WEEK 1
INLEIDING FAILLISSEMENT, SURSÉANCE VAN BETALING, WSNP EN
WHOA
Hoorcollege 1 : Mr. F. Bosvelt.
Datum: Vrijdag 21 april 2023 (13.15-15.00 uur).
Onderwerp:
- De drie insolventieprocedures en de hoofdrolspelers.
Leerdoelen:
- De drie insolventieprocedures kunnen onderscheiden en adequaat kunnen toepassen;
- Taken en bevoegdheden van de belangrijkste actoren kennen en kunnen toepassen.
Literatuur:
R.M. Wibier, Compendium van het Nederlands Faillissementsrecht, Deventer: Kluwer 2022.
- Hoofdstuk 1, par 1.1 t/m 1.5
- Hoofdstuk 2
- Hoofdstuk 3
- Hoofdstuk 5 m.u.v. nrs. 144-154 en 160-163
- Hoofdstuk 7 par. 7.1 en par. 7.6 tot en met 7.9
- Hoofdstuk 8
- Hoofdstuk 12, m.u.v. nrs. 518-526, 529, 531 en 564-583
N.J. Polak, Insolventierecht, Deventer: Kluwer 2022 (opgenomen op Blackboard).
- Hoofdstuk 23
- Hoofdstuk 24.1 t/m 24.3
- Hoofdstuk 25, paragraaf 25.1 en 25.2
- Hoofdstuk 27
Aanbevolen literatuur:
R. Mulder, ‘De persoonlijke aansprakelijkheid van de curator: oppassen geblazen,
steeds meer ‘regels’! Een overzicht van de stand van zaken.’, TvI 2019/5, afl. 1,
p. 31-41.
Jurisprudentie:
- HR 16 december 2011, NJ 2012/515, m.nt. F.M.J. Verstijlen (Prakke/Gips)
- HR 28 juni 2013, NJ 2013/365 (Y) (Bundel aanvullende jurisprudentie)
- HR 17 januari 2014, NJ 2014/61 (Unitco)
- HR 24 maart 2017, NJ 2018, 225 (Säkaphen/Carrecon-Piguillet)
- HR 25 mei 2018, NJ 2019/393 (Coöperatieve Rabobank U.A./Winters)
,Hoorcollege 2: Mw. mr. dr. A. Mennens.
datum: vrijdag 21 april (15.15-17.00 uur).
onderwerp: WHOA.
Leerdoel:
Opzet en werking van de WHOA op hoofdlijnen kennen en het effect van de WHO
kunnen vergelijken met het effect van een akkoord in surséance van betaling.
Literatuur:
R.M. Wibier, Compendium van het Nederlands faillissementsrecht, Deventer: Kluwer 2022.
- Hoofdstuk 13.
Aanbevolen:
- F.M.J. Verstijlen, ‘Whoa: omkering van waarden’, NJB 2020/1718.
Jurisprudentie:
- Rb Den Haag, 3 september 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:9782 (Bundel aanvullende jurisprudentie);
- Rb Zeeland-West-Brabant, 2 november 2021,ECLI:NL:RBZWB:2021:6940 (Bundel aanvullende
jurisprudentie)
, WERKGROEPVRAGEN
Casus 1
Bij inleidend verzoekschrift van 23 maart 2022 verzoekt Kleinsma de rechtbank Midden-Nederland om
De Groot failliet te verklaren. In het verzoekschrift vermeldt Kleinsma dat De Groot verkeert in een
toestand van hebben opgehouden te betalen. Immers, De Groot laat na om € 80.000,- aan Kleinsma te
betalen, iets waartoe hij verplicht is op grond van een arbitraal vonnis. Bovendien laat hij ook na om
een tweede (opeisbare) vordering van Kleinsma van € 10.000,- uit een eerdere koopovereenkomst te
betalen.
a. Kan het faillissement worden uitgesproken?
4 procedures Fw:
1. Faillissement
2. Surseance (adempauze)
3. WSNP
4. WHOA (alternatief voor surseance en faillissement)
Vereiste voor faillietverklaring:
Er moet een ‘toestand van hebben opgehouden te betalen’ zijn. Art. 1 en 6 lid 3 Fw.
Art. 1 Fw:
Schuldenaar.
Toestand opgehouden te betalen.
Eigen verzoek of verzoek schuldeiser.
Rechterlijk vonnis.
Art. 6 lid 3 Fw:
Summierlijk blijken van
a) Toestand.
b) Vordering aanvrager (indien geen eigen aangifte).
Liquiditeitstoets.
Drie vereisten:
1) Pluraliteit (Säkaphen/Carrecon, blz. 2386)
“Dat het faillissement ten doel heeft het vermogen van de schuldenaar te verdelen onder diens
gezamenlijke schuldeisers”
2) 1 opeisbare schuld
Anders ook geen toestand van opgehouden te betalen. 2 e vordering is een steunvordering, die
hoeft dus nog niet opeisbaar te zijn.
3) De toestand (feiten en omstandigheden: diegene moet echt al achter zijn geld aan hebben
gezeten)
Toepassing:
1. Er moeten minstens 2 schuldeisers zijn. Het loopt in casu stuk op dit vereiste want er is maar 1
schuldeiser.
Het faillissement kan niet worden uitgesproken want er is niet voldaan aan het pluraliteitsvereiste.
(Een omzeiling van het pluraliteitsvereiste zou kunnen door een deel van de schuld over te dragen
aan iemand anders zodat er pluraliteit is. Rechters gaan hier vaak niet in mee.)