Poëzie Bundel
Sprookje, Marjolein Kool
1. Waarom heb ik dit gedicht gekozen?
Ik heb dit gedicht gekozen omdat ik vroeger helemaal gek was van sprookjes daarom leek het
me heel leuk om een gedicht genaamd sprookje te lezen.
2.Verklaar de titel
De titel ‘sprookje’ slaat terug op de kenmerken van een sprookje die in het gedicht terug
komen.
In het begin wordt er verteld over de zusjes die zo mooi en eindeloos zijn, en dat zij eigenlijk
niet in het sprookje thuis hoorde. Maar later kom je er achter dat je eigenlijk niet perfect hoeft
te zijn om toch nog gelukkig te worden.
3. Vertel in eigen woorden waar het gedicht over gaat
Volgens mij gaat het gedicht over bepaalde standaards.
Haar zusjes lagen recht en broos.
Ze waren mooi en eindeloos.
Zo hoort dat bij een lijn.
Er is een definitie van een lijn, en als je niet zo bent dan behoor je niet tot een lijn. Zo is het
andere zusje, zij strekt slechts van A tot B. Volgens de standaards houden mannen er niet van
als je anders bent dan wat als schoonheid gegeven wordt, maar in dit gedicht komt naar voren
dat er toch een prins op een paard verschijnt en valt voor het meisje dat reikt van A tot B.
4. Bespreek de voornaamste vorm- en structuurkenmerken van het gedicht
1.) Vorm
Het gedicht is opgebouwd uit drie strofen van zes regels
2.) Rijm
- Het gedicht heeft het volgende rijmschema: aabccb.
- Het gedicht bevat volrijm (broos-eindeloos, lijn-zijn, twee-B)
- Er is alliteratie aanwezig (volle vaart, strekte slechts, hield halt haar)
3.) Metrum
-
4.) Beeldspraak
Er wordt in dit gedicht gebruik gemaakt van beeldspraak namelijk personificatie. Kool heeft
het telkens over lijnen die eigenlijk mensen moeten voorstellen. Ook worden de twee
oneindige lijnen vergeleken met hun zusje die maar van A tot B reikt.
5.) Stijlfiguren
Er komt ook een antithese in voor, namelijk de tegenstellingen tussen de oneindige zusjes en
het zusje dat van A tot B reikt.
5. Welk thema staat er centraal in dit gedicht?
,Het thema is een standaard/beeld/verwachtingen van iets hebben. Net zoiets als een
schoonheidsideaal: lange benen, dun, blauwe ogen en blond haar. De zin ‘Zo hoort dat bij een
lijn’ geeft dit thema goed weer.
6. In welke periode is het gedicht geschreven?
Dit gedicht is geschreven vanaf de jaren ’70. Kenmerken die je hiervan terug kunt vinden is
de onvrede met de bestaande wereld, rijm en regelmatige strofenbouw.
7. Mijn mening over dit gedicht
Ik vond het een grappig gedicht. Het is leuk bedacht en het heeft ook nog een boodschap dat
je niet perfect hoeft te zijn om gelukkig te worden. Ik vind ook dat Kool slim verwezen heeft
naar een sprookje. Toen ik erover nadacht dat in een sprookje de goede mensen altijd knap
zijn en de slechte mensen lelijk, vond ik dat wel een oppervlakkige gedachte.
, Kinderspiegel, Judith Herzberg
1. Waarom heb ik dit gedicht gekozen?
Ik vind het zo leuk dat de onschuldigheid van een kind zo in dit gedicht naar voren komt. Een
kind, dat haar hele toekomst uitstippelt zonder te beseffen dat het helemaal niet kan.
2. Verklaar de titel
Kinderspiegel slaat terug op het kind dat haar toekomst uitstippelt. Hoe zichzelf ziet als ze
groot is. Ze ziet haar oudere zelf als het ware door een spiegel.
3. Vertel in eigen woorden waar het gedicht over gaat
Het gedicht gaat over een kind dat vertelt hoe ze later wil worden/zijn en wat ze later wil
doen. Het kind heeft het besef nog niet, dat alles niet gebeurt zoals je dat zelf wilt.
Hierin zie je de onderliggende betekenis van het gedicht naar voren komen. Dit gedicht werd
namelijk geschreven in de jaren ’60. In die tijd was de dreiging van een Derde Wereldoorlog
en was er natuurlijk de Vietnamoorlog. Herzberg wil eigenlijk weer zorgeloos en vrij als een
kind worden en vergeten over al dit vreselijke gebeuren.
4. Bespreek de voornaamste vorm- en structuurkenmerken van het gedicht.
1.) Vorm
Het gedicht is op gebouwd uit 4 strofen die bestaan uit vijf regels.
2.) Rijm
- Het gedicht bevat halfrijm (liegen- bedriegen in regel 6)
- Er komt alliteratie in voor (vieze- vette)
3.) Metrum
Er komt een enjambement in dit gedicht voor. Namelijk in de een na laatste regel naar de
laatste regel: ‘de hele dag en de hele nacht blijven wij alsmaar bij elkaar’.
4.) Beeldspraak
Het gedicht bevat een vergelijking zonder als. Het meisje stelt namelijk ouder worden gelijk
aan rimpels, onderkinnen en spataderen.
5.) Stijlfiguren
-
5. Welk thema staat er centraal in dit gedicht?
Het thema in dit gedicht is zorgeloos en vrij kunnen zijn. Zonder angsten dat de volgende dag
misschien in oorlog is.
6. In welke periode is het gedicht geschreven?
Dit gedicht komt uit het einde van de jaren ’60 van de vorige eeuw. Dit merk je heel goed in
het gedicht, bijvoorbeeld met de dreiging van een Derde Wereldoorlog en de Vietnam Oorlog
7. Mijn mening over dit gedicht
Ik vind het een grappig gedicht, maar tegelijk is het ook heel reëel. Toen ik vroeger klein was
dacht ik precies zoals dit meisje in dit gedicht, over later. Maar de diepere gedachte achter dit
gedicht vind vele malen mooier. Om weer kind te kunnen zijn en alle ellende even los te laten.
Sprookje, Marjolein Kool
1. Waarom heb ik dit gedicht gekozen?
Ik heb dit gedicht gekozen omdat ik vroeger helemaal gek was van sprookjes daarom leek het
me heel leuk om een gedicht genaamd sprookje te lezen.
2.Verklaar de titel
De titel ‘sprookje’ slaat terug op de kenmerken van een sprookje die in het gedicht terug
komen.
In het begin wordt er verteld over de zusjes die zo mooi en eindeloos zijn, en dat zij eigenlijk
niet in het sprookje thuis hoorde. Maar later kom je er achter dat je eigenlijk niet perfect hoeft
te zijn om toch nog gelukkig te worden.
3. Vertel in eigen woorden waar het gedicht over gaat
Volgens mij gaat het gedicht over bepaalde standaards.
Haar zusjes lagen recht en broos.
Ze waren mooi en eindeloos.
Zo hoort dat bij een lijn.
Er is een definitie van een lijn, en als je niet zo bent dan behoor je niet tot een lijn. Zo is het
andere zusje, zij strekt slechts van A tot B. Volgens de standaards houden mannen er niet van
als je anders bent dan wat als schoonheid gegeven wordt, maar in dit gedicht komt naar voren
dat er toch een prins op een paard verschijnt en valt voor het meisje dat reikt van A tot B.
4. Bespreek de voornaamste vorm- en structuurkenmerken van het gedicht
1.) Vorm
Het gedicht is opgebouwd uit drie strofen van zes regels
2.) Rijm
- Het gedicht heeft het volgende rijmschema: aabccb.
- Het gedicht bevat volrijm (broos-eindeloos, lijn-zijn, twee-B)
- Er is alliteratie aanwezig (volle vaart, strekte slechts, hield halt haar)
3.) Metrum
-
4.) Beeldspraak
Er wordt in dit gedicht gebruik gemaakt van beeldspraak namelijk personificatie. Kool heeft
het telkens over lijnen die eigenlijk mensen moeten voorstellen. Ook worden de twee
oneindige lijnen vergeleken met hun zusje die maar van A tot B reikt.
5.) Stijlfiguren
Er komt ook een antithese in voor, namelijk de tegenstellingen tussen de oneindige zusjes en
het zusje dat van A tot B reikt.
5. Welk thema staat er centraal in dit gedicht?
,Het thema is een standaard/beeld/verwachtingen van iets hebben. Net zoiets als een
schoonheidsideaal: lange benen, dun, blauwe ogen en blond haar. De zin ‘Zo hoort dat bij een
lijn’ geeft dit thema goed weer.
6. In welke periode is het gedicht geschreven?
Dit gedicht is geschreven vanaf de jaren ’70. Kenmerken die je hiervan terug kunt vinden is
de onvrede met de bestaande wereld, rijm en regelmatige strofenbouw.
7. Mijn mening over dit gedicht
Ik vond het een grappig gedicht. Het is leuk bedacht en het heeft ook nog een boodschap dat
je niet perfect hoeft te zijn om gelukkig te worden. Ik vind ook dat Kool slim verwezen heeft
naar een sprookje. Toen ik erover nadacht dat in een sprookje de goede mensen altijd knap
zijn en de slechte mensen lelijk, vond ik dat wel een oppervlakkige gedachte.
, Kinderspiegel, Judith Herzberg
1. Waarom heb ik dit gedicht gekozen?
Ik vind het zo leuk dat de onschuldigheid van een kind zo in dit gedicht naar voren komt. Een
kind, dat haar hele toekomst uitstippelt zonder te beseffen dat het helemaal niet kan.
2. Verklaar de titel
Kinderspiegel slaat terug op het kind dat haar toekomst uitstippelt. Hoe zichzelf ziet als ze
groot is. Ze ziet haar oudere zelf als het ware door een spiegel.
3. Vertel in eigen woorden waar het gedicht over gaat
Het gedicht gaat over een kind dat vertelt hoe ze later wil worden/zijn en wat ze later wil
doen. Het kind heeft het besef nog niet, dat alles niet gebeurt zoals je dat zelf wilt.
Hierin zie je de onderliggende betekenis van het gedicht naar voren komen. Dit gedicht werd
namelijk geschreven in de jaren ’60. In die tijd was de dreiging van een Derde Wereldoorlog
en was er natuurlijk de Vietnamoorlog. Herzberg wil eigenlijk weer zorgeloos en vrij als een
kind worden en vergeten over al dit vreselijke gebeuren.
4. Bespreek de voornaamste vorm- en structuurkenmerken van het gedicht.
1.) Vorm
Het gedicht is op gebouwd uit 4 strofen die bestaan uit vijf regels.
2.) Rijm
- Het gedicht bevat halfrijm (liegen- bedriegen in regel 6)
- Er komt alliteratie in voor (vieze- vette)
3.) Metrum
Er komt een enjambement in dit gedicht voor. Namelijk in de een na laatste regel naar de
laatste regel: ‘de hele dag en de hele nacht blijven wij alsmaar bij elkaar’.
4.) Beeldspraak
Het gedicht bevat een vergelijking zonder als. Het meisje stelt namelijk ouder worden gelijk
aan rimpels, onderkinnen en spataderen.
5.) Stijlfiguren
-
5. Welk thema staat er centraal in dit gedicht?
Het thema in dit gedicht is zorgeloos en vrij kunnen zijn. Zonder angsten dat de volgende dag
misschien in oorlog is.
6. In welke periode is het gedicht geschreven?
Dit gedicht komt uit het einde van de jaren ’60 van de vorige eeuw. Dit merk je heel goed in
het gedicht, bijvoorbeeld met de dreiging van een Derde Wereldoorlog en de Vietnam Oorlog
7. Mijn mening over dit gedicht
Ik vind het een grappig gedicht, maar tegelijk is het ook heel reëel. Toen ik vroeger klein was
dacht ik precies zoals dit meisje in dit gedicht, over later. Maar de diepere gedachte achter dit
gedicht vind vele malen mooier. Om weer kind te kunnen zijn en alle ellende even los te laten.
