LEERDOELEN SAMENVATTING KENNIS TT 1 BLOK 3
Rationele Perspectief
ð Het rationele perspectief op management en organiseren in eigen woorden uitleggen.
Drie realiteiten:
• Objectief – realiteit van de natuurwetenschap
• Subjectief – werkelijkheid verschilt per persoon, eigen belevingswereld
• Intersubjectief = werkelijkheid van de samenleving gecreëerd door mensen, cultuur,
organisaties, samenleven, regels maar voor ieder ander hoe daarmee wordt omgegaan, kan
veranderen; dynamisch.
Organisatie = een verzameling mensen die zich verenigen in een formeel samenwerkingsverband
met het doel doelstellingen van individuen en groepen te realiseren.
Organisatiewetenschap = verzameling inzichten, methoden, theorieën en richtlijnen die met
betrekking tot een organisatieverschijnsel bestaat.
Organiseren = creëren van een organisatiestructuur, het scheppen van verhoudingen tussen de
beschikbare mensen, middelen en activiteiten om bepaalde doelstellingen te bereiken.
Organisatiestructuur = formele structuur op basis waarvan werktaken worden verdeeld, gegroepeerd
en gecoördineerd.
Wat is een organisatie? Elementen:
* Structuur:
o Formeel: regels, procedures, hiërarchie
o Informeel: relatie tussen mensen, interactie,
samenwerking
* Mensen: attitude, ambitie, normen en waarden, leiderschap
* Doelen: doel van organisatie = doel van mensen, conflict
* Technologie: instrumenten, machines, apparatuur
* Omgeving: klanten, leveranciers, concurrenten, partners
! Geen statistisch begrip.
Input Throughput Output
Mensen Besturing processen Producten
Materiaal Ondersteunende Diensten
Informatie processen Informatie
Kapitaal Primaire + secundaire
proces
Efficiënt – afleveren zelfde output met minder input / afleveren meer output met zelfde input
Effectief – de mate waarin een organisatie met haar output de gewenste outcome/effecten nastreeft
Innovatie – loslaten relatie tussen bepaalde output en outcome
Wanneer organisatie succesvol?
1. Organisatie met heldere missie en visie
2. Organisatie die slaagt om met output efficiënt in te spelen om reële huidige en toekomstige
behoeften van hun externe klanten
3. Organisatie waar “de neuzen in dezelfde richting staan”
1
,Geschiedenis: Fayol en Taylor – arbeidsverdeling en specialisatie (scientific management)
- Verdeel werk in eenvoudige, elementaire (=onmisbaar) bewegingen
- Detecteer nutteloze bewegingen en elimineer
- Selecteer beste manier om eenvoudige bewegingen te doen
- Beschrijf, registreer en indexeer iedere elementaire beweging
- Ford (automatisatie)
Rationele perspectief op structuren.
1. Organisations exist to achieve established goals and objectives and devise strategies to reach those
goals.
2. Organisations increase efficiency and enhance performance through specialization and appropriate
division of labor.
3. Suitable forms of coordination and control ensure that diverse efforts of individuals and units mesh.
4. Organisations work best when rationality prevails over personal agendas and extraneous pressures.
5. Effective structure fits and organisations current circumstances (including its, strategy, technology,
workforce and environment).
6. When performance suffers from structural flaws, the remedy is problem solving and restructuring.
1. Organisaties bestaan om vastgestelde doelen te bereiken door strategieën te bedenken.
2. Organisaties verhogen efficiëntie en verbeteren prestaties door specialisatie en passende
taakverdeling.
3. Geschikte vormen van coördinatie en sturing zorgen ervoor dat diverse inspanningen en
individuen en eenheden in elkaar grijpen.
4. Organisaties werken het best wanneer rationaliteit prevaleert boven persoonlijke agenda’s
en externe druk.
5. De effectieve structuur past bij de huidige omstandigheden van de organisatie.
6. Wanneer de prestaties lijden onder structurele gebreken, is de oplossing het oplossen van
problemen en herstructureren.
Verticale coördinatie
• Autoriteit
• Regels en beleid
• Planning en controle systemen
Laterale coördinatie
• Meetings
• Task forces
• Coördinatie rollen
• Matrixstructuren
• Netwerken
ð Aan de hand van de concepten taakverdeling, coördinatie-mechanismen, groepering en sturing
een organisatorisch probleem analyseren en verbeterpunten benoemen.
Structuur en structureren >>> Ontwerpparameters
1. Taakspecialisatie
2. Departementalisatie
3. Hiërarchie
4. Span of control
5. Centralisatie en decentralisatie
6. Gezagslijn
2
, Taakspecialisatie/Arbeidsdeling
® = de mate waarin werkzaamheden binnen een organisatie opgesplitst zijn in deeltaken. Hoe
sterker gespecialiseerd > hoe efficiënter wordt gewerkt.
® Horizontale taakspecialisatie/verruiming = zelfde soort taak en orde, meer of minder
schoonmaakvoorbeeld
® Verticale taakspecialisatie/verruiming = ander type taak, zeggenschap over eigen taak
® Verruiming: meer of minder taken geven
® Specialisatie: iemand specifieke taak laten uitvoeren
® Veel specialisatie gevolgen – veel coördinatie nodig afstemming onmogelijk is inefficiënt,
motivatie omlaag werknemers + veel kennis over onderwerp, efficiënt werken
® Bureaucratisch versus Organisch
Hiërarchie
§ Lijnorganisatie
o Leidinggevende met ondergeschikten die ook weer leiding
geven aan ondergeschikten. Voordeel: mechanisme van
conflictreductie. Nadeel: communicatie verstopt,
leidinggevenden overbelast.
§ Lijn-staforganisatie
o Staf ondersteunt leidinggevenden, geeft advies en
informatie.
§ Projectorganisatie
§ Matrixorganisatie
§ Grenzeloze organisatie
§ Lerende organisatie
Departementalisatie naar
MARKT FUNCTIE
® Aansluiten bij omgeving ® Aansluiten bij disciplines
® ® Kennis
® Output ® Vaardigheden
® Klant ® Werkprocessen
® Geografisch gebied ® + grotere kennis op functiedomeinen
® + klantgericht, makkelijk inspelen op ® - minder klantgericht; lastig om tussen
eisen markt, hoog motivatie personeel verschillende afdelingen samen te
® - minder gespecialiseerde werken, medewerkers beperkt
inzetbaar`4`
® Voorbeeld: administratieve dienst
® Groeperen taken die samenhangen >
centralisatie > scheidt processen
PRODUCT GEOGRAFISCHE PLAATS
® Afdelingen gecreëerd rond 1 ® Naar gebied waar organisatorische
product/dienst eenheid wordt bediend
® + snelle doorstroming = korte levertijd, ® + inspelen op veranderingen
snelle probleemoplossing door directe ® - inefficiënt gebruik middelen, gevaar
coördinatie, dichter bij de markt = snel autonomie, weinig deskundigheid
reageren
® - minder gespecialiseerde kennis
® Heel effectief. Minder efficiënt >
middelen minder efficiënt ingezet want
leidt tot hogere kosten
3