MICROECONOMICS
DAVID BESANKO AND RONALD BRAEUTIGAM
5TH EDITION
SAMENVATTING H1 T/M H12
,H1 ANALYZING ECONOMIC PROBLEMS
1.1 WHY STUDY MICROECONOMICS?
Economie is de allocatie van schaarse middelen om te voldoen aan de behoeften van mensen.
Het wordt ook wel de wetenschap van de beperkte keuze genoemd.
Om goederen en diensten te produceren hebben we middelen nodig, zoals arbeid, kapitaal en
materiaal. Middelen zijn schaars. Daarom moeten we keuzes maken in de goederen en diensten die
we kunnen produceren.
Microeconomie bestudeert het economische gedrag van zowel individuele kiezers als consumenten,
arbeiders, en bedrijven, maar ook van groepen als industrieën en markten.
Macroeconomie bestudeert hoe de nationale economie het doet.
Vragen die elke gemeenschap moet stellen zijn:
Welke goederen en diensten moeten geproduceerd worden, en in welke mate?
Wie zal deze goederen en diensten produceren?
Wie zal deze goederen en diensten ontvangen?
1.2 THREE KEY ANALYTICAL TOOLS
Om problemen te bestuderen maken en analyseren economen economische modellen. Omdat de
echte wereld zeer complex is, is een economisch model een abstracte weergave van de realiteit. De
vele details worden weggelaten, en alleen met de belangrijke zaken wordt rekening gehouden.
Elk model maakt gebruik van variabelen:
Exogene variabele: De waarde in de analyse die als gegeven wordt beschouwd.
Endogene variabele: De waarde in de analyse die door het model wordt bepaald.
De micro-economie gebruikt drie analytische tools:
1. Optimaliseren onder nevenvoorwaarde(n).
Deze methode wordt gebruikt wanneer iemand er naar streeft de optimale keuze te maken,
denkend aan de beperkingen en restricties van die keuze. Hierbij is er dus een doelstelling, het
maximaliseren of juist minimaliseren van iets, en de restricities, dus de grenzen aan de middelen
van het individu daarbij.
De oplossing hangt af van het marginale effect van de keuzes op de doelstelling. Het marginale
effect van een verandering in de exogene variabele is de impact van een laatste eenheid van deze
variabele op een endogene variabele.
De term ‘marginaal’ laat ons zien hoe een afhankelijke variabele verandert als gevolg van het
toevoegen van een eenheid onafhankelijke variabele.
Marginale kosten meten het oplopende effect van de laatste eenheid van de onafhankelijke
variabele op de afhankelijke variabele.
2. Evenwichtsanalyse
Een toestand van evenwicht houdt stand zolang de exogene variabelen niet veranderen.
In een concurrerende markt wordt een evenwicht bereikt bij een prijs waarbij de aangeboden
hoeveelheid gelijk is aan de gevraagde hoeveelheid. Wanneer er geen evenwicht is, is er of sprake
van meer aanbod dan vraag, waardoor aanbieders zullen gaan verkopen voor een lagere prijs.
Of er is sprake van meer vraag dan aanbod, waardoor vragers die geen product kunnen krijgen
bereid zullen zijn meer te gaan betalen.
,3. Comperatieve statica
Comperatieve statica wordt gebruikt om te onderzoeken hoe een verandering in een exogene
variabele de waarde van een endogene variabele beïnvloedt in een economisch model.
Het vergelijkt het evenwicht voor en na een verandering in een exogene variabele.
1.3 POSITIVE AND NORMATIVE ANALYSIS
Een positieve analyse probeert uit te leggen hoe een economisch systeem werkt of te voorspellen hoe
het zal veranderen door de tijd heen. Het is verklaren of voorspellen: Wat is er gebeurd? Wat zal er
gebeuren als exogene variabelen veranderen?
Een normatieve analyse is voorschrijvend: Wat zouden we gedaan moeten hebben? Het focust zich
meestal op gevallen van sociale welvaart, onderzoekend wat dit goed of slecht zal doen. Het heeft
vaak een advies of oordeling in zich.
Het is belangrijk om eerst een positieve analyse te doen, en daarna een normatieve analyse.
, H2 DEMAND AND SUPPLY ANALYSIS
2.1 DEMAND, SUPPLY AND MARKET EQUILIBRIUM
Demand curves
De marktvraagcurve laat de hoeveelheid goederen zien die consumenten willen kopen bij
verschillende prijzen.
De afgeleide vraag is de vraag naar een product dat gebruikt wordt voor de productie van dat product.
Als je bijvoorbeeld een auto koopt, koop je ook het metaal waarmee de auto gemaakt is. De directe
vraag is de vraag naar het product zelf, dus de auto.
Ook andere factoren naast de prijs beinvloeden de vraag naar een product, zoals de prijzen van
gerelateerde producten, het inkomen, de smaak van de consument, reclame, etc.
De vraagcurve richt zich echter alleen op de relatie tussen prijs en hoeveelheid.
De ‘wet van de vraag’ houdt in dat de vraagcurve een inverse (negatieve) relatie heeft tussen prijs en
hoeveelheid, hoe hoger de prijs hoe minder de gevraagde hoeveelheid. En andersom. De vraagcurve
loopt dus naar beneden. (andere factoren worden hierbij ceteris paribus gesteld).
Supply curves
De marktaanbodcurve laat de totale hoeveelheid goederen zien die producenten bij verschillende
prijzen willen aanbieden. Hoe hoger de prijzen, hoe meer producenten willen aanbieden. En
andersom. Daarom loopt de aanbodcurve omhoog. Deze positieve relatie tussen prijs en aangeboden
hoeveelheid heet daarom ook wel de ‘wet van het aanbod’.
Ook andere factoren naast de prijs beinvloeden de aangeboden hoeveelheid, zoals de prijs van de
benodigde middelen als arbeid en materiaal. Ook de prijzen van andere aangeboden goederen spelen
een rol.
Market equilibrium
In het marktevenwicht zijn de aangeboden hoeveelheid en de gevraagde hoeveelheid aan elkaar gelijk.
Hier is er geen neiging voor de marktprijs om te veranderen, zolang de exogene variabelen
onveranderd blijven. Bij elke andere prijs wel.
Er is sprake van een aanbodoverschot als de aangeboden hoeveelheid meer is dan de gevraagde
hoeveelheid bij een bepaalde prijs. Hierdoor zal de prijs dalen. Daardoor stijgt de gevraagde
hoeveelheid, en zal er weer een evenwicht komen.
Er is sprake van een vraagoverschot als de gevraagde hoeveelheid meer is dan de aangeboden
hoeveelheid bij een bepaalde prijs. Hierdoor zal de prijs stijgen. Daardoor stijgt de aangeboden
hoeveelheid, en zal er weer een evenwicht komen.
Shifts in Supply and Demand
Niet alleen de prijs, maar ook andere variabelen kunnen ervoor zorgen dat het evenwicht veranderd.
Hierbij onderzoek je hoe de verandering van een exogene variabele, zoals inkomen, effect heeft op
een endogene variabele, zoals de prijs.
De basis wetten van vraag en aanbod zijn:
Stijgende vraag + hetzelfde aanbod = hogere evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid.
Dalend aanbod + dezelfde vraag = hogere evenwichtsprijs en lagere
evenwichtshoeveelheid