OP 1.3 - KT Spraak
Leerdoelen spraak 1..2
De logopedist in opleiding:
1) Weet wat spraakapraxie en buccofaciale apraxie is.
2) Kent de symptomen bij de verschillende vormen van apraxie.
3) Kent de oorzaken van apraxie.
Soorten apraxie
Apraxie = Een stoornis van de aangeleerde doelgerichte handelen, die niet terug
te voeren is op parese (spierzwakte), sensibiliteitsstoornissen of andere
aspecifieke oorzaken (afasie, verlaagd bewustzijn, ect).
Spraakapraxie = Het komt alleen voor bij de spraak. De planning in je hersenen
loopt niet goed. Veel haperen, herhalen en blijven hangen in een klank. Bij deze
apraxie hebben mensen meer last in het dagelijks leven.
Buccofaciale apraxie = Problemen met uitvoeren van geleerde, willekeurige niet-
spraakbewegingen met tong, lippen, kaak stem en/of gezicht. Bijv. fuiten of
blazen.
Verschillende vormen
- Handelingen verkeerd uitvoeren. Bijv. klungelen om een blouse dicht te
knopen.
- Voorwerpen verkeerd gebruiken. Bijv. tandenborstel als borstel gebruiken.
Oorzaken apraxie
- Hersenletsel.
- Dementie.
Spraakapraxie
,Afhankelijk van de ernst.
Noodzakelijk
- Distorsies en substituties van consonanten en vocalen.
- Intrusieve (toevoegen) schwa.
- Traag spreektempo.
- Prosodische afwijkingen.
Consistent
- Intiatieproblemen (opstarten).
- Zoekend mondgedrag.
- Automatische spraak → bewuste spraak.
- Toename complexiteit → toename fouten.
Buccofaciale apraxie
Automatisch lukt het wel.
Symptomen
- Zoekend mondgedrag.
- Niet onmiddellijk uit kunnen voeren.
- Perseveraties (blijven hangen in een bepaalde klank/woord).
- Foutieve bewegingen (wel herkenbaar).
- Zelf correcties (hij/zij weet het wel, maar het lukt niet).
Leerdoelen spraak 1..4
De logopedist in opleiding:
1) Kent de ziektebeelden die kunnen leiden tot dysartie.
2) Kent de algemene symptomen m.b.t. spraak en de types dysartrie die
voorkomen bij de ziekte van Parkinson, de ziekte van Huntington, MS en ALS.
3) Kent de letsels lokalisatie van de ziekte van Parkinson, de ziekte van
Huntington, MS en ALS
Hersenzenuwen aangedaan - dysartrie
Lippen = Nervus facialis (7-VII).
Tong = Nervus hypoglossus (9-XII).
Kaak = Nervus trigeminus (5-V).
Hypernasaliteit = Nervus glossopharyngeus (IX).
Stem = Nervus vagus (10 - X).
Aangezichtsverlamming - nervus facialis
Centraal = Als het letsel centraal is, zie je het alleen bij de mond (scheve mond).
De perifere zenuwen kunnen een gedeelte van de centrale zenuwen overnemen.
Perifeer = Als het letsel perifeer is, is zowel de oogtak als de mondtak verstoord.
Je ziet dan een hangend ooglid en een scheve mond.
Logopedische stoornissen
Centraal motorisch neuron
- Spastische dysartrie.
- Dysfagie.
,Perifeer motorisch neuron
- Slappe dysartrie.
- Dysfagie.
Beide neuronen
- Gemengde dysartrie. Denk aan ALS.
Basale ganglia
- Hypokinetische dysartrie.
- Hyperkinetische dysartrie.
- Dysfagie
Cerebellum
- Atactische dysartrie.
- Dysfagie.
Pons
- Dysfagie
Stoornis in piramidaal systeem
Centrale motorische neuron
- Motorisch cortex + hersenstam.
Er is sprake van hersenletsel.
Perrifeer motorische neuron
- Hersenstam (motorische kernen) / ruggenmerg.
Er is sprake van CVA in de hersenstam of dwarslaesie.
Beide neuronen
Er is sprake van ALS.
Stoornis in extrapiramidaal systeem
Basale ganglia
- Ziekte van Parkinson.
- Ziekte van Huntington.
Cerebellum
- CVA.
- ACDA - SCA (progressieve ziekte).
Pons in hersenstam
- CVA.
CVA
Oorzaak = Het ontstaat vaak door hersenletsel. Meestal door een
bloedvataandoening. Denk hierbij aan een beroerte, herseninfarct of bloeding.
,- Niet-bloedig → ischaemisch → 80% = Infarct.
- Bloedig → hemorragisch = Bloeding.
Symptomen verdwijnen niet volledig.
Kenmerken = De persoon kan afasie, dysartie en/of apraxie krijgen.
Cognitieve communicatiestoornis = Hierdoor heeft de persoon o.a. moeite met
humor, emoties, interpretatie van intonatie, dubbele betekenissen, verhaal
volgen en zelf aanhouden, oogcontact maken, aandacht, geheugen en
verminderd ziekte inzicht.
Hersentrauma
Commotio cerebri = Hersenschudding.
De persoon is niet langer dan 15 min buiten bewustzijn geweest. Er is goed
herstel, geen blijvende restverschijnselen.
Contusio cerebri = Hersenkneuzing. De persoon is langer dan 15 min buiten
bewustzijn geweest. Er zijn blijvende restverschijnselen.
Dementie
Dementie = Er zijn heel veel verschillende soorten en het is progressief.
Talige kenmerken = De persoon kan last hebben van woordvindingsproblemen,
onsamenhangende zinnen, verkeerde grammatica, verkeerde woorden
(semantisch of fonologisch) en verminderd taalbegrip.
Ziekte van Alzheimer (oorzaak) = De holtes in de hersenen wordt groter. De
groeven worden minder en het hersenvolume neemt af. Er zijn ook veel
eiwitophopingen.
Kenmerken = De persoon heeft cognitieve problemen, maar ook soms
woordvindingsproblemen en persoonlijkheidsveranderingen.
Ziekte van Parkinson
Oorzaak = Het is een progressief chronische ziekte. Er is een afbraakproces in de
hersenen van het substantia nigra (zwarte stof) en dopamine. Dopamine is een
neurotransmitter. Als deze stof niet voldoende wordt aangemaakt, loopt de
persoon bijv. voorovergebogen. De oorzaak van de afbraak van deze stofen is
onbekend.
Ontstaan = Typisch tussen 50-65 jaar. Het aantal tussen vrouwen en mannen is
gelijk.
Gemiddelde levensverwachting = +/- 13 jaar.
Symptomen fysiek = Hypokinesie, rigiditeit, rusttremor, houding, maskergelaat,
dysfagie en dysartrie.
Symptomen psychisch = Vermoeidheid en dementie.
ALS
Oorzaak = ALS is progressief van aard. Het is een aandoening die leidt tot het
onvoldoende functioneren van de spieren. In 5 tot 10% van de gevallen is sprake
van een erfelijke vorm van ALS. De motorische zenuwcellen in het ruggenmerg +
de hersenstam en de motorische cortex van de hersenen sterven af. De afbraak
van deze motorische zenuwcellen is onbekend.
Ontstaan = + 50 jaar.
, Aantal = In Nederland zijn er zo’n 750 tot 1200 mensen met ALS. Er zijn 2x
zoveel mannen dan vrouwen die deze ziekte hebben.
Prognose = Maximaal 5 jaar na gestelde diagnose.
Symptomen = Spierzwakte (atrofie van spieren), fasciculaties, vermoeidheid,
dysfagie en dysartrie.
Eindstadium = Dwangmatig lachen/huilen, ademspieren worden a-functioneel,
ademnood en cognitie.
MS
Oorzaak = De spieren nemen af in grootte en daardoor gaan bewegingen
moeizamer. Het is een auto-imuumziekte, maar de precieze oorzaak is
onduidelijk.
Talige kenmerken = De persoon kan last hebben van woordvindingsproblemen
en verminderd begrip hebben in figuurlijke taal.
Kenmerken = De persoon kan dysartrie en/of dysfagie krijgen. De persoon kan
last hebben van cognitieve problemen, talige problemen, visusproblemen,
verminderd ziekte-inzicht, spasticiteit (hypertonie), vermoeidheid, evenwichts-
en coördinatiestoornissen, pijn, blaas- en darmproblemen, sensorische
stoornissen, oogklachten (visus), cognitieve problemen en depressieve
gevoelens.
Leerdoelen spraak 1.5
De logopedist in opleiding:
1) Kan van alle Nederlandse spraakklanken de articulatorische kenmerken
benoemen.
2) Kent van alle Nederlandse spraakklanken het fonetische symbool.
3) Kent de kenmerken van de verschillende fonetische stoornissen.
4) Kan de oorzaken van fonetische stoornissen benoemen en toelichten.
Spraakklanken
Medeklinkers / consonanten
- Stemhebbend - stemloos.
- Articulatieplaats.
- Articulatiewijze.
Klinkers / vocalen
- Tonghoogte.
- Plaats tongwelving.
- Lipronding.
Medeklinkers /consonanten
Stem
- Stemhebbend.
- Stemloos.
Articulatiewijze
Plosief = Denk aan een explosief. Je maakt een afsluiting met je mond en je laat
hem los. Denk aan de /p/.
Fricatief = Dit heeft te maken met een ruisgeluid. Denk aan de /f/.