PROBLEEM 2 – BIPOLAR DISORDER
Leerdoelen:
1. Wat is een bipolaire stoornis? Verschillende vormen, oorzaken, verloop.
2. Welke behandelingen zijn er?
3. Wat onderscheidt bipolaire stoornis van andere stoornissen?
4. Wanneer kan het gediagnosticeerd worden?
5. Is er een link tussen creativiteit en bipolaire stoornis? Welke kant gaat
deze link op?
6. Heeft uitbundigheid een positief efect?
DSM-IV
Er zijn 6 verschillende soorten bipolaire I stoornissen:
Bipolaire I stoornis, eenmalige manische episode
A. Aanwezigheid van slechts een anische episode en geen eerdere depressieve
episodes. N.B.: Recidief wordt gedefnieerd als er ofwel sprake is van een
verandering in de polariteit vanuit een depressie ofwel van een interval van ten
inste twee aanden zonder anische sy pto en.
B. De anische episode is niet eerder toe te schrijven aan een 'schizoafectieve
stoornis' en is niet gesuperponeerd op 'schizofrenie', 'schizofrenifor e stoornis',
'waanstoornis' of 'psychotische stoornis NAO'.
Bipolaire I stoornis, laatste episode hypomaan
A. Mo enteel (of zeer recent) in een hypo ane episode.
B. Er is eerder ten inste een anische episode of ge engde episode geweest.
C. De ste ingssy pto en veroorzaken in signifcante ate lijden of
beperkingen in het sociaal en
beroeps atig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
D. De ste ingsepisodes in criteriu A en B zijn niet eerder toe te schrijven aan
een 'schizoafectieve stoornis', en zijn niet gesuperponeerd op 'schizofrenie',
'schizofrenifor e stoornis', 'waanstoornis' of
'psychotische stoornis NAO'.
Bipolaire I stoornis, laatste episode manisch
A. Mo enteel (of zeer recent) in een anische episode.
B. Er is eerder ten inste een depressieve episode, anische episode of een
ge engde episode geweest.
C. De ste ingsepisodes in criteriu A en B zijn niet eerder toe te schrijven aan
een 'schizoafectieve
stoornis', en zijn niet gesuperponeerd op 'schizofrenie', 'schizofrenifor e
stoornis', 'waanstoornis' of 'psychotische stoornis NAO'.
Bipolaire I stoornis, laatste episode gemengd
A. Mo enteel (of zeer recent) in een ge engde episode.
B. Er is eerder ten inste een depressieve episode, anische episode of een
ge engde episode geweest.
C. De ste ingsepisodes in criteriu A en B zijn niet eerder toe te schrijven aan
een 'schizoafectieve
stoornis', en zijn niet gesuperponeerd op 'schizofrenie', 'schizofrenifor e
stoornis', 'waanstoornis' of 'psychotische stoornis NAO'.
, Bipolaire I stoornis, laatste episode depressief
A. Mo enteel (of zeer recent) in een depressieve episode.
B. Er is eerder ten inste een anische episode of een ge engde episode
geweest.
C. De ste ingsepisodes in criteriu A en B zijn niet eerder toe te schrijven aan
een 'schizoafectieve
stoornis, en zijn niet gesuperponeerd op 'schizofrenie', 'schizofrenifor e
stoornis', 'waanstoornis' of 'psychotische stoornis NAO'.
Bipolaire I stoornis, laatste episode niet gespecifceerd
A. Aan de criteria van een anische, een hypo ane, een ge engde of een
depressieve episode wordt, uitgezonderd de duur, o enteel (of zeer recent)
voldaan.
B. Er is eerder ten inste een anische episode of een ge engde episode
geweest.
C. De ste ingssy pto en veroorzaken in signifcante ate lijden of
beperkingen in het sociaal en
beroeps atig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
D. De ste ingssy pto en in criteriu A en B zijn niet eerder toe te schrijven
aan een 'schizoafectieve stoornis', en zijn niet gesuperponeerd op 'schizofrenie',
'schizofrenifor e stoornis', 'waanstoornis' of 'psychotische stoornis NAO'.
E. De ste ingssy pto en in criteriu A en B zijn niet het gevolg van de
directe fysiologische efecten van een iddel (bijvoorbeeld drug, genees iddel
of andere behandeling) of een so atische aandoening (bijvoorbeeld
hyperthyreoidie).
Bipolaire II stoornis: zelfde als I maar dan met hypomane episodes
A. Aanwezigheid (of ana nese) van een of eer depressieve episodes.
B. Aanwezigheid (of ana nese) van ten inste een hypo ane episode.
C. Er is nooit een anische episode of een ge engde episode geweest.
D. De ste ingssy pto en in de criteria A en B zijn niet eerder toe te schrijven
aan een 'schizoafectieve stoornis', en zijn niet gesuperponeerd op 'schizofrenie',
'schizofrenifor e stoornis', 'waanstoornis' of 'psychotische stoornis NAO'.
E. De sy pto en veroorzaken in signifcante ate lijden of beperkingen in het
sociaal en beroeps atig functioneren of het functioneren op andere belangrijke
terreinen.
Episodes
Manische episode
A. Een duidelijk herkenbare periode et een abnor ale en voortdurend
verhoogde, expansieve of prikkelbare ste ing, gedurende ten inste een week
(of elke duur indien opne ing in een ziekenhuis noodzakelijk is).
B. Tijdens de ste ingsstoornis zijn drie (of eer) van de volgende sy pto en
(vier indien de ste ing alleen geprikkeld is) voortdurend en in belangrijke ate
aanwezig:
1. opgeblazen gevoel van eigenwaarde of grootheidsideeen
2. afgeno en behoefte aan slaap (bijvoorbeeld voelt zich uitgerust na slechts
drie uur slaap)
3. spraakza er dan gebruikelijk of spreekdrang
4. gedachtevlucht of de subjectieve beleving dat de gedachten jagen
5. verhoogde afleidbaarheid (dat wil zeggen de aandacht wordt zeer ge akkelijk
getrokken door