LEESONDERWIJS – VK1.3TA
CHE 2024
Inhoud:
- Terugkomend van toets TA1.1 Blz. 1
- KBT Domein 3: Beginnende geletterdheid Blz. 2 tot Blz. 6
- KBT Domein 4: (Voortgezet) technisch lezen Blz. 6 tot Blz. 10
- KBT Domein 5: Begrijpend lezen Blz. 10 tot Blz. 14
- PORTAAL Hoofdstuk 5 Blz. 14 tot Blz. 17
- Artikel ‘Snel’ Blz. 18
- Artikel ‘Schmeier’ Blz. 19
- Artikel ‘Berends’ Blz. 20 tot Blz. 21
Samengevat voor de toets VKTA1.3
,Terugkomend uit toets 1
Denkprocessen
- Modelen: vorm v instructie waarbij de leerkracht hardop voordoet, wat kinderen later zelf moeten doen.
- Scaffolden: ze weten al wat t is, ligt net boven het niveau van de leerling, tilt ze zo naar hoger niveau.
Kennis van de taal (nodig om te kunnen lezen en er betekenis aan kunnen geven)
- Semantische kennis: wat betekend het woord, in welke context past het.
- Fonologische/Orthografische kennis: hoe je een letter/woord uitspreekt/verklankt.
- Morfologische kennis: hoe woord is opgebouwd, is het verkleint/vervoegd/meervoud enz.
- Syntactische kennis: hoe gebruik je het woord in een zin.
- Pragmatische/Tekstuele kennis: weet tekstsoorten er zijn en de functies ervan en kan herkennen.
Leesontwikkeling fases
- Stadium 0: pseudolezen (= imiteren voorleesgedrag) (tot 6 j.)
- Stadium 1: aanvankelijk lezen (= in goed tempo woorden hardop lezen) (6-7 j.)
- Stadium 2: vloeiend lezen (7-8 j.)
Soorten indelingen van Niveaubepaling teksten:
- A, B, C (op leeftijdsopbouw), en J voor informatie kinderboek. Gebruikt in bibliotheek.
- AVI-niveau, (op technisch lezen) AVI-start tot AVI-plus. Woordfrequentie en woordlengte
bepalende factor technische leesmoeilijkheid. BAVI-lezen, zelfde alleen leesplezier staat voorop.
Kwaliteit verschilt erg van AVI, want auteur heeft beperkingen doordat ze aan moeilijkheidsgraad
moeten houden. Taalgebruik word zo vaak houterig en het verhaal moeilijk te volgen.
- CLIB, (op begrijpelijkheid), leesindex van cito.
- De meeste toetsen voor begrijpelijk lezen worden getoetst op CLIB, ook steeds vaker + AVI. Zo
kan een kind uit G3 dat technisch goed leest een laag CLIB hebben, maar een hoog AVI niveau.
- De Leeslat (op leeservaring) is een aanvullend indelingssysteem, v Uitgeverij Zwijssen. Leeservaring
(LES) waardeert op: inhoud, personages, perspectief, tijd, plaats, taalgebruik, beeldtaal enz. Verdeeld in
schalen van A (makkelijk) tot H (moeilijk). Leeslat houd rekening met thema, interesse en leeservaring.
- Zoeklicht (leesproblemen) v kinderen waarbij CLIB (leesniveau) lager ligt. Boeken zijn hier leesbaarder.
- Bolleboos (hoog niveau) v kinderen die boven CLIB niveau (dat bij hun leeftijd hoort) hebben, maar nog
niet hogere thema’s (zoals puber/wereldproblemen) willen lezen.
De fases van geletterdheid
1 Ontluikende geletterdheid: van 0 tot 4 jaar, kind maakt kennis met spreken, luisteren en geschreven taal.
2 Beginnende geletterdheid: groep 1 tot 3, kind leert zelf ook te lezen en schrijven.
3 Gevorderde geletterdheid: na groep 3, kind leert voortgezet technisch lezen (vlot, vloeibaar lezen en
goed verklanken van letters), begrijpend lezen (begrijpen wat er staat) en schriftelijke taalontwikkeling.
Domein 3: Beginnende geletterdheid gaat over fase 1 en 2. Domein 4: voortgezet technisch lezen en
domein 5: begrijpend lezen aan over fase 2 en 3.
1
, Domein 3: Beginnende Geletterdheid
Beginnende geletterdheid is beginfase van lezen en schrijven, kind krijgt inzicht dat je taal kan opschrijven,
lezen met klanken en dat er een verband is tussen geschreven en gesproken taal (ontluikende geletterdheid)
en leert hoe je moet lezen en schrijven (beginnende geletterdheid). Groep 1, 2 en 3.
Hoofdstuk 1
Ontluikende geletterdheid (3.1.1)
Eerste fase in geletterdheid, is tussen de 0 en 4 jaar dat kinderen de basis van mondeling
taalgebruik (luisteren, spreken) leren, dit is dan weer de basis voor de schriftelijke
taalvaardigheid (lezen en schrijven). Ze maken hiermee kennis via (prenten)boeken, tekens,
logo’s enz. Sommige kinderen proberen schriftelijk al te communiceren in vorm van tekeningen,
krabbels en beelden. Thuissituatie is van grote invloed.
Functioneel lezen en schrijven (3.1.2)
Als leerkracht stimuleer je leerlingen al vroeg dat ze via activiteiten de noodzaak van het lezen en
schrijven ontdekken, zo stimuleer je een kind vanaf groep 1 dat het functioneel leert te lezen en
schrijven.
Boekoriëntatie en verhaalbegrip (3.1.3)
Boekoriëntatie (= omgang boeken, hoe te lezen ) en verhaalbegrip (= begrijpen dat een verhaal
bestaat uit situatieschets (personen/plaats/tijd) gebeurtenissen en ontknoping) valt onder
geletterdheid en wordt via voorlezen ontwikkelt.
Doelen boekoriëntatie:
1 Begrijpen dat tekst/illustraties samen 1 verhaal vertelt
2 Weten dat je een boek van voor naar achter leest, van links naar rechts.
Doelen verhaalbegrip:
1 Leerling begrijpt de taal van het boek, kan conclusies trekken en voorspellingen doen.
2 Leerling weet dat verhaal bestaat uit situatieschets en een episode (probleem, wordt opgelost).
Functies geschreven taal (3.1.4)
Leerling ontdekt de relatie tussen taal die ze zien (lezen), horen en zichtbaar kan maken
(schrijven). Als leerkracht laat je zien hoe je hiermee omgaat (voorlezen, namenlijst oplezen enz.).
Doelen:
1 Leerling weet dat gesproken taal kan worden vastgelegd op papier/digitaal.
2 Leerling weet dat je geschreven taal kan uitspreken.
3 Leerling weet dat taalproducten (briefjes, boeken enz.) een communicatief doel hebben.
4 Leerling weet dat symbolen (logo’s) verwijzen naar taalhandelingen.
Taalbewustzijn en alfabetisch principe (3.1.5)
Taalbewustzijn = Kind kan omgaan met begrippen als ‘verhaal’, ‘zin’, ‘woord’ en ‘klank’.
Doelen hierbij: 1leerling kan woord in zin onderscheiden, 2onderscheid tussen vorm en betekenis
van woorden en 3woorden in klankgroepen verdelen.
- Fonemen = de klank in een woord, (e,a,oo,eu,ou,t), die klank geeft betekenis aan het woord.
- Grafemen = de letters, waarmee je de spraakklanken kan opschrijven.
- Morfemen = deel van het woord met eigen betekenis (kippenhok, gelukkig, huisje, heilig/veilig).
2