Samenvatting Belastingrecht
HC 1 – De historie van belastingrecht
‘’Belastingen in juridische zin zijn alle betalingen, die de overheid op grond van een
publiekrechtelijke regeling, uitsluitend of mede ter verwerving van inkomsten door de in die
regeling aangewezen lichamen, en anders dan op grond van een privaatrechtelijke
overeenkomt, dwangmatig en overeenkomstig algemene regelen vordert.’’
De historie van belastingen:
De Romeinen
o Alle wegen leiden naar Rome
o Macht van de overwinnaar
o Belasting opleggen aan het overwonnen volk (Romeinen betaalden zelf geen
belasting)
De Middeleeuwen
o Belastingheffing bij de armen
Alva en de Tiende Penning
o 10% heffing op alle omzet die je maakte (begin van de 80 jarige oorlog)
Doelen van belastingen:
Budgettaire functie (dekking van overheidsuitgaven)
Instrumentele functie (belastingen inzetten als middel om een bepaald sociaal of
economisch doel te bereiken)
o Denk aan progressieve tarief van box 1. Doel is om via de belastingen de
inkomens te herverdelen
o Denk aan fiscale voordelen voor ondernemers om ondernemerschap te
stimuleren
o Als de wetgever met een instrumentele maatregel een inbreuk maakt op het
gelijkheidsbeginsel en draagkrachtbeginsel, moet aan de maatregel een
overtuigende rechtvaardiging ten grondslag liggen.
Waarborgfunctie (wetgeving moet rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bieden)
Belastingheffing is gebaseerd op:
Draagkrachtbeginsel
Profijtbeginsel
Draagkrachtbeginsel: Belastingheffing hangt af van iemand mogelijkheid om belasting te
betalen.
Profijtbeginsel: Je moet belasting betalen omdat je gebaat bent (of geacht wordt te zijn) bij
de activiteiten van de overheid. Denk aan motorrijtuigenbelasting.
Accijnzen: worden geheven over de verkoop van bepaalde consumptiegoederen. Het
belangrijkste doel is inkomsten verschaffen aan de Rijksoverheid. Daarnaast kan een hoge
accijnsheffing het gebruik van bepaalde goederen ontmoedigen (denk aan alcohol of
sigaretten).
Directe belastingen: belastingen op inkomen, winst en vermogen. Deze draagt u zelf af aan
de Belastingdienst. Voorbeeld is de inkomstenbelasting.
Indirecte belastingen (ook wel kostprijsverhogende belasting): belastingen die verwerkt zijn
in de prijs van de goederen en de diensten. Denk aan accijns, BTW (=omzetbelasting).
De bronnentheorie gaat uit van de gedachte dat een voordeel alleen als inkomen belast kan
worden als het afkomstig is uit een permanente bron.
3 soorten inkomens ogv Wet IB 2001(art. 2.3 Wet IB)
Box 1 (inkomen uit werk en woning)
Box 2 (inkomen uit aanmerkelijk belang)
Box 3 (inkomen uit sparen en beleggen)
Wordt ook wel analytisch stelsel genoemd, omdat verschillende soorten voordelen
verschillend worden berekend en belast (ipv synthetische IB waarbij alle boxen bij
elkaar worden opgeteld, tot 2001)
,Opmerking! Het boxenstelsel doet het draagkrachtbeginsel en het gelijkheidsbeginsel
geweld aan, omdat verliezen in de ene box onvermijdelijk de koopkracht uit de andere box
aantasten en desondanks deze verliezen (op een enkele uitzondering na) niet mogen worden
verrekend met positief inkomen uit een andere box.
Bij het vaststellen van iemands draagkracht worden doorgaans ook persoonlijke
omstandigheden meegenomen. Dit is onder andere terug te zien in:
De heffingskorting (art. 8.10 Wet IB)
Je mag een bepaald bedrag van je belastbaar inkomen aftrekken, dit deel blijft dus
onbelast. De heffingskorting wordt lager naarmate je een hoger inkomen hebt.
De persoonsgebonden aftrek (H6 Wet IB)
Een inkomensaftrek voor uitgaven die zijn gedaan in verband met de persoonlijke
situatie van de belastingplichtige (denk aan alimentatie, weekenduitgaven voor
gehandicapte kinderen, scholingsuitgaven)
Box 1 – inkomen uit werk en woning
Het inkomen uit box 1 is belast tegen een progressief tarief. Dit houdt in dat het tarief stijgt
naarmate het inkomen stijgt. De tabel staat in art. 2.10 Wet IB en bestaat uit 4 schijven. In de
eerste en tweede schijf zitten ook nog premies volksverzekeringen (AOW, Anz, Wlz). De
laatste twee schijven bestaan alleen uit inkomstenbelasting.
- €0,- tot €20.142 36,55% (27,65% is premies volksverzekeringen, denk aan AOW)
- €20.142 tot €33.994 40,85% (27,65% is premies volksverzekeringen)
- €33.994 tot €68.507 40,85% (alleen maar belasting)
- Hoger dan €68.507 51,95%
Box 1 bestaat uit de volgende categorieën (art. 3.1 Wet IB):
1. Winst uit onderneming
2. Loon
3. Resultaat uit overige werkzaamheden
4. Periodieke uitkeringen en verstrekkingen
5. Inkomsten uit eigen woning
Verminderd met:
Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
De persoonsgebonden aftrek
Opmerking! Eventuele verliezen zijn te verrekenen met voorgaande en volgende jaren
Box 2 – inkomen uit aanmerkelijk belang
Als je minimaal 5% aandelen hebt in een BV of NV. Over het dividend dat je krijgt moet je
belasting betalen. Als je winst maakt over de verkoop wordt dit ook belast. Belast tegen een
tarief van 25% (art. 2.12 Wet IB).
Berekening belastbaar inkomen uit box 2:
Voordelen uit aanmerkelijk belang
Verminderd met de persoonsgebonden aftrek voor zover mogelijk
Met eventuele te verrekenen verliezen uit aanmerkelijk belang uit voorgaande en
volgende jaren
Box 3 – inkomen uit sparen en beleggen
De rendementsgrondslag moet berekend worden via art. 5.2 Wet IB. Wat daar uitkomt, moet
tegen een tarief van 30% belast worden (art. 2.13 Wet IB). Iedere belastingplichtige heeft een
vrijstelling voor een bepaald deel van zijn vermogen, het heffingvrije vermogen (art. 5.5 Wet
IB, deze bedraagt €30.000 per persoon).
Sommige mensen vinden dat de forfaitaire heffing een inbreuk maakt op het
eigendomsrecht. Het kan namelijk zo zijn dat je minder vermogenswinst hebt gemaakt dan
het forfaitaire percentage aangeeft. In dat geval lever je dus in op je vermogen.
Geen vermogenswinstbelasting, want je betaalt niet over de daadwerkelijke winst die je hebt
gemaakt, maar een vermogensrendementsheffing, omdat er wordt uitgegaan van een fictief
rendement.
, Loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting. Er is dus geen sprake van
dubbele heffing, want de loonbelasting mag op de verschuldigde inkomstenbelasting in
mindering worden gebracht. De werkgever draagt de ingehouden loonbelasting af aan de
Belastingdienst. Je krijgt dan dus een netto salaris. In veel gevallen is de loonheffing gelijk
aan de verschuldigde inkomstenbelasting, de loonheffing is dan tevens eindheffing. Het kan
echter ook zo zijn dat de ingehouden loonbelasting te laag of te hoog (bv omdat je een
vermogensbestanddeel hebt, dat niet onder de loonbelasting valt, denk aan
beleggingsvermogen) is geweest. In die situatie moet de werknemer na afloop van het
kalenderjaar aangifte doen voor de inkomstenbelasting. Hij kan dan geld terugkrijgen of
juist moeten bijbetalen.
Rangorde van de boxen
Tussen de boxen bestaat een bepaalde rangorde. Eerst box 1, dan box 2, dan box 3. Als iets
in de ene box is belast, kan het niet meer in de andere box worden belast (voorkoming
dubbele heffing). Daarnaast staan schotten tussen de boxen, dit houdt in dat een negatief
inkomen in box 1 bv. niet te verrekenen is met een positief inkomen uit box 3 (= inbreuk op
draagkrachtbeginsel?).
2 Uitzonderingen:
1. Persoonsgebonden aftrek (als het in box 1 tot negatief bedrag zou leiden, kan het
ook in box 3 in mindering worden gebracht. Daarna in box 2 en als er dan nog
persoonsgebonden aftrek overblijft, kan dat in het volgende jaar worden
afgetrokken).
2. Verlies in box 2 (25% van dit verlies is onder omstandigheden toch verrekenbaar met
de verschuldigde belasting over het box 1-inkomen)
Schulden volgen altijd de bezittingen. Dat betekent dus dat als er een schuld is aangegaan
om een eigen woning te financieren, de rente op deze lening aftrekbaar is van het box 1-
inkomen.
Fiscaal partnerschap
Begrip ‘’partner’’:
Art. 5a AWR, partners zijn
o Gehuwden/geregistreerd partner
o Ongehuwd meerderjarigen met een notarieel samenlevingscontract en
ingeschreven op hetzelfde woonadres
Art. 1.2 Wet IB 2001 geeft nog een aanvulling op art. 5a AWR. Degene die op
hetzelfde woonadres staat ingeschreven en:
o Gezamenlijk kind
o Kind erkend
o Pensioenregeling
o Gezamenlijk de woning als hoofdverblijf en eigendom
o Meerderjarig en één van hen heeft een minderjarig kind dat ook op het adres
staat ingeschreven
o Voorafgaande kalenderjaar ook fiscaal partner
Een persoon kan slechts één partner hebben. Indien een persoon meer echtgenoten of
samenlevingscontracten heeft, geldt alleen de oudste verbintenis. Als er sprake is van zowel
art. 5a AWR als art. 1.2 Wet IB, gaat art. 5a AWR voor, omdat die eerder genoemd wordt.
Het voordeel van fiscaal partnerschap is dat partners bepaalde inkomens- en
vermogensbestanddelen vrij kunnen toerekenen (art. 2.17 Wet IB). Dit zijn onder andere de
inkomsten uit eigen woning, het inkomen uit aanmerkelijk belang, de persoonsgebonden
aftrek en de rendementsgrondslag in box 3 (dit heeft echter geen nut, omdat het percentage
toch voor iedereen gelijk is).
Heffingskortingen zijn geregeld in H8 Wet IB
Werking heffingskortingen: box 1 + box 2 + box 3 = totaal te betalen belastingen bij elkaar
optellen. Dan heffingskortingen eraf te betalen belasting