VKR samenvatting jaar 2/3
Begrippen
- Zorg (hulp)vraag
o De verwachting van de eigenaar van de dierenarts
- Patiëntpresentatie
o Hoe de patiënt ervoor staat in de kliniek en daarvoor (signalement,
anamnese, algemeen onderzoek, aanvullende lichamelijk/orgaan onderzoek)
- Probleemlijst
o Dit is een lijst met de klinische afwijkingen, voortgekomen uit de patiënt
presentatie.
o Deze lijst bevat ook problemen die op het moment worden onderdrukt
worden door medicatie (bijvoorbeeld: Duitse herder met heupdysplasie die
met NSAID medicatie niet actief klachten ervaart)
- Hoofdprobleem
o Dit is het meest ernstige probleem uit de probleemlijst
o Dit is niet per definitie ook het centraal onderliggend probleem (een dier
kan een verschillend hoofdprobleem en centraal onderliggend probleem
hebben, maar het hoofdprobleem en centraal onderliggend probleem
kunnen ook hetzelfde zijn)
Centraal onderliggend probleem: het probleem die de meeste
klachten op de probleemlijst verklaart/verbindt
- Probleemdefinitie
o Landbouwhuisdieren/Paard: hierin staat de diersoort, leeftijd, belangrijkste
klinische verschijnsel, korte beschrijving, begin, verloop, pijn, locatie en
moment van optreden.
o Gezelschapsdieren: hierin staat de diersoort, leeftijd, belangrijkste klinische
verschijnselen (samengevat: dus bleke slijmvliezen, normaal CRT, tachycardie
en steile pols anemie in de probleemdefinitie), korte beschrijving, begin,
verloop, pijn, locatie en moment van optreden.
- Differentiaaldiagnose (DDx)
o Deze definitie lijkt te verschillen per docent (en deels per departement).
Hieronder staan een aantal voorbij gekomen definities, soms hanteren
docenten ook combinaties tussen definities hieronder; ik ga ze niet allemaal
opschrijven.
Op de DDx staan de meest relevante ziektes bij het signalement en de
klachten van de patiënt, uitgaande van het hoofdprobleem
Op de DDx staan de meest relevante ziektes bij het signalement en de
klachten van de patiënt, uitgaande van het hoofdprobleem. En verder
ook een aantal, mogelijk minder goed passende, “don’t miss”
diagnoses
1
, Op de DDx staan alle ziektes geassocieerd met het hoofdprobleem
ongeacht signalement en probleem lijst, deze niet casus-relevante
ziektes worden bij het maken van de verkorte DDx weggehaald (dit
geeft dus eigenlijk een extra stap in het klinisch redeneer proces)
Op de DDx staan alle ziektes geassocieerd met het probleem dat de
kleinste/meest specifieke DDx geeft (ongeacht signalement en
probleemlijst, deze niet casus-relevante ziektes worden bij het maken
van de verkorte DDx weggehaald.), dit hoeft dus niet per se het
hoofdprobleem of centraal onderliggend probleem te zijn.
o Je kan een DDx opbouwen vanuit: pathofysiologie; anatomie; agens; acuut
tot chronisch, mild tot ernstig
o De verkorte DDx, alhoewel overbodig adv sommige definities voor algemeen
een DDx, houdt het volgende in (er zijn wederom meerdere definities):
De algemene DDx, maar waarbij de ziektes die totaal niet passen op
basis van signalement en klachten zijn weggehaald.
Je DDx, met de meest voor de hand liggende diagnose, 2-4 minder
goed passende veel voorkomende mogelijke diagnoses en eventuele
“don’t miss” diagnoses
Je DDx, met de meest voor de hand liggende diagnose, 2-4 minder
goed passende veel voorkomende mogelijke diagnoses.
o Vaak, maar niet volgens iedere docent, is een verkorte DDx ook geprioriteerd:
de eerste diagnose op de lijst is het meest waarschijnlijke & de laatste de
minst waarschijnlijke
- Waarschijnlijkheidsdiagnose
o Dit is de diagnose die het meest waarschijnlijk is uit je (verkorte) DDx, deze
kies je door de werkdiagnose (= de diagnose die je het meest voor de hand
liggend vindt, of de hoogst geprioriteerde diagnose op je DDx) te verifiëren.
Hierbij bedenk je of de probleemlijst volledig wordt verklaard door de
werkdiagnose of dat er juist symptomen ontbreken aan de probleemlijst die
je wel verwacht bij de werkdiagnose.
- Validatie diagnose
o Aanvullend onderzoek waarbij je je diagnose bevestigd.
- Interventie
o Dit is de therapie die je voorschrijft voor het dier aan de hand van een plan
van aanpak
- Rapportage
o Vastleggen van de casus en het plan van aanpak voor de therapie
- Evaluatie
o Nagaan of de therapie werkte; reflectie op redeneerproces
- Follow up
o Bij de volgende (reguliere) afspraak met de patiënt kijken hoe het gaat, met
de vorige casus in het achterhoofd.
2