Week 7 Doe ZELFF ff normaal
De zorg voor het kind met angsten
Angst is een normale reactie op een angstopwekkende prikkel. Wanner na een angstprikkel
een ongewoon heftige of langdurige angst ontstaat, of wanneer angst zonder angstprikkel
aanwezig is, wordt gesproken over een pathologische angst. Angststoornissen zijn
psychiatrische aandoeningen, waarbij pathologische angst een symptoom is. Angst is
waarneembaar op de volgende manieren: psychologische, cognitie, motorisch, fysiologisch.
Paniekstoornis zijn plotseling opkomende aanvallen van angst die gepaard gaan met een
scala van lichamelijke verschijnselen. Een paniekaanval komt zeer plotseling op, bereikt een
hoogtepunt en neemt daarna geleidelijk in heftigheid af.
Angst kan ontstaan door de opvoedingsstijl (angstige ouder, ingrijpende gezinsverandering,
autoritaire opvoeding), ontwikkelingsprocessen en temperament en door de samenleving.
Het is belangrijk om de angst te erkennen en niet te minimaliseren, om duidelijk te
communiceren, structuur aan te bieden, werken aan een basisvertrouwen, tijd te maken m te
luisteren naar de gevoelens, de jongeren serieus te nemen en zijn privacy te respecteren, de
denkwijze aan te passen, de jongeren te stimuleren tot probleemoplossend denken,
gedragsmatig bijsturen en het inschakelen van hulp.
Bij kleine kinderen is het belangrijk om samen te praten, een fantasiespel te spelen,
stapsgewijs te confronteren, leren een grens aan te geven, wees trots, om het kind te
stimuleren de dingen die het uit de weg gaat toch te doen, tussenstappen bedenken, geen
paniek te tonen, een goed voorbeeld te zijn, de angst niet aan te wakkeren, wees duidelijk.
Hoorcollege gedragsstoornissen
Stress-kwetsbaarheidsmodel
- Stress → traumatische gebeurtenis, instabiliteit in jeugd, middelen.
- Kwetsbaarheid → aanleg, erfelijk, toeval.
Geïnternaliseerde gedragsproblemen → gedrag dat zich naar binnen richt, zoals
emotionele problemen en een laag zelfbeeld.
Geëxternaliseerde gedragsproblemen → gedrag dat zich naar buiten richt, zoals agressie
en een gebrek aan empathie.
ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) is een stoornis in de hersenontwikkeling.
Aandacht, geheugen, inhibitie, plannen en overzicht in tijd werken niet goed. ADHD
kenmerkt zich door een slechte concentratie, over beweeglijkheid, rusteloosheid en
impulsiviteit. ADHD is voor 80% erfelijk bepaald en komt vaker voor bij jongens dan bij
meisjes. De symptomen dalen met de loop van de tijd. De diagnostiek wordt gesteld door
een strooptest. Structuur, prikkelvermindering en medicatie vormen de behandeling van
ADHD.
Oppositional Defiant Disorder (ODD) → verzet tegen de leiding van volwassenen. Het is
een milde vorm of een voorlopen van een gedragsstoornis.
Conduct Disorder (CD) → gedragsstoornis en jeugdcriminaliteit.
Kenmerken van ODD en CD zijn oppositioneel, agressief en antisociaal gedrag.
Beïnvloedende factoren zijn: temperament, deels genetisch bepaald, laag angstniveau,
gezinsinteractie en sociale uitsluiting.
Psycho-educatie, pedagogische vaardigheden gedragstherapie en medicatie zijn onderdelen
van de behandeling.
, Leerboek Kinderverpleegkunde
Hoofdstuk 10 Zorg bij gezondheidsproblemen door psychische en psychiatrische
problematiek
10.3 Psychische stoornissen
Over het algemeen zijn kinderen zich niet bewust van psychische problemen. Vooral jonge
kinderen hebben niet het vermogen om hun lichamelijke klachten te herleiden tot een
psychische oorzaak. Over het algemeen worden kinderen bij wie de verdenking van een
psychische stoornis op de voorgrond staat meteen naar een afdeling Kinderpsychiatrie of
een instelling voor ambulante begeleiding verwezen. Wanneer er klachten van genoemde
aard ontstaan als gevolg van een somatisch ziekteproces of door medicatie wordt ook een
kinderpsychiater en/of psycholoog ingeschakeld.
Wanneer na uitgebreid medisch onderzoek er geen somatische aandoening wordt
gevonden, wordt er gesproken van een somatisch onvoldoende lichamelijke klacht
(SOLK).De behandeling is niet zozeer gericht op het zoeken naar de oorzaak, maar wordt
gekeken naar de lichamelijke klacht en het omgaan daarmee. Een SOLK kan grote gevolgen
hebben op emotioneel, lichamelijk en sociaal vlak en kan leiden tot:
- depressieve klachten;
- angstige gevoelens;
- prikkelbaarheid;
- boosheid;
- hulpeloosheid;
- slaapproblemen;
- toegenomen spierspanning;
- toe- of afname van eetlust.
Over het algemeen wordt gedrag als afwijkend beschouwd wanneer het de normale
ontwikkeling van het kind belemmert in mentaal, emotioneel of sociaal opzicht. Ouders
hebben een signalerende functie omdat kinderen niet in staat zijn hulp te zoeken of hun
problemen aan te geven.
Onder eetstoornissen vallen het weigeren van voedsel en het rumineren van voedsel. Zij
ontstaan waarschijnlijk door een combinatie van biologische, sociale, en psychologische
factoren. De bekendste eetstoornissen zijn:
- anorexia nervosa
- boulimia nervosa
- binge eating disorder
- pica (substanties die geen voeding zijn worden langer dan een maand gegeten)
- niet anderszins omschreven (NAO) (heeft symptomen van alle eetstoornissen, maar
voldoet niet helemaal aan de criteria die gelden voor die eetstoornis)
- orthorexia nervosa (de eetstoornis schaadt ook de sociale en mentale stabiliteit, het gaat
vooral om overcorrect, heilzaam en natuurzuiver te eten zodat ze hun lichaam geen schade
toe brengen).
De behandeling is gecompliceerd, het is dan ook belangrijk nauw contact te houden met het
(ggz-)behandelteam.
Andere psychische stoornissen zijn stoornissen in de zindelijkheid,
separatieangststoornissen en posttraumatische stressreacties.
10.4 Verpleegkundige zorg
De aanpak van kinderen met de genoemde aandoeningen is specifiek en situatie- en klacht
gebonden. De verpleegkundige observeert het gedrag, signaleert de problemen en
bevorderd het ziekte-inzicht bij het kind en zijn ouders.
10.5 Verpleegkundige aanpak voor een kind met een psychische stoornis
De eerste hulpvraag van een kind met een psychische stoornis is: “Help mij samenhang te
ontdekken!”