Samenvatting Psychiatrie:
Werkcollege: Inleiding in de psychiatrie
Psychiatrie algemeen:
• 3500 psychiaters in Nederland, na huisartsen is psychiatrie grootste groep
• Aandachtsgebieden:
- Volwassenen: stemmings/ angststoornissen, psychotische stoornissen, acute/ sociale
psychiatrie, ziekenhuispsychiatrie
- Kinderen en jeugd: autisme, ADHD, angststoornissen, OCD
- Ouderen: cognitieve stoornissen, stemmingsstroonissen
• Raamplan: elke basis arts moet in staat zijn tot verrichten van psychiatrisch onderzoek,
het diagnosticeren van psychiatrische aandoening en het opstellen en eventueel
uitvoeren van een behandelplan.
• Vergelijking somatiek:
- Werkwijze hetzelfde: symptomen, diagnostiek, classificatie, pathogenese,
behandeling
- Maar psychiatrie:
* Nauwelijks inzicht in pathogenese
* Subjectiviteit van beleving/ klachten: informatie uit (hetero)anamnese/ observatie,
geen biomarkers, beperkt aanvullend onderzoek
* Beschrijvende classificatie
• Geschiedenis:
- Hoe kijk je naar psychische stoornissen: fluctueert over de afgelopen eeuwen
- Vb. ene tijdperk wanen en hallucinaties aanbidden, andere tijdperk was dit hekserij
en werd je verbrand
• Psychiatrie in de bevolking:
- 1/3 van Europeanen lijdt jaarlijks aan psychiatrische aandoening (wel heel hoog)
- Lifetime prevalentie in Nederland:
* Angststoornis: 20%
* Depressie: 19%
* Schizofrenie: 1%
* Bipolaire stoornis: 1%
- Vrouwen iets meer dan mannen
- Hoe ouder hoe meer
- Psychische stoornissen grote ziektelast in de bevolking à nog meer dan DM
Van fysiologie naar pathologie;; de volgende punten worden beoordeeld:
• Duur van de klachten
• Lijden of disfunctioneren:
- Subjectief
- Contextafhankelijk: eerdere ervaringen, omgevingsfactoren, cultuur
• Draagkracht en draaglast à worden door verschillende factoren beïnvloed:
- Erfelijke factoren vb. persoonlijkheidstrekken
- Omgevingsfactoren vb. trauma, mishandeling, cannabis
- Gen-omgevingsinteractie (GxE)
- Sociale factoren vb. steunsysteem
DSM:
• = classificatie systeem à let op: geen diagnostisch systeem!
• Doel: overeenstemming vergroten in de kliniek en wetenschappelijk onderzoek
• Sprake van een stoornis als er significant lijden is of beperking in sociaal of beroepsmatig
functioneren door de symptomen
• DSM bestaat uit 5 assen (hoef je niet precies te weten) WEL:
- AS 1= primaire diagnose à klinische stoornissen
- AS 2= persoonlijkheidsstoornissen, verstandelijke beperking
,Behandelaren:
• BIG geregistreerd: psychiater, gespecialiseerd verpleegkundige, psychotherapeut, GZ
psycholoog
• Niet BIG geregistreerd: psycholoog, psychosociaal therapeut, etc.
Diagnostiek:
1. Anamnese en hetero-anamnese
2. Psychiatrisch onderzoek
3. Conclusie= beschrijvende diagnose en de diagnose o.b.v. DSM-criteria
1. Anamnese:
• Uitvragen:
- Reden van komst
- Voorgeschiedenis: somatische en psychisch
- Intoxicaties
- Familieanamnese
- Medicatie
• Hetero-anamnese: bovenstaande vragen
• (Ontwikkelingsanamnese: bij kinder- en jeugdpsychiatrie)
2. Psychiatrisch onderzoek:
• Zo objectief mogelijk beschrijven
• Eerste indruk:
- Uiterlijk
- Leeftijd
- Zelfverzorging
- Oogcontact
- Contact(groei) à gaande weg gesprek beter contact
- Wederkerigheid à in hoeverre patiënt reageert op psychiater
- Klachtenpresentatie
- Gevoelens/ reactie onderzoek
- Opvallende kenmerken
• Cognitieve functies:
- Bewustzijn: somnolent, helder, vernauwd
- Aandacht: te trekken, te behouden
- Concentratie: gestoord, matig, ongestoord, goed
- Oriëntatie: in tijd, plaats en persoon
- Geheugen: korte, lange termijn, confabulaties
- Intelligentie: inschatting, passend bij opleidingsniveau
- Ziektebesef/ inzicht
- Waarneming: hallucinaties (zie soorten beneden)
- Denken:
* Tempo: normo/brady/tachyfreen
* Vorm: coherent/incoherent, associatief
* Inhoud: wanen (zie soorten beneden), preoccupaties, ideeën
• Affectieve functies:
- Stemming: somber, eufoor, dysfoor
- Affect: normaal, modulerend, vlak, versterkt
• Conatieve functies:
- Motivatie en gedrag: impulsief, suïcidaliteit, doodsgedachten/plannen/wensen
- Psychomotoriek: traag, druk, mimiek, onrustig, plukkerig, passend bij klachten
à Trias psychiatrica: cognitieve functies – affectieve functies – conatieve functies
,Wanen & hallucinaties:
• Hallucinaties:
- = stoornissen inde waarneming, waarbij gewaarwordingen worden ervaren als
zintuigelijke waarnemingen, terwijl er in feite geen externe prikkeling van het
betrokken zintuig plaatsvind
- Soorten:
* Akoestische/ auditivie hallucinatie= iets horen wat er niet is
* Visuele hallucinatie= iets zien wat er niet is
* Tactiele hallucinatie= iets voelen wat er niet is
* Olfactoire/ smaak hallucinatie= iets proeven wat er niet is
* Gustaoire/ reuk hallucinatie= iets ruiken wat er niet is
• Wanen:
- = stoornis in de inhoud van het denken, bestaande uit persoonlijke fundamentele
overtuigingen die in strijd zijn met de werkelijkheid en niet corrigeerbaar zijn, ondanks
afdoende bewijs van het tegendeel.
- Soorten:
* Paranoïde waan: het idee hebben dat je constant achtervolgd wordt
* Beïnvloedingswaan: het idee hebben dat eigen gedachten, gevoelens en
handelingen bestuurd worden door een kracht van buiten vb. robot
* Betrekkingswaan: het idee hebben dat alles op jou betrokken is
* Grootheidswaan: extreem gevoel van eigenwaarde en jezelf heel belangrijk vinden
* Nihilistische waan: het idee hebben dat je niks waard bent
* Schuldwaan: overdreven schuldgevoel
* Zondewaan: het idee hebben dat je ergens voor moet boeten
* Somatische waan: verkeerde opvattingen over je lichaam
Verslag:
• Reden van consult/ komst/ opname
• Psychiatrische voorgeschiedenis
• Anamnese
• Hetero-anamnese
• Familie-anamnese
• Somatische voorgeschiedenis
• Medicatievoorgeschiedenis
• Huidige medicatie vb. schildklierproblemen, diabetica
• Intoxicaties
• Biografie
• Psychiatrisch onderzoek
• Conclusie
• DSM-IV
• Advies/ beleid/ decursus
PLO MT: Psychiatrisch onderzoek
Psychiatrisch onderzoek:
• Ook wel: status mentalis
• Trias psychiatrica: cognitieve functies, affectieve functies, conatieve functies
Eerste indruk:
• Uiterlijk: conform/ jonger/ ouder dan kalenderleeftijd en opvallende lichamelijke
kenmerken en symptomen (zonder reeds bekende onderliggend etiologie) à specifieke
verschijnselen kunnen passen bij somatische aandoeningen en vice versa
• Zelfverzorging: zelfverwaarlozing, overmatige netheid, normaal, slecht
• Contact: aarzelend, terughoudend, grensoverschrijdend
,• Contactgroei: wel of niet aanwezig
• Wederkerigheid: wel of niet aanwezig
• Oogcontact: sociaal adequaat, vermijdend, starend, ontbrekend, beperkt
• Klachtenpresentatie: onverschillig, suggestibel, overdreven, theatraal, bagatelliserend,
appellerend, aggraverend, zakelijk, perfectionistisch à let op: belangrijk is de
discrepantie tussen aard, inhoud en ernst van de klachten
• Gevoelens en reactie van onderzoeker: sympathie, neutraal, machteloosheid, angst,
irritatie, medeleven
• Opvallende dingen
Cognitieve functies:
• Bewustzijn: somnolent, soporeus, helder, vernauwd, wisselend verlaagd
• Aandacht: te trekken, te behouden
• Concentratie: gestoord, matig, ongestoord, goed
• Oriëntatie: in tijd (dag, datum, jaar), plaats (instelling/ locatie, stad) en persoon (met wie
in gesprek= interpersoonlijke oriëntatie of wie patiënt zelf is= persoonlijke oriëntatie)
• Geheugen: korte en lange termijn geheugen, episodisch, semantisch, procedureel
Anterograde geheugen= stoornis die leidt tot korte termijn geheugenstoornis
Retrograde geheugen= stoornis die leidt tot lange termijn geheugenstoornis
• Intelligentie: zwakzinnig, gemiddelde intelligentie, passend bij opleidingsniveau,
hoogbegaafd
• Ziektebesef: aan- of afwezig
• Ziekte inzicht: aan- of afwezig
• Waarneming: aan- of afwezigheid hallucinaties
• Denken:
- Tempo: normo-, brady- of tachyfreen
- Vorm: coherent, incoherent, associatief, tangentieel, gedachte-armoede, ontsporing
- Inhoud: wanen/ waanideeën, preoccupaties, dwanggedachten
Affectieve functies:
• Stemming (klimaat): somber, eufoor, normofoor, dysfoor
• Affect (weer): adequaat, inadequaat, modulerend, vlak, vertrekt
Conatieve functies:
• Psychomotoriek: traag, druk, mimiek, onrustig, plukkerig, passend bij klachten
• Motivatie en gedrag: impulsief, expansief, overmatig seksueel, dwanghandelingen
• Suïcidaliteit: doodsgedachten plannen, wensen ß inschatten noodzakelijkheid
• Tics, dwanghandeling, conversie
Terminologie:
• Suggestibel= vatbaar voor suggestie
• Bagetalliseren= niet serieus nemen
• Appellerend= in hoger beroep gaan
• Aggraverend= verzwaren
• Somnolent= slaperig
• Soporeus= slaapverwekkend
• Vernauwd= wel kunnen concentreren maar grotendeels afgesloten voor prikkels buitenaf
• Episodisch= biografische gegevens patiënt
• Semantisch= bekende belangrijke feiten op gebied waarin patiënt geïnteresseerd is
• Procedureel= impliciet geleerde activiteiten vb. autorijden
• Zwakzinnig= verstandelijke beperking à 4 groepen: lichte, matige, ernstige en zeer
ernstige
• Ziektebesef= weten dat je ziek bent vb. weten dat je je niet goed voelt bij psychose
,• Ziekte-inzicht= weten wat er precies aan de hand is vb. niet weten dat je in psychose zit
• Incoherent= patiënt spreekt onlogisch en onsamenhangend en is niet te volgen
• Associatief= patiënt springt van de hak op de tak maar is wel te volgen
• Tangentieel= patiënt antwoord langs de vragen heen
• Gedachte-armoede= patiënt heeft weinig ideeën
• Ontsporing= patiënt onderbreekt eigen verhaal met irrelevante en onbegrijpelijke
opmerkingen
• Waan= oncorribeerbare overtuigingen die aantoonbaar niet overeenkomen met de
werkelijkheid
• Waanidee= foutieve overtuiging waarbij de patiënt twijfelt aan de waarheid ervan
• Pre-occupaties= niet los kunnen laten van bepaalde gedachten, overtuiging of krachtig
verlangen zonder dat er sprake is van wanen
• Dwanggedachten= opdringende, ongewenste gedachten
• Dysfoor= boos, prikkelend
• Tics= onvrijwillige, abrupte, snelle, herhaalde, aritmische bewegingen
• Dwanghandelingen= handelingen die iemand moet verrichten om gevoelens van angst
en spanning te verlichten
Aanvullende informatie:
• Als je iets niet formeel hebt uitgevraagd maar je denkt dat het wel goed is: vb. ‘Geheugen
imponeert in tact, niet formeel getest.’
• Niet puntsgewijs opschrijven, maar maak er een verhaal van à wel verschillende alinea’s
per onderdeel
Werkgroep: Sociale en acute psychiatrie
Patiëntcollege en aanvullende informatie:
Inleiding sociale psychiatrie:
• Filmpje: man gooit alles naar buiten à wat valt op: meteen verward noemen
• Selectieve aandacht: je kan vaak je aandacht maar op 1 munt betrekken
• Kenmerken sociale psychiatrie:
- Psychiatrische zorg in de eigen sociale omgeving
- Invloed van sociale omgeving op psychische stoornissen
- Invloed van psychische stoornissen op sociale omgeving: overlast
- Afgrenzing met sociaal-maatschappelijke problemen onscherp à lastig dit soms af te
grenzen van bijvoorbeeld armoede
Psychiatrisch onderzoek patiënt:
• Eerste indruk: patiënt beetje alternatief gekleed, leeftijd conform kalenderleeftijd,
verzorgd, er was wel contact, maar weinig wederkerig, dominant en dwingend in het
contact.
• Cognitieve functies: alerte man, aandacht wel te trekken maar niet vast te houden,
gestoorde concentratie, georiënteerd in tijd en plaats, geheugen niet getest, intelligentie
passend bij opleidingsniveau, ziektebesef aanwezig hij belde namelijk zelf de ambulance
maar ook beperkt omdat hij vind dat hij alweer naar huis kan, ziekte inzicht beperkt
situatie met mes bagatelliseren. Geen gestoorde waarneming, denken tachyfreen,
incoherent en tangentieel.
• Affectieve functies: eufore én dysfore stemming, versterkt modulerend affect.
• Conatieve functies: niet besproken
à Diagnose: manie
Termen:
• Psychose= beelden die niet kloppen met realiteit, verwardheid, verhaal van de hak op de
tak. à deze man niet psychotisch: geen waan- of denkstoornissen
,• Bipolaire stemmingsstoornis:
- Depressie
- Manie
à uitlokken episode: stress, niet nemen van medicatie, drugs/ alcohol
• Illusoire vervalsing= als je denkt je naam te horen, of je denkt dat je iemand ziet staan
Organisatie GGZ:
• 1e lijn: Huisarts, GGZ ondersteuner, buurtteam
• 2e lijn GGZ:
- Onderdeel van GGZ-organisatie
- Onderdeel van algemeen ziekenhuis
- Onderdeel van een UMC
- Vrijgevestigd psychiater
• 3e lijn GGZ: regio-overstijgende specialistische programma’s voor o.a. eetstoornissen,
somatoforme stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen
• Forensisch GGZ: voor psychische zieke delictplegers
Financiering GGZ:
• Heel ander systeem dan somatische gezondheidszorg
• Probleem: veel overlap van somatisch en psychiatrisch, bij consulten, multidiscipilnaire
polies etc.
Acute psychiatrie
• = bij paniek veroorzaakt door anderen
• Doel: mogelijk maken reguliere hulp
• Aanvullend/ondersteunen hulpdiensten
• Misdrijf: justitiële circuit
Suïcide en automutilatie: tentamen
• Suïcide poging (TS): gedrag met (zekere mate van) intentie op overlijden, met niet-fatale
uitkomst
• Automutilatie= zelfbeschadiging of zelfverminking
En daarna inschatting maken suïcide poging:
• Nabijheid van anderen tijdens de poging
• Tijdstip van de poging
• Voorzorgsmaatregelen tegen ontdekking en/ of interventie van anderen
• Iets doen om hulp te krijgen tijdens of na de poging
• Laatste handelingen met het oog op verwachte dood
• Mate waarin de poging gepland was
• Afscheidsbrief
• Uitlating over suïcide plannen in jaar voorafgaand aan de poging
• Doel van de poging
à Score >13 is hoger is indicatie voor sterke suïcide-intentie
Ander college:
Verschillen somatische en psychiatrische anamnese;; in de psychiatrie:
• Accent meer op subjectieve symptomen à dus anamnese en exploratie klachten
• Anamnese en onderzoek grotendeels tegelijk
• Anamnese aanzienlijk uitgebreider o.a. door sociale en biografische anamnese
• Ziektebeeld en etiologie voornamelijk vastgesteld op grond van anamnese en onderzoek,
weinig aanvullend onderzoek
,• De functies die gestoord zijn en die de arts onderzoekt behoren tot de manier hoe de
patiënt zijn klachten presenteert aan de arts à stoornis in psychische functie kan:
- Vermogen om klachten te presenteren belemmeren
- Interactie patiënt en arts verstoren
Factoren die volgorde en uitgebreidheid psychiatrisch onderzoek beïnvloeden:
• Klachtenpresentatie patiënt
• Verschijnselen die opvallen
• Antwoorden die de patiënt geeft
Onderdelen anamnese:
• Speciële anamnese à geschiedenis van psychiatrische aandoeningen: explorerende
vragen over psychische klachten:
- Kwaliteit à aard klachten en waarmee vergelijkbaar
- Lokalisatie à waar zitten de klachten (bij somatische component)
- Chronologie à wanneer zijn de klachten ontstaan, eerder opgetreden, beloop
- Kwantiteit à hoe ernstig zijn de klachten nu en de afgelopen periode, invloed
functioneren
- Setting à hoe ziet doorsnee dag eruit
- Factoren van invloed: waardoor verminderen/ verergeren klachten, wat heeft patiënt
zelf geprobeerd
- Begeleidende symptomen à nog andere symptomen aanwezig
• Algemene psychiatrische anamnese (zie inleiding in psychiatrie college)
• Somatische anamnese en lichamelijk onderzoek
• Sociale anamnese:
- Welke milieus: thuis, opleiding of werk, vrije tijd
- Wat vraag je: feitelijke situatie en hoe deze ervaren worden
- Doel= vaststellen psychiatrische symptomen in dagelijkse context, opsporen
mogelijke sociale oorzaken en gevolgen psychiatrische stoornis en beoordelen van
sociale steunsysteem
• Biografische anamnese
• Heteroanamnese:
- Belangrijk omdat: subjectieve element in beleving patiënt kan aanzienlijk zijn
- Gebruiken ter verificatie, aanvulling en correctie autoanamnese
- Doel: objectiever inzicht in cognitief (dis)functioneren van patiënt
- Aanvullende informatie waarop de patiënt zelf ontwijkend/ terughoudend is
Diagnose depressieve stoornis/ dysthyme stoornis baseren op: anamnese en psychiatrisch
onderzoek.
Persoonlijkheidsstoornis;; op 3 aspecten letten:
• Inhibitie van normaal gedrag à zou men normaliter anders hebben gehandeld dan de
patiënt
• Ontbreekt de remming van sociaal inadequaat gedrag? à blijkt uit het verhaal van de
patiënt dat hij herhaaldelijk gedragingen vertoont die niet passen binnen het normale
sociale verkeer
• Is er sprake van te heftige, sterk wisselende of anderszins inadequate reacties op
stressvolle omstandigheden
Werkcollege: Somatiek in de psychiatrie
Lichamelijke (on)gezondheid bij psychiatrische aandoeningen:
• 60% van de patiënten met een psychiatrische stoornis heeft een somatische aandoening
• Afname levensverwachting +/- 15 jaar vrouwen, +/- 20 jaar bij mannen
,• Verminderde levensverwachting door:
- Psychiatrische aandoening zelf:
* Suïcide/ homocide
* Zelfverwaarlozing
- Ongezonde levensstijl:
* Roken, drugs, alcohol
* Minder fysieke activiteit
* Slecht dieet
- Bijwerkingen van medicatie:
* Antipsychotica
* Stemmingsstabilisatoren
* Antidepressiva
* Anxiolytica
* Slaapmedicatie
- Genetische overlap tussen somatische psychiatrische aandoeningen
- Chronische ziekte die vaak in combinatie met psychiatrische aandoeningen
voorkomen: SCHADEN
* Schildklierziekten
* COPD
* Hart- en vaatziekten
* Auto-immuunziekten
* Diabetes à insuline resistentie + verminderde insuline secretie
* Epilepsie
* Nierziekten
Bijdrage van levensstijl, medicatie en overlap met andere aandoeningen:
• Algemeen:
- De gezondheid is afhankelijk van psychiatrische problemen, somatische problemen,
leefstijl en medicatie
- 58% van de populatie heeft medische aandoeningen
- 29% van de mensen met een lichamelijk aandoening heeft psychiatrische klachten
- 68% van de mensen met een psychiatrische aandoening heeft lichamelijke klachten
- 25% van de populatie heeft een psychiatrische aandoening
à Let op: noodzaak voor integratie tussen GGZ en somatische zorg
• Levensstijl:
- 50% van de patiënten rookt
- 30% van de patiënten gebruikt drugs of alcohol
• Medicatie en somatische problematiek:
- Direct toxisch effect
- Indirect effect
- Beiden
• Metabool syndroom:
- 40% van de patiënten met een psychotische stoornis
hebben metabool syndroom à vergeleken met 15-30% in
algemene populatie
- Klassieke antipsychotica à verhoogd risico op metabool syndroom
- 5,3% van de gezonde familieleden, met in de familie een schizofrenie verwante
stoornis hebben diabetes à gelijke gentica en gedrag à vergeleken met 3.1% in de
algemene bevolking
• Diabetes:
- Normale populatie: hoe ouder iemand wordt, hoe minder secretie van insuline en hoe
meer insuline resistentie
- Psychiatrische patiënten: insuline resistentie neemt meer toe à door: obesitas,
inactiviteit en medicatie à gevolg: DM type 2
,
• Gezond leven zorgprogramma (Utrecht)= voor: mensen in de psychiatrie:
- Fase 1: metingen en screenend lab onderzoek
- Fase 2: risico bepalingen: vragenlijsten, lichamelijk onderzoek, fitheid metingen en
calorimetrie
- Fase 3: gepersonaliseerde interventies om somatische comorbiditeit te reduceren
à Doel: basisscreening en het maken van individueel behandelplan à van belang om
multidisciplinair behandelplan op te stellen met leefstijl interventies!
SOLK:
• = somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten à = lichamelijke klachten die
langer dan enkele weken duren waarbij adequaat medisch onderzoek geen somatische
aandoening wordt gevonden die de klachten voldoende verklaard
• 85-95% van de algemene bevolking heeft de afgelopen 2 weken minstens 1 lichamelijke
klacht gehad
• 1/3 van de mensen geeft aan voortdurend moe te zijn
• Of mensen met hun lichamelijk klacht naar de dokter gaan, hangt samen met de
betekenis, minder met de ernst! à betekenisgeving= dat de klacht een functie krijgt in
het leven
• Percentages:
- Klachten die onverklaard blijven:
* Bij de huisarts: 30-50% van de lichamelijke klachten medisch onverklaard
- * Bij de specialisten: 40-60%
- De meeste klachten gaan over in enkele weken
- Artsen kunnen hieraan bijdragen door:
* Positieve uitleg
* Geruststelling
* Prognose
• Somatisatie:
- = de neiging een lichamelijke klacht te ervaren en te uiten, deze toe te schrijven aan
lichamelijke ziekte en er medische hulp voor te zoeken, terwijl er geen somatische
pathologie gevonden wordt die de klachten voldoende verklaart
- = dus een benaming voor het proces dat ertoe leidt dat patiënten met SOLK zich met
hun klachten (blijven) wenden tot een arts in de hoop dat deze een ziekte vindt
• Omgaan met SOLK, verschillende manieren:
- Klacht actief en bewust inzetten om een doel te bereiken
- Somatisatie
- Conversie= psychiatrisch probleem uit zich onbewust in een lichamelijk probleem
• Behandeling;; in de eerste lijn:
1. Milde SOLK:
* De huisarts sluit klachtexploratie af en verricht eventueel lichamelijk en/ of
aanvullend onderzoek
* Gezamenlijke probleemdefinitie op basis van klachtexploratie
* Voorlichting, advies, herstelbelemmerende factoren bespreken
* Gezamenlijk tijdcontingent plan opstellen à controles om voortgang te monitoren
* Bij stagnatie/ wijziging klachten à opnieuw klachtexploratie
, 2. Matig-ernstige SOLK:
* In samenwerking met andere eerstelijnshulpverleners verder kijken
* Samengewerkt/ verwezen naar fysio- of oefentherapeut, GGZ of PSV etc.
3. Ernstige SOLK:
* In samenwerking met tweedelijnshulpverleners wordt verder gekeken
* Multidisciplinaire teams en eventueel verwijzen naar behandelcentra
Eetstoornissen:
• Kenmerkend:
- Sterke preoccupatie met eten en gewicht
- Verstoord lichaamsbeeld
• 3 eest voorkomende:
- Anorexie
- Boulimia
- Binge-eating disorder
• Incidentie: vooral bij vrouwen in de pubertijd
• Behandeling:
- Gedragstherapie
- Medicatie: SSRI, antipsychotica
• Anorexia:
- Incidentie: komt steeds meer voor door verander schoonheidsbeeld, sociale media en
peer pressure
- Anorexische cognitie: komt nog meer voor à verhoogde kans anorexia
- Pathologie: verstoorde zelfreflectie waardoor het leven van de patiënt draait om
afvallen: braken, sporten, weinig eten
- Verstervingsstaat= BMI<14 à alle bronnen gaan richting de hersenen, andere
organen krijgen te weinig voedingsstoffen en zullen afgebroken worden à geeft
onherstelbare schade
- Lichamelijk onderzoek: eeltknokkels, gelere tanden, tekenen van braken, acetongeur,
beharingspatroon
- Prognose:
* Enkelvoudige anorexia nervosa: prima, patiënt kan ermee leren leven
* Comorbiditeit in een combinatie met persoonlijkheidsstoornissen: hele slechte
prognose à hoge mortaliteit 10-15% en morbiditeit
E-module: Classificeren stemmingsstoornissen
Casus:
• Anamnese: 48-jarige man op spreekuur omdat hij zich somber voelt
• Beste vraag nu: is de stemming >2 weken verlaagd à <2 weken kan depressieve
episode niet worden vastgesteld en vervallen stemmingsdiagnoses
• Anamnese: patiënt blijkt sinds 3 weken somberder te zijn dan voorheen
• Beste vraag nu:
- Overmatige schuldgevoelens
- Is slaappatroon veranderd
à omdat: in zo weinig mogelijk vragen diagnostische criteria depressie uitvragen
• Vragen of patiënt wel eens eerder deze klachten heeft gehad:
- Zo ja: dan vragen of dit zo ernstig was dat een opname noodzakelijk was
- Zo nee: dan doorvragen naar mildere stoornissen: dus of hij wel eerder depressieve
klachten had met bijkomende symptomen
• Na uitvragen criteria depressie: uitvragen over hypomane of manische symptomen
• Diagnose stellen:
- Voldoen aan klachten depressie= depressieve stoornis
- Niet voldoen aan klachten depressie, maar wel somber= dysthyme stoornis= mildere
vorm depressie