Engels grammatica
samenvatting
1. Present simple
2. Present continuous
3. Past simple
4. Past continuous
5. Present perfect simple
6. Present perfect continuous
7. Past perfect simple
8. Past perfect continuous
9. Future
10. Conditionals
11. Passive (lijdend voorwerp)
12. Adverb
13. Adjective
14. Relative clauses
, 1. Present simple
Wanneer?
- Feiten
- Gewoontes
- Dingen die altiddnooit zo ziin
- Permanente situate
Hoe?
Hele ww (bii hedshedit + s)
Signaalwoorden:
Often, seldom, usuall,, eeer, (da,), rarel,, sometmes
Voorbeelden:
+ I driee to work
I do not driee to work
? Do I driee to work?
+ He driees to work
He does not driee to work
? Does he driee to work?
Let op!
Bii hedshedit wordt do -> does – het ww kriigt dan geen extra
, 2. Present continuous
Wanneer?
- Situates die nu aan de gang ziindnu bezig ziin, nog niet afgelopen eoltooid
- Als ie ergens middenin zit er nog iet klaar mee bent en alleen eeen kort onderbreekt
om later eerder te gaan
- Als iets geen gewoonte is maar nu toeeallig wel zo is
- Samen met ‘alwa,s’ om irritate uit te drukken
- Of in de FUTURE: toekomstge aateiteiten die al helemaal geplanddgeregeld ziin en
eriiwel zeker gaan gebeuren, meestal ook tidsaanduiding
Hoe?
Vorm ean to be (am/is/are) + hele ww + ing
Signaalwoorden:
At the moment, now, iust, toda,, these da,s, this ,ear, alwa,s
Voorbeelden:
+ The, are pla,ing football
The, are not pla,ing football
? Are the, pla,ing football?
+ She is alwa,s asking sill, questons
, 3. Past simple
Wanneer?
- Iets in het eerleden gebeurd en is afgelopen
- Gaat om wanneer iets is gebeurd
- Vaak een tidsaanduiding
Hoe?
Hele ww + ed (of 2e rijtje onregelmatge ww)
Signaalwoorden:
Last week, in 1999, in the Middel Ages, when I was ,oung eta
Voorbeelden:
+ Yesterda, I bought a aar
Yesterda, I did not buy a aar
? Did ,ou buy a aar ,esterda,?
Let op!
In de eerleden tid wordt do -> did, als did in de staat moet het ww in de tegenwoordige tid
I bought a aar
I did not bu, aar
, 4. Past continuous
Wanneer?
- Geeft aan wat er aan de gang wasdbezig wasdgebeurde op een bepaald moment in de
eerleden tid
- Handeling was op dat moment nog niet afgelopen
- Er ziin 2 gebeurtenissen in het eerleden waarbii de aateiteit die al bezig was (=past
aontnuous) werd onderbroken door iets anders (=past simple)
Hoe?
Vorm ean to be (was/were) + hele ww + ing
Voorbeelden:
+ I was reading
I was not reading
? Was I reading?
2 gebeurtenissen: We were stud,ing, when m, mom entered the room.
Past aontnuous Past simple
, 5. Present perfect simple
Wanneer?
- Iets is gebeurd in het eerleden, maar het resultaat is nog steeds ziahtbaar
- Gaat niet om wanneer er iets is gebeurd maar om wat er is gebeurd
- Geen tidsaanduiding, wel link naar het eerleden maar duurt nog steeds eoort
Hoe?
To haee (have/has) + ww + ed (of 3e rijtje onregelmatge ww)
Signaalwoorden:
Alwa,s, neeer, eeer, for, sinae, latel,, reaentl,, ,et, alread,, iust, so far
Voorbeelden:
+ I haee listened reaentl,
He has not listened reaentl,
? Has he listened reaentl,?
6. Present perfect continuous
Wanneer?
- Geeft aan dat iets in het eerleden is begonnen en nu nog steeds bezigdaan de gang is
- Nadruk op handeling zelf en eooral de duur, niet belangriik of de handeling eoltooid
is (in dat geeal gebruik present perfeat simple)
Hoe?
To haee (have/has) + been + hele ww + ing
Voorbeelden:
+ I haee been working on this report for 3 hours
+ It has been raining for two hours
It has not been raining for two hours
? Haee ,ou been running?
