Jezus laat de aarde op een nieuwe manier achter omdat de Heilige Geest die is gegeven de
deur naar de hemel is > door de Heilige Geest kun je tot God komen.
5. Studenten kennen het begrip “Verbond” en kunnen dat verwoorden voor zowel Oude als Nieuwe
Testament en dat verbinden met het begrip “Koninkrijk van God” en “Shalom”.
Sleutelwoord verbond
Niet natuurlijk verband tussen mensen
Heft onderlinge verhouding op tot rechtsverhouding
Sjaloom is de basis, leven van Israël gebaseerd op sjaloom > saamhorigheid en wederzijdse
verplichting
Sanctie > God wordt aangeroepen als getuige, offer + offermaaltijd + teken
Sjaloom = voorspoed, de wet en Gods aanwezigheid
Kenmerken van het verbond:
, Gaat nooit om een natuurlijk gegeven > geen vader kind relatie
Gaat van God uit: initiatief
Gaat altijd over een betere toekomst
Is geconcentreerd op Israël maar heeft een universele strekking
Het verbond reist als het ware mee door OT naar NT
6. Studenten kennen het concept van JHWH als Koning over Israël, Theocratie en de gevolgen
daarvan voor het koningschap van de koningen van Israël.
Jahwe/Jahweh = Ik ben die ik ben, Ik zal zijn die ik zijn zal
1. De naam van de God van het Verbond met Israël
2. Bij uitstek de naam van de God van Israël
3. De God die in liefde naar de mens omziet
4. De naam van de enige ware God
5. Levende God die ons genade schenkt
Israël valt in 2 koninkrijken uiteen, wanneer Salomo heerst:
1. Noordelijk Israël > Israël, Samaria, 10 stammenrijk
2. Zuidelijk rijk: Juda, 2 stammenrijk
Koningen in het OT
• Koning wordt altijd beoordeeld naar zijn verhouding tot God
• Is geroepen om het volk de wet voor te houden en voor te leven
• Geeft vorm aan het Verbond met God (basis van de beoordeling)
7. Studenten kennen het verschijnsel “afgodendienst” en kunnen de verschillende goden en hun
dienst onderscheiden en verwoorden (Baal, Astarte, Asjera).
Afgodendienst> een ‘Vadergod’ in de hemel en een ‘moedergodin’ op aarde, sexueel getinte
eredienst en altijd gericht op vruchtbaarheid
- Altijd een verleiding geweest voor Israël, daarom werden huwelijken met nadere volken
verboden
Baäl
- ‘meester’, ‘eigenaar’, ‘echtgenoot’
- Regen & vruchtbaarheidsgod
- Relatie met Astarte
- Tempel in Palmyra
Astarte
- ‘Moeder der Hemelen’, ‘Koningin van de hemel’, ‘moeder der goden’.
- Beschermgodin zeelieden
Asjera
- Astarte en Asjera vallin in het OT vaak samen
- Asjera wijst vaak op het symbool: opgericht palen, of beeldjes met vrouwelijke kenmerken
8. Studenten kennen “profetie” als Oudtestamentisch thema en kunnen de verhouding met het
koningschap en het Verbond verwoorden
De verhouding tussen Koning en Profeet was dat iedere koning werd begeleid door profeten.
Wanneer de koning luistert naar de profeet gaat het goed in het land Israël.
Profeet
1. Gaat op in de boodschap uit liefde voor God en Zijn dienst