Minor Forensische Orthopedagogiek
Periode 2 Herkansing
Thema: Klinische kennis
Hoorcollege: Psychiatrische stoornissen
Psychiatrische diagnose: Een ziekte waarbij sprake is van een aantal symptomen zoals
beschreven in de DSM-5
DSM-5: Een naslagwerk met hierin een beschrijving van symptomen horende bij psychiatrische
ziektebeelden. Let op: middelenafhankelijkheid is óók een psychiatrische ziekte
(verslavingsstoornissen)
Psychosen: Psychosen gaan vaak gepaard met wanen (overtuiging, wat in je hoofd zit) en
Hallucinatie (wat je op dat moment beleefd, horen van stemmen die jou een opdracht geven)
Risicofactoren van (psychiatrische) stoornis:
Hebben een grote invloed op (veroorzaken) een psychiatrische stoornis.
Een psychiatrische stoornis is zelf weer een risicofactor voor het meemaken van huiselijk
geweld, of voor het plegen van delicten.
Stoornis bij kinderen:
o Gevolgen voor opvoeding ouders?
Onmachtsgevoelens
Onbegrip
o Gevolgen voor broertjes/zusjes?
Stoornis bij ouders:
o Gevolgen voor kinderen?
Wisselend gedrag ouders?
Binding?
Dubbele diagnose en/of comorbiditeit:
Dubbele Diagnose: Het naast elkaar bestaan van twee ziektes of aandoeningen die op basis
van onderzoek naar symptomen kan worden vastgesteld door een professional. (VB: LVB en
autisme passen bij elkaar)
Comorbiditeit: Het samengaan van twee of meer diagnoses in één patiënt.
Een cliënt met een dubbele diagnose heeft gelijktijdig last van misbruik en/of afhankelijkheid
van alcohol of drugs en een psychiatrische stoornis.
Comorbiditeit wijst op de verwevenheid van beide stoornissen ze bestaan niet naast elkaar
maar lopen in elkaar over en versterken elkaar.
Gevolgen comorbiditeit:
Heeft sterke invloed op beloop aandoening
Verslaving is ernstiger bij psychiatrische comorbiditeit
Vaker opnames in Psychiatrisch ziekenhuis
Meer suïcide
Dakloosheid
Meer somatische stoornissen
Meer geweld en problemen met de wet
o Na behandeling grotere kans op recidive
Gevolgen dubbeldiagnose:
Meer geweld en problemen met de wet
o (3e diagnose?) gevolgen behandeling
Dwang en drang
Motivatie
Locus of control
Individueel v.s. groepsbehandeling
Lager behandelsucces
Risicotaxatie: ontwikkelingen:
Van stoornis denken naar risico denken
Van scoren/taxeren naar analyseren, formuleren, en vertalen naar risicomanagement
Balans: aandacht beschermende factoren
Verfijning: specifieke of aanvullende instrumenten
, Minor Forensische Orthopedagogiek
Periode 2 Herkansing
Delicttype: vb. STATIC / STABLE / ACUTE voor zeden
Tijdspanne: vb. START voor korte termijn
Subgroepen: vb. FAM voor vrouwen
Risicofactoren:
Externe en interne factoren
Intern factoren (genetisch bepaald)
o Internaliserend problemen: Problemen die soms voorkomen bij jeugdigen en
met innerliijke onrust te maken hebben: Angsten, piekeren,
stemmingswisselingen, paniekaanvallen, fobie
Relatief vaker bij meisjes en soms zichtbaar (heeft met de opvoeding en de
aanleg te maken).
Indien dikwijls of in combinatie, dan spreekt men van stoornissen (volgens
DSM-5)
o Externaliserend problemen: Problemen die naar buiten en op ander gericht
zijn: Vandalisme, agressie, criminaliteit, Zedendelicten
Vaak al ingedeeld: Indien ernstig dan APS-AntiSociale Persoonlijkheid of CD-
ODD gedragsstoornis (acting out gedrag vooral bij jongens)
Extern factoren (vanuit het perspectief van het kind, ontstaan door foute omgeving)
o Gezinsfactoren
o School
o Vrije tijd
o Politie/justitie
Meest voorspellend: (om met de politie in aanraking te komen/te recidiveren)
Biologisch
o Low arrousal; onder prikkeling, jongere zoekt gevaarlijke situaties op om prikkels te
voelen, ziet voelt geen gevaar.
o Hormoonhuishouding in hypofyse is anders
o Waar onze rem zit (wat te maken heeft met het voorste gedeelte van onze
hersenen), zit bij kinderen met ADHD niet meteen die verwerking naar de
hersenen, hierdoor krijgen ze medicatie om ervoor te zorgen dat de hersenen
sneller gaan werken.
o Mensen met ODD, CD, ADHD, etc. (voelen geen angst)
Omgeving
o Sociaal economische positie (achterstandsbuurten)
o Gewelddadige omgeving
Stoornis/gedrag
o Combinatie ADHD/CD
o Agressief/ delinquent gedrag voor 12
o Gewetensloos of wreed gedrag (vaak naar dieren)
ADHD
Hersenwerking
Medicatie Ritaline
Zelfmedicatie soft drugs??
o Werkt averechts!! Geeft wel gevoel van rust.
o Ritaline van opiatenlijst wordt geweigerd om vervolgens te dempen met THC
Persoonliijkheidsstoornis:
Prognose is slechter wanneer een patiënt een persoonlijkheidsstoornis heeft en daarnaast bekend
is met middelengebruik.
Verklaring: Behandeling van persoonlijkheidsstoornissen verloopt moeizaam.
Criteria:
A. Een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die duidelijk binnen de
cultuur van betrokkene afwijken van de verwachtingen. Dit patroon wordt zichtbaar op
twee (of meer) van de volgende terreinen:
cognities (dat wil zeggen de wijze van waarnemen en interpreteren van zichzelf,
anderen en gebeurtenissen)
affecten (dat wil zeggen de draagwijdte, intensiteit, labiliteit en de adequaatheid van de
emotionele reacties)
, Minor Forensische Orthopedagogiek
Periode 2 Herkansing
functioneren in het contact met anderen
beheersing van de impulsen
B. Het duurzame patroon is star en uit zich op een breed terrein van persoonlijke en sociale
situaties.
C. Het duurzame patroon veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal
en beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke functioneren
D. Het patroon is stabiel en van lange duur en het begin kan worden teruggevoerd naar ten
minste de adolescentie of de vroege volwassenheid.
E. Het duurzame patroon is niet eerder toe te schrijven aan een uiting of de consequentie van
een andere psychische stoornis.
F. Het duurzame patroon is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een
middel (bv. drug, geneesmiddel) of een somatische aandoening (bv. schedeltrauma).
Clusters persoonlijkheidsstoornis:
Cluster A: angst
o Paranoïde persoonlijkheidsstoornis (wantrouwen en achterdocht)
o Schizoïde persoonlijkheidsstoornis (afstandelijk in sociale relaties)
o Schizo typische persoonlijkheidsstoornis (patroon van direct gevoeld ongemak in
intieme relaties)
Cluster B: problemen in menseliijke contacten
o Antisociale persoonlijkheidsstoornis (gebrek aan respect voor de schending van
rechten van anderen, impulsbeheersing)
o Borderlinepersoonlijkheidsstoornis (instabiliteit in de interpersoonlijke relaties,
zelfbeeld, zelfbeeld en affect en duidelijke impulsiviteit)
o histrionische(Theatrale) persoonlijkheidsstoornis (excessieve emotionaliteit en
aandacht vragen)
o Narcistische persoonlijkheidsstoornis (grandiositeit, behoefte aan bewondering en
gebrek empathie)
Cluster C
o Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis (sociale geremdheid, tekortschieten en
hypersensitief voor negatief onderdeel)
o Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis (onderdanig en aanklampend gedrag met
exessieve behoefte te worden verzorgd)
o Dwangmatige (Obsessieve compulsieve) persoonlijkheidsstoornis (gepreoccupeerd
met ordelijkheid, perfectionisme en controle)
Cluster D
o Persoonlijkheidsverandering door een somatische aandoening (vb: na leasie of
hersenbloeding oid)
o Persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven (voldoet globaal aan de
algemene criteria maar patroon is niet opgenomen als één specifieke stoornis. VB.
passief-agressieve persoonlijkheid)
Cluster B:
4 probleemgebieden:
Affectregulatie (voorop bij theatraal)
Impulsbeheersing (voorop bij anti-anisociaal)
Cognitieve stoornissen (voorop bij narcisme)
Intermenselijke relaties (voorop bij borderline)
o Zwart – wit denken (sterk wisselend)
o 3 niveaus:
Primaire object (ouder, therapeut, partner); dysfoor want gevoel niet
genoeg te krijgen + angst voor verlies leidt tot frustratie
Agressieve gevoelens in vorm van bekvechten, sarcasme, veeleisendheid
enz. paranoïde opstelling ten gevolge van deze opstelling. Manipulatieve
suïcide pogingen om object onder controle te houden
Gevoel van verlatenheid; alcohol/drugs seks en agressie als uitingsvorm
(leegte vullen) depersonalisatie en derealisatie in deze fase gevolg
automutilatie
Schizofrenie en middelengebruik:
Meest voorkomend:
, Minor Forensische Orthopedagogiek
Periode 2 Herkansing
Alcohol (40-60%)
Nicotine (70%)
Cocaïne (15-50%)
Verklaringen:
Zelfmedicatie
Middelengebruik lokt schizofrenie uit (geen emperisch bewijs)
Bipolaire stoornis en middelengebruik:
Risicofactoren:
Mannelijk geslacht
Lage opleiding
Andere psychiatrische problemen
Verklaring:
Verhoogde kwetsbaarheid voor middelengebruik bij patiënten met bipolaire stoornis
Depressie:
Verklaring:
Stemmingsproblemen ontstaan door gebruik van middelen
Angststoornissen:
Verklaring:
Alcohol omdrukt de angsten
Angststoornissen ontstaan door gebruik van middelen