Opvoedingsondersteunin
g Periode 2
Vraag Antwoord
1. Wanneer geef je opvoedingsvoorlichtngg Bij opvoedingsvragen.
2. Wanneer geef je opvoedingsondersteuningg Bij opvoedingsspanning.
3. Wanneer schakel je hulpverlening ing Bij opvoedingscrisis.
4. Wat zijn ondersteuningsmogelijkhedeng Opvoedingsondersteuning, ontwikkeling stmulere
en omgevingsfactoren beïnvloeden.
5. Wat zijn beschermende factoren voor een kindg Hoge intelligente positef zelfeeld.
6. Wat zijn risicofactoren voor een kindg Laag zelfeeld, laag geboortegewicht, handicap,
erfelijkheid.
7. Wat zijn beschermende factoren voor een Harmonie, positef zelfeeld, gezond zijn, positeve
opvoederg jeugdervaringen.
8. Wat zijn risicofactoren voor een opvoederg Drugsverslaving, laag zelfeeld, jeugdtrauma’s,
ziekte of stoornis, echtscheiding, conficten.
9. Wat zijn beschermende factoren vanuit de Sociale steun familie en vrienden, goede sociale
omgevingg bindingen, ‘goede’ buurt.
10. Wat zijn risicofactoren vanuit de omgevingg Isolement, criminele wijk, slechte sociale bindinge
11. Wat houdt veerkracht ing Kinderen ontdekken door ervaringen bepaalde
denkpartomen gericht op het eigen functoneren a
‘ik kan het gewoon’. Het houd je gezond, je kan
jezelf ermee helpen en hierdoor kun je het als
bescherming gebruiken bij tegenslagen.
12. Wat gaan de algemene opvoedingsvragen van 1. Algemene ontwikkeling (gezondheid en
ouders overg kinderziektes); 2. Gedrag van kinderen (moeilijk en
ongehoorzaam); 3. Grenzen stellen, luisteren en
gehoorzamen, corrigeren en strafen; 4. Sociaal-
emotonele ontwikkeling van kinderen
(zelfvertrouwen, onzekerheid en faalangst); 5.
Algemene opvoedingsvragen en -vaardigheden.
13. Wat is een ontwikkelingsopgaveg Een opgave die zich voordoet tjdens een bepaalde
periode in het leven van een individu.
14. Wat zijn opvoedingsopgaveng Aanduidingen van opvoedersgedragingen die het
optmaal leren beheersen van bepaalde
ontwikkelingsopgaven mogelijk maken.
15. Wat is pedagogisch besefg Het geheel van verwachtngen, beleving, sensitvit
en empathie van ouders tegenover hun kind.
16. Wat zijn de 6 fasen van ouderschap volgens 1. Image-making stage (voor geboorte).
Galinskyg 2. Nurturing stage (hechte band).
3. Autority stage (macht).
4. Interpretve stage (ouders helpen kind bij
ondersteunen en verklaren van nieuwe dingen).
5. Interdependent stage (kinderen de ruimte geve
om zich te gaan ontwikkelen).
6. Departure stage (kind wordt autonoom).
17. Wat zijn de 4 niveaus in de ontwikkeling van het 1. Egoïstsche oriëntate.
ouderschap volgens Newsbergerg 2. Conventonele oriëntate.
3. Subjectef-individualistsche oriëntate.
4. Systeem-analytsche oriëntate.
, 18. Wat is het verschil in opvoeding tussen moeder en Vaders maken meer gebruik van fysiek spel,
vaderg moeders zijn meer beschermend.
19. Welke invloeden kunnen zorgen voor een Teratogene efecten (voeding moeder, leefijd
geboorteafwijkingg moeder, prenatale begeleiding moeder) en de
gezondheid van de moeder (medicijn- drugsgebru
alcohol- tabak- en cafeïnegebruik, slechte relate
vader of moeder).
20. Wat betekend opvoedingsondersteuningg Het is een verzamelbegrip voor preventeve
actviteiten en interventes die tot doel hebben de
opvoedcompetentes van ouders te vergroten en d
opvoedingssituate te verbeteren.
21. Wat zijn de vaardigheden waarover een Nieuwsgierig zijn, investeren in contact, aandacht
opvoedingsondersteuner moet bezitteng aanwezig zijn, een voorbeeldfuncte vervullen, dic
bij jezelf blijven, expert zijn in opvoeding, goed
kunnen luisteren en met een klein beetje extra
kennis aansluiten op wat de ouder doet/kan/wil.
22. Waarop is de cirkel van M&O gerichtg Op het kind (ontwikkeling stmuleren), op de
opvoeder (opvoeding ondersteunen) en op de
omgeving (omgevingsfactoren beïnvloeden).
23. Wat valt er onder het bieden van goede Kennis over wat werkt, dialoog met ouders en
ondersteuningg kinderen kunnen houden, oplossingsgericht werke
sociaal netwerk betrekken, deskundigheid van de
hulpverlener.
24. Wat wordt er bedoelt met de ouders zijn het Dat we de ouders bekwaam moeten maken door
instrumentg vaardigheden te bieden voor de opvoeding.
25. Waar staat NJI voor en waar richt het NJI zich opg Nederlands Jeugd Insttuut, is gericht op wat werk
26. Wat is empowermentg Je in staat voelen iets te bereiken wat niet zo
vanzelfsprekend voor je is. Wat niet goed gaat,
neem je af en de kracht probeer je te herwinnen. J
krijgt zelf weer controle over de situate.
27. Welke soorten steun zijn erg Informateve steun, praktsche steun,
waarderingssteun, emotonele steun, steun uit he
netwerk.
28. Wat houdt ‘van vraag naar kracht’ ing Dat we vroeger heel erg naar het verleden keken e
ons afvroegen wat er mis was gegaan, terwijl we o
nu richten op de blik vooruit en een positevere kij
naar het geheel.
29. Wat is belangrijk voor mensen bij de Dat ze hoop en uitdaging krijgen.
hulpverleningg
30. Waaruit bestaat de empowermentcyclusg Het (her)definiëren van betekenisvolle/invloedrijk
doelen, kiezen van actes/handelingen, vaststellen
refecteren op impact van actes/handelingen,
contact met sociale context.
31. Wat is de empowermentcyclusg Een instrument dat je met de cliënt doorloopt,
waarbij deze de vraag stelt: wat kan ik er zelf aan
doen om de situate te begrijpen en te veranderen
32. Wat zijn de richtngen binnen de Verkenningsinstrument: wat hebben ze al gedaang