Specifieke testen
MMPI
- Meet: persoonlijkheid van personen
- Ontwerp: 566 items, waar/onwaar, 10 schalen:
o Hypochondrie, depressie, hysterie, psychopathische afwijking, mannelijkheid/vrouwelijkheid, paranoia,
psychasthenie, schizofrenie, hypomanie, sociale introversie.
- Doel: diagnose kunnen stellen
- Pluspunt: de test tolereert kleine gebreken van testpersonen
- Minpunt: niet een onderscheidende controle groep, bepaalde items niet goed (bijv. seksistisch of suggestief)
geformuleerd, niet alle persoonlijkheden worden meegenomen
MMPI 2
- Vooral verbeterd op het punt item inhoud
- Ontwerp: 567 items, waar/onwaar
- Minpunt: nog steeds voldoen sommige items niet aan psychometrische karakteristieken, MMPI en MMPI 2 correleren
nog heel hoog
CHINESE TEST
- Meet: of mensen in dienst mochten bij het ambt
- Ontwerp: 3 fases:
1. Een dag en nacht in een geïsoleerde ruimte opdrachten schrijven;
2. Drie sessies van drie dagen en drie nachten;
3. Peking, laatste selectie.
- Minpunt: niet valide, voorspelde niet communicatieve vaardigheden
FYSIOGNOMIE
- Aanname achter de test: dat iemands karakter bepaald kon worden op basis van het uiterlijk (vooral het gezicht) van
die persoon. Aristoteles stelde dat de ziel en het lichaam interacteren, als de ene verandert, verandert de andere
automatisch ook. Lavatar publiceerde een boek met afbeeldingen en bijbehorende gezichten.
FRENOLOGIE
- Aanname achter de test: Frans Joseph Gall stelde dat karakteristieken een specifieke plek in de hersenen hadden.
- Meet: bobbels op het oppervlak van de schedel → zouden iets zeggen over de karaktertrekken van de persoon. Henry
Lavery ontwierp een helm die alle 32 karakteristieken kon meten op een schaal van 1 (deficient) tot 5 (superior).
- Johann Spurzheim bracht frenologie naar Amerika en Groot Brittannië
BRASS INSTRUMENTEN
- Meet: sensory threshold en reactietijd, werd gedacht dat dit de kern is van intelligentie
- Aanname: Wundt dacht dat de snelheid van denken per persoon verschilt
- Cattel vond de term ‘mentale test’ uit en ontwierp 10 testen om dit te meten, echter hoge correlatie tussen de testen
waardoor twijfel over de testen ontstond
STANFORD-BINET
- Oorsprong: Stanford-Binet scales (zie tweede deel samenvatting ‘globale testen’)
- Meet: 5 factoren van intelligentie:
1. Fluid reasoning
2. Kennis
3. Kwantitatief redeneren
4. Visueel-spatieel verwerken
5. Werkgeheugen
- Ontwerp: 2 domeinen: verbaal en nonverbaal
- Scores:
1. 10 subtest-scores
2. 3 IQ scores: familiar full score, verbaal IQ en nonverbaal IQ (M = 100, SD = 15)
3. Scores van de 5 factoren
- Voorafgaand aan de test: een routing procedure: schatting van de algemene cognitieve vaardigheden, hierdoor hoeven
minder items afgenomen te worden
- Pluspunt: nonverbale aspecten van de test: test is ook uit te voeren door mensen die de taal niet goed beheersen of
doof zijn, beschikbaar voor leeftijd 2 – 85 en ouder, items kunnen hoogbegaafdheid en mentale retardatie
onderscheiden, goed voor ADHD, nauwelijks verschillen tussen culturen, geslacht en religie
- SB5 is valide en bruikbaarder dan de SB4
, ARMY ALPHA EN ARMY BETA
- Meet: mentale capaciteiten door 8 verbale testen:
o Mondelinge instructies opvolgen, rekenkundig redeneren, praktisch beoordelingsvermogen, synoniem-
antoniem paren, verwarde zinnen, cijferreeksen afmaken, analogieën, informatie.
- Army beta: was een versie voor ongeletterde en rekruten met een andere moedertaal dan Engels. Deze test bestond
uit visueel-perceptuele en motorische testen.
- Doel: leren op welke positie een rekruut het beste geplaatst kon worden
- Minpunt: twijfel over de validiteit, vooral bij het verschil tussen alpha en beta
WECHSLER INTELLIGENTIE SCHAAL (WISC/WAIS)
- Wechsler stelde een formule voor IQ voor: verkregen score / verwachte score voor de leeftijd
o Door de formule zou IQ constant blijven, want intellectuele vaardigheden van de persoon en de verwachte
intellectuele vaardigheden namen allebei toe
- Doel: psychiatrische diagnoses kunnen stellen:
o Verbaal IQ > Performaal IQ duidde op organische breinziekten
o Performaal IQ > Verbaal IQ duidde op mentale retardatie
- Ontwerp: 13-15 subtesten (M=100, SD=15) om sterktes en zwaktes in kaart te brengen. Indexscores op vier gebieden,
met subtesten:
1. Verbaal begrip (verwant aan verbaal IQ):
a. Gelijkenissen: hoofdkenmerken tussen 2 plaatjes noemen
b. Vocabulaire: uitleg van wat een woord betekent
c. Informatie: feitelijke kennis (beste meting voor algemene vaardigheden)
2. Perceptueel redeneren (verwant aan performaal IQ):
a. Blok design: 2D plaatje bouwen met 3D blokken
b. Matrix redeneren: patroon ontdekken en passend figuur bij vinden (fluid intelligence)
c. Visuele puzzels: alleen opgenomen in de WAIS-IV, voorbeeldplaatje namaken door uit 6 puzzelstukjes
de drie te kiezenpuzzelstukjes te kiezen
3. Werkgeheugen:
a. Digit span: digit forward en digit backward en digit sequencing
b. Rekenkunde: rekenproblemen worden verbaal voorgelegd
c. Letter-nummer volgorde: reeks letters en cijfers moeten op volgorde worden gezet
4. Verwerkingssnelheid:
a. Symbool zoeken: symbool zoeken in een reeks van meerdere symbolen
b. Coderen: cijfers zijn verbonden aan symbolen, zelf een reeks cijfers aan symbolen koppelen
- Andere testjes:
o Afbeelding maken: welk belangrijk onderwerp ontbreekt er in een afbeelding?
o Afbeelding concepten (voor kinderen): gemeenschappelijke concept vinden in serie plaatjes
o Object montage (peuters en kleuters): soort puzzel, delen aan elkaar leggen om een groot geheel te krijgen.
Alleen in de WPPSI-III
o Annulering (cancellation): in een plaat met allemaal dieren en andere objecten alle dieren wegstrepen
o Figure weights (alleen in WAIS-IV): figuren kiezen om de weegschaap in balans te hebben (meting van
perceptueel redeneren)
WISC-IV (Wechsler Intelligence Scale for Children WAIS-IV (Wechsler Adult Intelligence Scale)
6 – 17 jaar Vanaf 16 jaar
10 kern subtesten Nadruk op indexscores
4 indexen: verbaal begrip, perceptueel redeneren, Voor zowel gezonde populatie als klinische
werkgeheugen, verwerkingssnelheid populatie te gebruiken
Goede betrouwbaarheid Goede betrouwbaarheid
Validiteit goed Validiteit goed
Test is gestandaardiseerd Test is gestandaardiseerd
BAYLEY TEST / BAYLEY SCALES OF INFANT AND TODDLER
- Doelgroep: zuigelingen tussen 1 – 42 maanden
- Doel: diagnose en assessment
- Meet: 5 domeinen (M=100, SD=15) en sommigen met subschalen (M=10, SD = 3)
1. Cognitieve schaal (geen subschalen): zintuig accuratesse, perceptieve vaardigheden, aandacht, puzzel oplossen,
kleuren matchen, tellen, onderzoekend/manipulerend gedrag
2. Taalschaal: herkenning van geluiden, non-verbale expressie, objecten noemen, vragen beantwoorden. Drie
subschalen: expressieve en receptieve communicatie, taalbeheersing.
