Bijeenkomsten Winst uit Onderneming
Bijeenkomst 1 Winst uit onderneming/resultaat uit overige werkzaamheden
1e stap: wie → natuurlijk persoon art. 1.1 IB, rechtspersoon art. 1 VPB
2e stap: woont de persoon in NL → art. 2.1 IB
3e stap: waar valt het onder → art. 2.3 IB
4e stap: winst uit onderneming valt in box 1 → art. 3.1 lid 2 sub a IB
5e stap: wat valt er onder winst uit onderneming → art. 3.2 IB
6e stap: wat is een ondernemer → art. 3.4 jo. 3.5 IB
Wat is een onderneming? → jurisprudente: een duurzame organisate van arbeid en kapitaal, die deelneemt
aan het economisch verkeer en het oogmerk heef om winst te maken.
Wanneer zelfstandig? loop je ondernemersrisico? is de naam bekend? treed je naar buiten vanuit een
instelling maar geen gezagsverhouding → resultaat uit overige werkzaamheden? sta je ingeschreven in een
register? facturen/OB nummer → hoe presenteer je je? meerdere opdrachtgevers? zijn de werkzaamheden
duurzaam? gezagsverhouding en loon → dienstbetrekking?
Waarom zou mevrouw Jansen graag willen dat voor haar situate sprake is van winst uit onderneming en
waarom is de inspecteur van mening dat sprake is van een dienstbetrekking, dan wel resultaat uit overige
werkzaamheden?
Omdat ze dan aanspraak kan maken op meer afrekposten en vrijstellingen, de ondernemersafrek (art. 3.74
e.v. IB) geregeld in paragraaf 3.2.4 IB en ook nog de MKB-vrijstelling (art. 3.79a IB) geregeld in paragraaf 3.2.5.
Alle faciliteiten staan op p.146 in het boek. Daarnaast heef ze ook recht op willekeurige afschrijving (art. 3.34
IB), kleinschaligheidsafrek (art. 3.41 IB), energie-investeringsafrek (art. 3.42 IB), milieu investeringsafrek (art.
3.42a IB). Tevens kan zij de door haar gemaakte kosten afrekken van de winst.
Wanneer is er sprake van winst uit onderneming?
Art. 1.1 IB: inkomstenbelastng wordt geheven van natuurlijke personen. Art. 3.2 (belastbare winst):
Art. 3.8: Totale winst – ‘Het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm
ook, worden verkregen uit een onderneming’. Deze moet je corrigeren met stortngen en ontrekkingen.
Winst gedurende het gehele bestaan van de onderneming
Reguliere en incidentele voordelen
Voordelen bij en met de beëindiging van de onderneming
Beoogde en niet-beoogde voordelen
Wederrechtelijk en rechtmatg verkregen voordelen
Als het gaat om vermogensetketering dan kijk je naar totale winst.
Art. 3.25: Jaarwinst
Artkel 3.8 bepaalt het eigenlijke iscale winstbegrip en artkel 3.25 regelt de toerekening van deze totale winst
aan de verschillende jaren. Goed koopmansgebruik is het sleutelbegrip! Het in jaarmoten hakken van de totale
winst; per kalenderjaar. Je kijkt naar wanneer? Als het sowieso geen winst is volgens art. 3.8, kijk je dus niet
meer naar art. 3.25.
Wanneer een ondernemer eenmaal een bepaalde methode van winst berekenen heef gekozen, moet deze
steeds worden gevolgd, tenzij goed koopmansgebruik wijziging rechtvaardigt. De ondernemer mag het
winstberekeningsstelsel zelf kiezen; de gevolgde gedragslijn mag niet tot onherroepelijke iscale gevolgen
hebben geleid. Dit heet ook wel het vorderingenstelsel
Bij afschrijving kijk je naar jaarwinst.
Is er een bron van inkomen valt winst redelijkerwijs te verwachten?
Wat wordt verstaan onder de begrippen:
Onderneming: duurzame organisate die met behulp van arbeid en kapitaal deelneemt aan het
maatschappelijk producteproces en die erop gericht is winst te behalen (jurisprudente).
Er moet een bron zijn en er is een bron van inkomen indien:
(1) deelneming aan het economische verkeer
(2) het oogmerk om voordeel te behalen (subjectef)
(3) het voordeel moet redelijkerwijs te verwachten zijn (incl. inancieringskosten) (objectef); het jaar zelf is
bepalend, maar andere jaren kunnen licht werpen op het antwoord.
1
,De wet stelt het zelfstandig uitgeoefende beroep (art. 3.5 lid 1 IB) gelijk aan een onderneming. Het accent valt
dan op de persoonlijke bekwaamheid van de ondernemer. De belanghebbende moet de werkzaamheden
zelfstandig en voor eigen rekening verrichten en daarbij ondernemingsrisico lopen. Investering in actva is
daarbij niet vereist. De kans op wisselende opbrengsten kan genoeg zijn voor een ondernemingsrisico.
Bij aanvang van een onderneming is wel de bedoeling (wil) van de ondernemer belangrijk; de belastngplichtge
moet de bedoeling hebben een onderneming te beginnen. Bij immigrate begint de onderneming op het
moment waarop hij zich in Nederland vestgt.
Dit is de objecteve ondernemingen; los van de eigenaar en daaruit kunnen meerdere subjecten winst genieten.
Alleen als er een objecteve onderneming bestaat, is er ook voor de afzonderlijke deelgerechtgden sprake van
een onderneming. Die kan ook bestaan indien een factor (bijna) geheel ontbreekt, andere risico’s moeten dit
dan wel compenseren. De subjecteve onderneming (zie ondernemer) is de onderneming die door iemand
wordt gedreven en is het belastngsubject. Daarbij geldt de contnuïteitseis niet.
Wanneer wuo of vermogensbeheer? Er is van normaal vermogensbeheer geen sprake, indien het rendabel
maken van de onroerende zaken mede geschiedt door middel van arbeid die de eigenaar zelf verricht en deze
arbeid naar haar aard en omvang onmiskenbaar ten doel heef het behalen van voordelen uit de onroerende
zaken, welke het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaat. Is het dus gericht op het
behalen van meer voordeel dan een normaal rendement? De verhouding omvang van vermogen en verrichte
arbeid is dus van belang.
Je kunt zekerheid krijgen door een beschikking ex art. 3.156 IB.
Ondernemer: art. 3.4 jo. 3.5, de belastngplichtge (1) voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven
en (2) die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betrefende die onderneming. Hierbij gaat het om
het subjecteve ondernemerschap. Bij sub (1) brengt tot uitdrukking dat de belastngplichtge tegenover
zakelijke crediteuren aansprakelijk is voor de schulden; hij moet tot nakoming kunnen worden aangesproken.
Commanditaire vennoten zijn daarom geen ondernemer. Bij sub (2) is alleen een directe verbondenheid
voldoende en de verbondenheid moet ook nieuwe verbintenissen betrefen. Het behoef echter niet alle
verbintenissen te omvaten.
De beoefenaar van een zelfstandig beroep wordt onvoorwaardelijk gelijk gesteld met de ondernemer; hij hoef
niet te voldoen aan het verbondenheidscriterium.
Ingeval een belastngplichtge meer dan één onderneming drijf; is hij van die allemaal ondernemer.
De echtgenoot in een gemeenschap van goederen drijf de onderneming niet mede voor haar rekening,
aangezien de resultaten de echtgenoot niet rechtstreeks toevloeien en niet rechtstreeks gebonden voor de
ondernemingsschulden. Een kind drijf de onderneming mede voor zijn rekening indien hij geld inbrengt, een
klein winst aandeel krijgt en deelt in de eventuele verliezen. De erfgenaam kwaliiceert als ondernemer indien
hij de onderneming feitelijk gaan uitoefenen of dat de onderneming mede voor zijn rekening wordt
uitgeoefend.
Als je je in eigendom onderneming gaat verhuren, dan wordt de onderneming niet gestaakt, maar wordt die in
een andere vorm verder gezet.
Medegerechtigde: je bent medegerechtgd indien je bij beëindiging van de vennootschap aanspraak hebt op
teruggave van vermogensbestanddelen of de daarbij behorende vermogenswaarde of aanspraak heef op het
liquidatesaldo.
Bepaalde schuldeisers: het gaat om personen die geldleningen aan een IB-onderneming verstrekken die in feite
functoneren als eigen vermogen (art. 3.3 lid 1 sub a) of waarbij de vergoeding grotendeels (>50%)) afankelijk is
van de winst (sub b). Dit is niet van toepassing indien de voordelen uit de vordering mede als r.u.o.w worden
aangemerkt (lid 4).
Het verliesafrek wordt voor de medegerechtgde en bepaalde schuldeisers wel beperkt; art. 3.9 IB. Daarnaast
zijn zij ook beperkt bij bepaalde ondernemingsfaciliteiten.
2
,In art. 3.6 lid 2 sub a staat het gebruikelijkheidscriterium; een personenvennootschap met een gezinslid of met
naaste familie wordt voor de toepassing voor art. 3.6 alleen aanvaard indien een dergelijk
samenwerkingsverband ook tussen derden zou zijn afgesloten.
Het urencriterium is niet van belang bij het bepalen of iemand ondernemer is. Het bedraagt ten minste 1125
uur (ong. 25 u per week) en het verrichten van arbeid moet grotendeels in beslag worden genomen door de
onderneming (grotendeelscriterium). Dit laatste geldt niet voor starters. Er dient een urenadministrate te
worden bijgehouden.
De vrouw van de ondernemer is niet rechtstreeks voor de verbintenissen uit de onderneming. De
commanditaire vennoot is geen ondernemer, want hij is niet rechtstreeks aansprakelijk voor de verbintenissen;
hij is alleen aansprakelijk voor zijn inbreng. Dit verandert op het moment dat hij het beheersverbod overtreedt
(art. 20 lid 1 jo. 21 WvK). Het ondernemerschap ontstaat dan niet met terugwerkende kracht. De
commanditaire vennoot valt onder art. 3.3 lid 1 sub a IB. Art. 3.3 lid sub b gaat over diegene die een zodanige
schuld heef en is van belang bij de terbeschikkingstelling (art. 3.3 lid 4 IB).
Winst: art. 3.8, winst uit een onderneming is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam
en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming. Ook incidentele voordelen horen daarbij, mits
zij uit de ondernemingsuitoefening voortvloeien. Er ligt een nominalistsche winstberekening ten grondslag; er
wordt geen rekening gehouden met infate. Daar wordt soms een uitzondering opgemaakt; LIFO,
herinvesteringsreserve. Het is een subjectef begrip.
Winst uit onderneming betref natuurlijke personen, daaronder horen ook transparante
samenwerkingsverbanden. Een personenvennootschap telt iscaal dus evenveel ondernemingen als er
vennoten zijn.
Art. 3.14 welke kosten door onwetge of onzedelijke gedrag niet afrek mogen worden genomen.
Kapitaalstortngen behoren niet tot de winst: geldt ook voor stortng zonder tegenprestate, kwijtschelding van
een ondernemingsschuld om niet-zakelijke redenen en indien een derde om persoonlijke redenen een zaak
tegen een te lage prijs aan een winstgenieter verkoopt.
Ontrekkingen zijn uitgaven uit persoonlijke overwegingen en behoren ook niet tot de winst.
Art. 3.99 IB bepaalt de overgang van r.u.o.w. naar w.u.o.: door de verplichte doorschuiving van de
vermogensbestanddelen op de openingsbalans moet de ondernemer deze waarderen naar de waarde die deze
hadden bij het einde van de werkzaamheid.
Hoe wordt de winst bepaald?
Volgens goed koopmansgebruik:
Totale winst uit onderneming (Art. 3.8)
-/- Ondernemersafrek (Art. 3.74-79)
-----------------------------------------------------------------------
Basis (Art. 3.79a)
-/- MKB-winstvrijstelling (14%) van basis)
-----------------------------------------------------------------------
Winst als Ondernemer (Art. 3.2)
+ Winst Medegerechtge (Art. 3.3(1)(a))
+ Winst Schuldeiser (Art. 3.3(1)(b))
-----------------------------------------------------------------------
Belastbare Winst uit Onderneming
Wat zijn de kenmerkende eigenschappen van een dienstbetrekking?
Dienstbetrekking in IB; in art. 3.81 IB. De rangorderegeling geldt; is er een onderneming, is er een
dienstbetrekking en dan pas kijken naar r.u.o.w. (art. 3.90).
Artkel 2 jo. 3 (ictef) LB beschrijf wat als dienstbetrekking kan worden beschouwd. Een dienstbetrekking is
een arbeidsrelate die is gebaseerd op een overeenkomst tussen een werkgever en een werknemer. Met deze
overeenkomst maken werkgever en werknemer afspraken over de voorwaarden waaronder de werknemer
3
, tegen betaling werkt. Meestal leggen de werkgever en werknemer deze afspraken schrifelijk vast, maar zij
kunnen dat ook mondeling of stlzwijgend doen. Er moet sprake zijn van een gezagsverhouding en er moet loon
worden betaald.
Wat wordt verstaan onder overige werkzaamheden, wat houdt het resultaat in en hoe wordt dit bepaalt?
Art. 3.90 jo 3.91. Resultaat uit een of meer werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon
genereren. Voor het belastbare resultaat wordt de terbeschikkingsvrijstelling er nog afgehaald. Tevens kan er
gebruik worden gemaakt van de kostenafrek; deze is wel beperkt zie art. 3.14-3.18.
Het resultaat wordt bepaald volgens de art. 94 en 95 IB; daarin zie je dat veel faciliteiten die gelden bij wuo
niet gelden bij r.u.o.w.
Werkzaamheid: het verrichten van een enige vorm van arbeid in het economische verkeer, die is gericht op het
behalen van een geldelijk voordeel en niet is aan te merken als w.u.o. of als loon uit dienstbetrekking. Bij
r.u.o.w. verricht men enige vorm van arbeid in het economische verkeer, dat zij daarbij geldelijk voordeel
(subjectef) beogen en dat zij dat voordeel uit de maatschappelijke opvatng redelijkerwijs (objectef) ook
kunnen verwachten. Bij r.u.o.w. geldt ook de iscale neutraliteit.
Bij onderscheid tussen wuo en r.u.o.w. moet je rekening houden met de volgende punten:
duurzaamheid van de werkzaamheden
de omvang van de werkzaamheden
omvang investeringen
debiteurenrisico
aantal opdrachtgevers
omvang omzet
winstverwachtng
op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd als resultaat, een organisate van kapitaal
en arbeid als winst
Niet aan alle voorwaarden hoef te worden voldaan, ze kunnen elkaar namelijk aanvullen.
Resultaatgenieters kunnen opteren voor de icteve dienstbetrekking van art. 4 onderdeel f LB jo. 2g Uitv. LB
(optng in); kostenvergoedingen kunnen belastngvrij worden verstrekt door de contractspartner. Kosten die
niet kunnen worden vergoed, kunnen dan wel niet in afrek worden genomen, m.u.v. de reisafrek ex art. 3.87
IB. Verklaring arbeidsresultaat (VAR): waar vallen de inkomsten onder, voordat de aanslag wordt opgelegd
laten bepalen. Zekerheid stellen voor opdrachtgever (art. 3.156 lid 6 jo. 3.157 lid 2 IB).
Wanneer r.u.o.w.? Het voordeel is verkregen als opbrengst van:
- een dienst of een werkzaamheid;
(1) een handeling
(2) die de draagkrachtvermeerdering veroorzaakt en
(3) uitgaat van de belastngplichtge of aan hem toerekenbaar is.
Dit bestaat uit diensten, werkzaamheden en niet-speculateve transactes. Dus niet bovenbronnelijke
baten, actviteiten uit de inkomensbestedende sfeer (hobby), bezit en beheer van
vermogensbestanddelen.
- in het economische verkeer: inkomensbestedende en verwervende actviteiten. Dus niet actviteiten
binnen de familiesfeer en werkzaamheden die inherent zijn aan de familieband, het voordeel door in
de vrije tjd de eigen woning te bouwen.
- terwijl de dienst of werkzaamheid niet in het kader van een onderneming of dienstbetrekking van
de belastngplichtge is verricht: ervaring, deskundigheid en relates opgedaan in de
ondernemingssfeer kunnen er toe leiden dat in privé verrichte transactes onder het bereik van art.
3.90 vallen. Wanneer men de posite van een dienstbetrekking ge- of misbruik maakt om in privé
voordelen te behalen, zullen die voordelen als r.u.o.w worden belast.
- waarbij het voordeel wordt beoogd (subjecteff en te verwachten is (objecteff: indien een verkregen
bate uitsluitend kan worden herleid tot een door de belastngplichtge in het economische verkeer
verleende dienst of verricht werkzaamheid, zonder dat sprake is van inkomensbesteding, is er sprake
van r.u.o.w; voordeel hoef dan niet te zijn beoogd/verwacht.
HR 3 oktober 1990 “Medisch proevenarrest”
4