Samenvatting Leesdidactiek fictie en zakelijke teksten
Een samenvatting van de colleges gegeven aan de Hogeschool van Amsterdam (2018-2019) en de
daarin besproken literatuur.
Inhoud
College 1: Introductie en theorie van zakelijke teksten lezen ............................................................ 1
College 2: Didactiek van zakelijke teksten lezen: algemeen ............................................................... 6
College 3: Theorie van fictie lezen....................................................................................................... 8
College 4: Didactiek van fictie lezen: algemeen ................................................................................ 10
College 5: Didactiek van zakelijke teksten lezen: leerlijn .................................................................. 12
College 6: Didactiek van fictie lezen: leerlijn ..................................................................................... 15
College 7: Didactiek van zakelijke teksten lezen: strategieën (I) ...................................................... 18
College 8: Didactiek van fictie lezen: strategieën.............................................................................. 20
College 9: Didactiek van zakelijke teksten lezen: strategieën (II) ..................................................... 23
College 10: Didactiek van zakelijke teksten en fictie: tekststructuur en tekstkenmerken ............... 26
College 11: Didactiek van fictie lezen: geïntegreerd taalonderwijs .................................................. 28
College 12: Didactiek van zakelijke teksten en fictie: dyslexie .......................................................... 32
College 13: Didactiek van zakelijke teksten en fictie: leesbevordering ............................................ 35
College 1: Introductie en theorie van zakelijke teksten lezen
Inhoud
Welke kennis en vaardigheden heeft een lezer nodig om een (zakelijke) tekst goed te kunnen
begrijpen? Besproken theorieën: Kintsch’ construction integration model, the simple view of reading
en de verbal efficiency theory.
Literatuur
• Kintsch, W., & Rawson, K. A. (2005). Comprehension. In M. J. Snowling, & C. Hulme (Eds.), The
science of reading: a handbook (pp. 209-226). Oxford: Blackwell Publishing.
Samenvatting college
• Wat maakt iemand een goede lezer?
• Wat heb je nodig om goed te lezen?
• Theorieën begrijpend lezen
- Verbal efficiency theory
- Construction integration model (Kintsch)
- The simple view of reading
Samenvatting Leesdidactiek fictie en zakelijke teksten | Mark-Jan Zwart | 1
,• Verbal efficiency theory (Perfetti, Hart, 2001)
Begrijpend lezen
Vloeiend technisch lezen Stap 2
Stap 1
Definitie: Lagere ordeprocessen (woordherkenning, technisch lezen, zinsontleding) moeten
geautomatiseerd worden om ruimte te creëren voor hogere ordeprocessen.
- Relatie tussen technisch, vloeiend lezen en begrijpend lezen: stap 1 = vloeiend technisch
lezen, stap 2 = begrijpend lezen.
- Technisch lezen = klanken omzetten in geluiden → zegt nog niets over begrip.
- Automatiseren vloeiend lezen → anders verstoren begrip.
- Beperkt werkgeheugen vraagt om noodzaak automatisering.
- Vloeiend lezen voorwaarde: eerst automatiseren dan pas begrijpend lezen.
- Dit geldt niet alleen voor technisch lezen, maar ook voor ophalen uit mentale lexicon.
- Veel lezen zorgt voor automatisering, dat nodig is voor begrip.
- Relatie vloeiendheid en begrijpend lezen wordt zwakker naarmate leeservaring toeneemt →
plafond.
• Construction integration model (Kintsch, 1998)
Definitie: Lezers construeren mentale representatie van de tekst. Leesprocessen vinden plaats op
woord-, zins- en tekstniveau. Oplossen anaforen, ophalen uit mentale lexicon, ontleden zinnen,
infereren thema etc. zijn verantwoordelijk voor constructie van mentale representatie.
- Kintsch onderscheidt twee niveaus van tekstrepresentatie.
- Textbase = letterlijk wat er staat in de tekst
- Microstructuur → woord- en zinsniveau: oplossen anaforen (= referent vinden).
- Macrostructuur → globaal of themaniveau: thema infereren (m.b.v. voorkennis).
- Situatiemodel = textbase + inferenties + voorkennis (impliciet) geïntegreerd in tekst
- Inferentie = gaten vullen (relatie infereren).
- Iedereen maakt eigen mentale representatie van tekst.
- Voorkennis activeren → belangrijk voor maken inferenties (bijv. titel van essentieel
belang voor gemaakte inferenties).
- Individuele verschillen in tekstbegrip zijn gerelateerd aan onderliggende cognities die
verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van leesprocessen (bijv. onvoldoende voorkennis →
geen inferentie).
- Toolbox (cognities): kennis, vaardigheden en motivatie
- Kennis
- Woordenschat
- Voorkennis/achtergrondkennis
- Grammaticale kennis
- Metacognitieve kennis (leesstrategieën)
- Kennis over tekststructuur en -typen
- Vaardigheden
- Vloeiend lezen
- Inferenties maken (gaten vullen op verschillende niveaus)
Samenvatting Leesdidactiek fictie en zakelijke teksten | Mark-Jan Zwart | 2
, - Begrip monitoren (goede lezers doen dit continu)
- Toepassen strategieën (bijv. herlezen, woordraadstrategieën)
- Actief lezen (= doel stellen)
- Motivatie: ondermijnend en bevorderend
- Motivatie → cognitieve en emotionele betrokkenheid → ontwikkeling cognitieve
vaardigheden → ontwikkeling leesbegrip
- Lage motivatie → geen goed gebruik vaardigheden en kennis
- Hiërarchie: woordbegrip → zinsbegrip → lokaal begrip (micro: tussen- en bijzinnen) →
globaal begrip (macro) → totaalbegrip (textbase) → totaalbegrip (situatiemodel)
• The simple view of reading (Hoover, Gough, 1990)
Definitie: RC = D x LC
- RC = reading comprehension (begrijpend lezen)
- D = decoding (technisch lezen)
- LC = language/listening comprehension
- D = 0 → geen leesbegrip
- LC = 0 → geen leesbegrip
- Naast technisch lezen ook metacognitieve vaardigheden (strategieën) belangrijk (bijv.
teruglezen, tempo aanpassen).
• Profiel goede en slechte lezer
Goede lezer Slechte lezer
- Verwerkt tekst vloeiend en snel - Verklankt, leest traag (woord voor
woord), leest vertalend
- Stelt leesdoel - Stelt geen leesdoel
- Activeert voorkennis (verwachting, gaten - Gokt of raadt
vullen)
- Hanteert leestechniek (zoekend, globaal - Leest altijd op dezelfde manier
etc.)
- Verbindt tekstelementen - Ploegt zich door hele tekst heen (van
begin tot eind)
- Brengt samenhang en structuur aan - Onthoudt tekst als lijst
(verbindingswoorden, signaalwoorden) onsamenhangende feiten
- Organiseert tekstinhoud
- Maakt mentale samenvatting
- Monitort begrip en handelt daarnaar
- Stelt vragen (tekst- en metaniveau)
- Gebruikt strategieën om - Zoekt onbekende woorden op of stopt
begripsproblemen op te lossen
• Samengevat
- Lezers construeren mentale representatie tekst.
- Leesprocessen op woord-, zins- en tekstniveau verantwoordelijk voor constructie mentale
representatie.
- Individuele verschillen in tekstbegrip gerelateerd aan onderliggende cognities (kennis,
vaardigheden) zijn verantwoordelijk voor uitvoering leesproces.
- Verbal efficiency theory → alle woordprocessen moeten efficiënt zijn voor begrip.
Samenvatting Leesdidactiek fictie en zakelijke teksten | Mark-Jan Zwart | 3
, - Construction integration mode → textbase (letterlijk), situatiemodel (textbase + inferenties
gemaakt vanuit voorkennis, ‘alles wat je aanvult wat er niet letterlijk staat’).
- The simple view of reading → Leesbegrip = Technisch Lezen x Luisterbegrip (‘alleen
redeneren vanuit 1 of 0’).
Aanvulling vanuit literatuur
• Processen onder tekstbegrip
1. Linguïstisch niveau (woorden en zinnen)
- Decodering grafische symbolen (technisch lezen)
- Woordherkenning
- Ontleden
2. Semantische analyse (betekenis tekst)
- Textbase
- Microstructuur tekst: woorden → ideeën, beweringen → interrelaties
- Macrostructuur tekst: globale topics en hun interrelaties
3. Situationeel model (= mentaal model van situatie beschreven in tekst)
- Informatie uit tekst + voorkennis + doel begrijpen (inclusief verbeelding, emoties,
persoonlijke ervaringen).
• Metingen
- Tijdens het lezen (‘online’) → leestijd, reactietaken (lexicale beslissing, uitspraak,
herkenning).
- Doel: activatie in kaart brengen.
- Na het lezen (‘offline’) → tekstvragen.
- Doel: herinnering en dieper begrip in kaart brengen.
• Vorming textbase
- Microstructuur → woordbetekenissen combineren
- Coreferentie (= argumentoverlap, verschillende verwijzingen naar dezelfde entiteit of
gebeurtenis) → anaforische beslissing.
- Anafoor = linguïstisch middel dat verwijst naar eerder genoemd concept (= referent).
- Anaforische beslissing = psychologisch proces dat het eerder genoemde concept
waarnaar de anafoor verwijst, identificeert.
- Voornaamwoorden → verwijzen naar recent genoemd object
- Synoniemen
- Herhaalde zelfstandige naamwoorden → vertraging leesproces
- Morfosyntactische kenmerken vnw → geslacht, getal
- Structurele factoren
- Referent en anafoor in zelfde zinsdeel
- Referent in syntactisch prominente positie
- Volgorde binnen zin
- Structureel parallellisme
- Semantische factoren
- Impliciete causaliteit werkwoorden (bijv. eigenschappen transitieve
werkwoorden)
- Semantische informatie (discourseniveau)
• Macrostructurele vorming: topic-identificatie
- Signaalmiddelen: bijv. titel, outline, kopjes.
Samenvatting Leesdidactiek fictie en zakelijke teksten | Mark-Jan Zwart | 4