100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Kennistoets propedeuse periode 2 (Gezond Leven1) €8,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Kennistoets propedeuse periode 2 (Gezond Leven1)

5 beoordelingen
 99 keer bekeken  7 keer verkocht

Ik doe de voeding en diëtetiek bij de HAN in Nijmegen en ik zit op dit moment in mijn eerste jaar. Zelf vind ik het altijd fijn om een overzicht te maken van alles wat ik moet leren en daarom wil ik dit graag met anderen delen om het voor jullie iets gemakkelijker te maken! In deze samenvatting zi...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 44  pagina's

  • 29 januari 2019
  • 44
  • 2018/2019
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (1)

5  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: isaheurter7 • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: michellebruggers • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: leonierompen • 4 jaar geleden

reply-writer-avatar

Door: Liekewn • 4 jaar geleden

Jammer om een mindere review te zien.. Hopelijk heb je je tentamens wel gehaald! Als je tips hebt dan hoor ik het graag!

review-writer-avatar

Door: bobdemarteau • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: willemijnwieland • 4 jaar geleden

avatar-seller
Liekewn
Belangrijkste leerdoelen per vak

Voedingsleer

Verplaatsing van stoffen door lichaamsvloeistoffen

Verplaatsing van stoffen via passief transport
Beweging van stoffen in en tussen lichaamsvloeistoffen en soms ook door een barrière zoals
een celmembraan is van essentieel belang voor een normale fysiologie. In vloeistoffen of
gassen verplaatsen moleculen zich van een gebied waar zij in hoge concentratie aanwezig
zijn naar gebieden waar de concentratie laag is-> concentratiegradiënt tussen die twee
gebieden. Stoffen verplaatsen zich met de concentratiegradiënt mee totdat de moleculen
gelijk zijn verdeeld en dit is een vorm van passief transport omdat het geen energie kost->
Diffusie en osmose. Diffusie is de term voor de verplaatsing van moleculen van een plaats
met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concentratie, meestal in een gas,
vloeistof of oplossing-> met de concentratiegradiënt mee. Het kan ook plaatsvinden door een
semipermeabele membraan, zoals de plasmamembraan of de capillairwand, maar alleen als
de moleculen klein genoeg zijn (bijv. H2O en O2). Osmose is de waterverplaatsing met de
concentratiegradiënt mee, doordat de andere moleculen te groot zijn om de poriën van de
membranen te passeren. De kracht die hieraan ten grondslag ligt, heet de osmotische
druk. Osmose gaat door totdat er een evenwicht is doordat de oplossingen aan beide kanten
van de membraan dezelfde concentratie hebben, ofwel isotoon zijn. Plasma osmolariteit
wordt binnen strenge marges gehandhaafd, want als de plasmaconcentratie stijgt en het
plasma dus dunner wordt dan de intracellulaire vloeistof in de rode bloedcellen, zal er water
met de concentratiegradiënt mee door de membraan de rode bloedcellen binnendringen.
Daardoor kunnen deze opzwellen en barste-> plasma wordt hypotoon. Als de
waterconcentratie in het plasma daalt, zodat het plasma geconcentreerder wordt dan de
vloeistof binnen de rode bloedcellen dan verplaatst water zich passief door osmose van de
bloedcellen naar het plasma en krimpen de bloedcellen-> plasma wordt hypertoon.

Verplaatsing van stoffen via actief transport
Actief transport is het transport van stoffen tegen hun concentratiegradiënt in, dus van
lagere naar hogere concentratie. Aangedreven door een chemische reactie in de vorm van
ATP transporteren speciale transporteiwitten (carriers) stoffen door de membraan in beide
richtingen (specifiek voor slechts één stof), en snelheid waarmee een stof kan worden
overgebracht hangt af van het aantal beschikbare bindingssites.
De natrium-kaliumpomp is essentieel voor de handhaving van de elektrochemische
gradiënt die nodig is om actiepotentialen te genereren in zenuw- en spiercellen. Het
handhaaft de ongelijke concentraties van natrium en kalium- ionen aan weerszijden van de
plasmamembraan (kan tot 30% van ATP- energiebehoefte gebruiken van een cel).
Kaliumniveau is veel hoger binnen de cel dan er buiten-> voornaamste intracellulaire kation.
Natriumniveau is hoger buiten de cel dan daarbinnen-> voornaamste extracellulaire kation.
De ionen zijn geneigd met hun concentratiegradiënt mee te bewegen dus K+ naar buiten en
Na+ naar binnen. Om de concentratiegradiënten in stand te houden, wordt het
natriumoverschot continu naar binnen gepompt door de celmembraan heen in ruil voor K+.
Bulktransport is de overdracht van deeltjes die te groot zijn om door de celmembranen te
passeren via pinocytose of fagosytose. De deeltjes worden ingesloten door een instulping
van het cytoplasma waardoor een membraangebonden vacuole ontstaat. Pinocytose zorgt
voor een opname van vloeistof in de cel. Bij fagocytose worden grotere deeltjes in de cel
opgenomen->endocytose en daar hechten zich lysosomen aan de vacuolemembraan die
enzymen vrijgeven die de inhoud van de cel verteren. De uitstoot van afvalstoffen door het
plasmamembraan via het omgekeerd proces heet exocytose.

,Extracellulaire vloeistof
Extracellulaire vloeistof (ECF) bestaat voornamelijk uit bloed, plasma, lymfe,
cerebrospinale vloeistof en vloeistof in de interstitiële ruimten in het lichaam. Andere kleine
hoeveelheden zijn synoviale vloeistof (gewrichtsvloeistof), pericardvocht (rond het hart) en
pleuravocht (rondom de longen)-> Allemaal smeermiddelen.

Intracellulaire vloeistof
Intracellulaire / institiële vloeistof (weefselvocht) bevochtigt alle cellen van het lichaam
met uitzondering van de buitenste lagen en het wordt grotendeels gereguleerd door de cellen
zelf. Deze vloeistof vormt het medium waardoor stoffen zich vanuit het bloed naar
lichaamscellen verspreiden en vanuit cellen naar het bloed. Veranderingen in de
waterconcentratie of ECF hebben meteen gevolgen voor de intracellulaire waterniveaus
omdat water zich in beide richtingen door de membranen verplaatst. Concentratieverschil
blijft dus bestaan, ondanks het feit dat bijv. natrium langs zijn concentratiegradiënt
diffundeert, doordat de membraan een pomp bevat die juist het natrium weer naar buiten
pompt.

Absorptie macronutriënten

- Koolhydraten: na de vertering van koolhydraten worden de monosachariden
galactose en glucose geabsorbeerd ter hoogte van de enterocyten, via het
transporteiwit SLGT1 en de absorptie vereist de tussenkomst van de Na+ K-
ATPase-pomp. Het betreft dus een actief en natriumafhankelijk proces dat
bovendien energie vereist in de vorm van ATP. Samen met de absorptie van de
natriumionen via het transporteiwit in de luminale membraan van enterocyt, vindt
tegelijkertijd ook de absorptie van één molecuul glucose of galactose plaats. In
afwezigheid van natrium kunnen glucose en galactose zich niet aan het transporteiwit
binden en ook niet geabsorbeerd worden. Fructose maakt gebruik van een ander
specifiek transporteiwit (GLUT5) in de luminale membraan van de enterocyt dat
niet natriumafhankelijk is (gefacilliteerde diffusie). De glucose-fructose- en
galactosemoleculen die zich in de enterocyt bevinden, worden ten slotte allemaal via
het zelfde transporteiwit (GLUT2) aan de bloedbaan afgegeven waarlangs ze
vervolgens de lever bereiken via de haarvaten en de poortader. Dit proces
betreft gefacilliteerde diffusie die onafhankelijk is van natrium. Vervolgens vindt
in de lever metabolisme plaats van de monosachariden.

- Eiwitten: na de vertering worden de eiwitten geabsorbeerd vanuit de dunne darm in
de enterocyten in de vorm van di-en tripeptiden via het Pept-1-transportsysteem in de
vorm van vrije aminozuren. Ook hier speelt de Na+ K-ATPase-pomp weer een rol en
daarom is ook de absorptie van aminozuren een vorm van actief transport en een
natriumafhankelijk proces dat energie vereist. De passage van de aminozuren
vanuit de enterocyten naar de bloedbaan gebeurt ten slotte onafhankelijk van natrium
via specifieke transportsystemen en vervolgens komen de aminozuren via de
haarvaten en de poortader in de lever terecht waar ze worden gemetaboliseerd.

- Vetten: vetten worden in de dunne darm verteerd door middel van galzuren die in gal
zitten. Deze galzuren spelen ook een rol bij de absorptie van vetten. Door de
emulgerende werking van gal, worden micellen gevormd met klompjes triglyceriden.
De hydrofiele pool van de galzuren in de gevormde micellen brengt deze micellen ter
hoogte van de borstelzoom van de enterocyten. Hierna vindt via passieve diffusie
vanuit de micellen een migratie plaats van de verteerde vetcomponenten naar
de enterocyten. Zodra de vrije vetzuren in de enterocyten terechtkomen worden ze
meteen opgevangen door twee specifieke eiwitten L-FABP (lever-vetzuurbindend
eiwit) en I-FABP (darm-vetzuurbindend eiwit). Het I-FABP staat in voor het intra-

, enterocytaire transport van vrije lange ketenvetzuren (meer dan 12 C-atomen) die in
de meerderheid zijn. Het L-FABP doet dienst als reserve van deze vrije vetzuren in
afwachting van hun transport. Deze ketenvetzuren worden vervolgens in het
endoplasmatisch reticulum van de enterocyt via het Acetyl-CoA-cholesterol-enterocyt
opnieuw veresterd tot triglyceriden. Bij deze triglyceriden voegen zich fosfolipiden en
door de enterocyt geproduceerde apoproteïnen, waarna chylomikronen of een soort
transportpartikels ontstaan. Chylomikronen bestaan dus uit triglyceriden, omgeven
door 80% fosfolipiden en 20% apoproteïnen. De chylomikronen worden
vervolgens door exocytose afgegeven aan het intercellulaire milieu van de
submucosa. Vanwege het te grote volume kunnen chylomikronen niet door de wand
van haarvaten heen en daarom worden ze opgenomen in het lymfevatenstelsel en
daarna gaan ze via de dutus thoracicus (grootste lymfevatkanaal in ons lichaam)
uiteindelijk de bloedbaan in. Via het bloed komen de chylomikronenresten dan
uiteindelijk in de lever, waar ze worden gemetaboliseerd.

LPL (lipoprotein lipase): hydrolyseert triglyceriden die passeren in de bloedstroom en in
cellen waar ze kunnen worden gemetaboliseerd voor energie of opnieuw in elkaar worden
gezet voor opslag. Enzymen in de vetcellen zetten vetzuren, diglyceriden en monoglyceriden
weer in elkaar tot triglyceriden. Tijdens energietekort reageren verschillende lipase enzymen-
> hormoongevoelig lipase: een enzym in vetcellen dat reageert op de behoefte van het
lichaam aan brandstof door triglyceriden te hydrolyseren zodat hun delen (glycerol en
vetzuren) in de algemene bloedsomloop terechtkomen en zo beschikbaar worden voor
andere cellen als brandstof. De signalen waarop dit enzym reageert omvatten epinefrine
(adrenaline) en glucagon.

Energiemetabolisme

Koolhydraten
- Glycolyse: de omzetting van glucose tot pyrodruivenzuur. Hierbij is 2 ATP nodig om
glucose af te breken tot glucose-6-fosfaat. Vervolgens wordt dit gesplitst in 2
moleculen van 3 koolstofatomen die uiteindelijk na een serie van reacties 2
moleculen pyrodruivenzuur vormen, waarbij energie vrijkomt-> 4 ATP. De netto-
opbrengst hierbij is dus 2 ATP. Tussendoor kunnen co-enzymen (NAD en FAD) de
H+ en e- naar de elektronentransportketen vervoeren.
 Reactievergelijking: C6H12O6 + 4 ADP + 4Pi + 2ATP -> 2C3H4O3 + 2H2O +
4ATP + 2ADP + 2Pi.
- Anaerobe dissimilatie: de omzetting van pyrodruivenzuur tot melkzuur waarbij geen
zuurstof nodig is. C6H12O6-> 2C3H6O3 en C3H6O3-> C3H7OH. Tussendoor
kunnen co-enzymen (NAD en FAD) de H+ en e- naar de elektronentransportketen
vervoeren.
- Cori-cyclus: de afbraak van pyrodruivenzuur tot melkzuur en de omzetting van
melkzuur tot glucose. Dus de cori-cyclus begint met de anaerobe glycolyse, waarbij
melkzuur naar de lever gaat en daar volgt de omzetting van melkzuur tot glucose
waarbij energie nodig is (gluconeogenese). Vervolgens gaat de gevormde glucose
terug naar de spieren in de vorm van spierglycogeen->Glycogenese: proces waarbij
glucose weer wordt omgezet tot glycogeen.
- Tijdens de vorming van melkzuur tot Acetyl-CoA wordt NAD+ omgezet tot NADH +
H+.
- Glycogenolyse: proces waarbij glycogeen wordt afgebroken tot glucose.
- Pyrodruivenzuur kan met behulp van een CoA-molecuul worden samengevoegd tot
Acetyl-CoA waarbij CO2 vrijkomt. Deze reactie is onomkeerbaar! 2
pyrodruivenzuurmoleculen leveren 2 Acetyl-CoA moleculen. Daarnaast kan
pyrodruivenzuur rechtstreeks worden omgezet tot oxaalazijnzuur wat de
citroenzuurcyclus op gang brengt.

, Eiwitten
- Glucogene aminozuren: kunnen worden omgezet tot pyrodruivenzuur
(gluconeogenese) d.m.v deaminering (afsplitsing van ammonia), of ze kunnen
rechtstreeks de TCA-cyclus in door deaminering. De aminegroep wordt omgezet tot
ureum m.b.v. CO2 en H2O komt vrij. Daarnaast kunnen glucogene aminozuren
rechtstreeks worden omgezet tot oxaalazijnzuur (gluconeogenese).
- Ketogene aminozuren: aminozuren die d.m.v. deaminering kunnen worden omgezet
tot Acetyl-CoA. Deze reactie is onomkeerbaar!

- (Ketogenese: de omzetting van Acetyl-CoA tot ketonlicamen. De ketonlichamen
kunnen energie leveren aan het zenuwstelsel, bloedcellen en hersenen in geval van
een beperkte glucosevoorraad).
Vetten
- Lipolyse: de afbraak van vetten tot glycerol en vetzuren.
- Lipogenese: de omzetting van Acetyl-CoA tot vetzuren.
- Bèta-oxidatie (vetzuuroxidatie): afbraak van vetzuren tot Acetyl-CoA. Dit gebeurt
door telkens 2 C-atomen van een vetzuur te laten samenvoegen met een CoA-
molecuul waar energie voor nodig is. Vervolgens transporteren de Co-enzymen NAD
en FAD weer H+ en e- naar de elektronentransportketen.
- Glycerol kan worden omgezet tot pyrodruivenzuur (gluconeogenese) en dit kan dan
weer worden omgezet tot Acetyl-CoA of tot glucose. Ook kan glycerol samen met
vetzuren weer worden veresterd tot mono,- di,- en triglyceriden.

Dissimilatie van glucose:

1. Glycolyse(buiten mitochondrium in cytosol): de zuurstofloze (anaerobe)
omzetting van glucose tot pyrodruivenzuur. Hierbij is 2 ATP nodig om glucose af te
breken tot glucose-6-fosfaat. Vervolgens wordt dit gesplitst in 2 moleculen van 3
koolstofatomen die uiteindelijk na een serie van reacties 2 moleculen pyrodruivenzuur
vormen, waarbij energie vrijkomt-> 4 ATP. De netto-opbrengst hierbij is dus 2 ATP.
Tussendoor kunnen co-enzymen (NAD en FAD) de H+ en e- naar de
elektronentransportketen vervoeren.
 Reactievergelijking: C6H12O6 + 4 ADP + 4Pi + 2ATP -> 2C3H4O3 + 2H2O +
4ATP + 2ADP + 2Pi.

2. TCA-cyclus (in de matrix van mitochondrium)

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Liekewn. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 55628 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€8,99  7x  verkocht
  • (5)
In winkelwagen
Toegevoegd