Sam
SAMENVATTING LF
2018/2019
Blok 1 verpleegkunde (herkansing)
Christelijke hogeschool Ede
Leerjaar 1
0
,Samenvatting LF blok 1(2)
1.2
Anatomie: studie van inwendige en uitwendige structuren en de fysieke relaties tussen
lichaamsdelen.
Fysiologie: is de studie van de manier waarop levende organisme hun vitale functies verrichten. De
studie van het functioneren van de anatomische structuren van het menselijk lichaam.
Pathologie: is het bestuderen van de effecten van aandoeningen op het functioneren van organen of
stelsels.
Macroscopische anatomie: worden kenmerken onderzocht die met het blote oog zichtbaar zijn;
Microscopische anatomie: worden structuren bestudeerd die niet zonder vergroting zichtbaar zijn.
1.4
Huid: Beschermt het lichaam tegen gevaren vanuit de omgeving, speelt een rol bij het reguleren van
de lichaamstemperatuur.
Beenderstelsel: Het skelet biedt ondersteuning, beschermt weefsels, is opslagplaats voor mineralen
en vormt bloedcellen.
Spierstelsel: Maakt beweging mogelijk, zorgt voor stevigheid en produceert warmte.
Zenuwstelsel: Maakt onmiddellijke reactie op prikkels mogelijk, meestal door het coördineren van de
activiteiten van andere orgaanstelsels.
Endocriene stelsel: Reguleert langdurige veranderingen in de activiteit van andere orgaanstelsels.
Cardiovasculaire stelsel: Transporteert cellen en opgeloste stoffen, evenals voedingsstoffen,
afvalstoffen en gassen.
Lymfestelsel: Verdedigt tegen infecties en ziekten en zorgt voor terugkeer weefselvocht naar de
bloedsomloop.
Ademhalingsstelsel: Transporteert lucht naar plaatsen waar gaswisseling plaatsvindt tussen de
buitenlucht en het circulerende bloed, en produceert geluid.
Spijsverteringsstelsel: Verwerkt voedsel, neemt voedingsstoffen op en verwijdert afvalstoffen.
Urinaire stelsel: Verwijdert overtollig water, zouten en afvalstoffen.
Voortplantingsstelsel: Het mannelijke en vrouwelijke
- Het mannelijke: Produceert geslachtscellen en hormonen.
- Het vrouwelijke: Produceert geslachtscellen en hormonen, ondersteunt embryonale en
foetale ontwikkeling van bevruchting tot geboorte.
1.5
Het vermogen van het lichaam om het interne milieu in evenwicht te houden, ondanks verandering
in de omgeving waarin het zich begeeft. Er zijn allerlei evenwichten die in het lichaam onderhouden
worden. Bijv. zuurgraad, glucosegehalte, zuurstof gehalte.
Homeostatische regulering omvat meestal een receptor die gevoelig is voor een bepaalde
verandering in de omgeving, oftewel prikkel (stimulus). Een besturingscentrum(integratiecentrum),
dat informatie van de receptor ontvangt en verwerkt. Een effector (een cel of orgaan) die reageert
op de signalen van het besturingscentrum en waarvan de prikkel tegengaat of versterkt.
1
,1.6.1
Het belangrijkste kenmerk van negatieve terugkoppeling is: ongeacht of de prikkel bij de receptor
toeneemt of afneemt, wekt een variatie buiten de normale grenzen een automatische reactie op
waardoor de situatie wordt gecorrigeerd.
1.7
2
, 3