Onderzoeksplan
Samenwerking wijkverpleging en GGZ
BEROEPSPRODUCT M6.3
Aantal woorden 3.976
Naam:
Studentnummer:
Datum:
,Voorwoord
In dit verslag wordt het plan beschreven voor een onderzoek dat ik ga uitvoeren. Dit
onderzoek vindt plaats in het kader van het afstuderen van de studie tot HBO-
Verpleegkundige bij de Christelijke hogeschool in Ede (CHE). Voor mijn werkgever, De
Haven in Bunschoten-Spakenburg, waar ik als leerling-wijkverpleegkundige werk, zal ik
onderzoeken hoe de afstemming en samenwerking tussen de zorgprofessionals van de
thuiszorg en die van de geestelijke gezondheidszorg verbeterd kan worden met betrekking
tot cliënten die van beide zorgdisciplines zorg ontvangen.
Vanuit eigen ervaring weet ik hoe belangrijk het is om door je omgeving gestimuleerd te
worden in het zorgen voor je eigen mentale gezondheid. Ik ben ervan overtuigd dat wij als
verpleegkundigen en verzorgenden van de thuiszorg een belangrijke bijdrage kunnen
leveren aan de ondersteuning van de interventies die vanuit de geestelijke gezondheidszorg
bij onze cliënten worden ingezet.
Om tot een goede onderzoeksaanpak te komen, heb ik vooronderzoek gedaan. Ik heb me
verdiept in interprofessionele samenwerking in de zorg, en ik ben in gesprek gegaan met
collega’s van de thuiszorg en de geestelijke gezondheidszorg om de huidige knelpunten in
kaart te brengen.
Graag bedank ik alle mensen die ik heb mogen raadplegen en uiteraard mijn werkgever
voor de mogelijkheid om het onderzoek daar straks uit te voeren.
,Inhoudsopgave
1. Inleiding................................................................................................ 3
1.1 Aanleiding..........................................................................................3
1.2 Theoretisch kader................................................................................6
1.2.1 Zoekstrategie.................................................................................6
1.2.2 Resultaten....................................................................................7
1.2.3 Conceptueel model..........................................................................9
1.3 Probleemstelling................................................................................10
1.4 Vraagstelling.....................................................................................10
1.5 Doelstelling.......................................................................................10
2. Methode..............................................................................................11
2.1 Setting............................................................................................ 11
2.2 Soort onderzoek.................................................................................11
2.3 Dataverzameling.................................................................................11
2.3.1 Literatuurstudie............................................................................11
2.3.2 Kwalitatieve focusgroepinterviews......................................................11
2.4 Data-analyse.....................................................................................13
2.5 Kwaliteit van het onderzoek..................................................................14
Literatuur................................................................................................ 15
Bijlagen..................................................................................................18
Bijlage A: Zorgpartijen in Bunschoten en omgeving............................................18
Bijlage B: Interviews t.b.v. analyse vraagstuk..................................................23
Bijlage C: Prisma flowchart........................................................................45
Bijlage D: Feedback praktijkbegeleider..........................................................46
Bijlage E: Praktijkbeoordeling module 6.........................................................47
PAGINA 2
, 1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het onderzoek ingeleid door de aanleiding en de probleem-, vraag
en doelstelling toe te lichten.
1.1 AANLEIDING
Meer en complexere zorg thuis
Er is wereldwijd een toenemende vraag naar gezondheidszorg door de vergrijzing van de
bevolking. Dit maakt het een uitdaging voor gezondheidszorgsystemen over de hele wereld
om veilige, tijdige en hoogwaardige zorg te blijven verlenen met de beperkte personele en
financiële middelen. Veel gezondheidszorgsystemen zijn dan ook gericht op het vergroten
van de zelfredzaamheid van de ouder wordende populatie (Mickan et al., 2010). Ook het
Nederlandse gezondheidszorgsysteem is erop gericht dat mensen met een zorgbehoefte zo
lang mogelijk thuis blijven wonen om de kosten van de zorg te beperken (Vektis, 2022).
Door dit overheidsbeleid wordt meer zorg in de thuissituatie geleverd. Inmiddels maken 585
duizend Nederlanders gebruik van wijkverpleging. Daarvan zijn er 468 duizend ouder dan 65
(Vektis, 2022). Ouderen hebben steeds vaker meerdere (gezondheids-)problemen tegelijk
(Verenso, z.d.). Naast lichamelijke problemen hebben ze ook vaak psychische problemen,
vanwege de toenemende cognitieve stoornissen, lichamelijke ziekten, functionele
beperkingen en een gebrek aan sociale contacten (Wassink, 2022). De zorg voor psychische
problemen wordt ook steeds meer in de thuissituatie gegeven, met zogenoemde ambulante
ggz (IGJ, 2018). Zo worden mensen met een ernstige psychiatrische stoornis, waaronder
psychotische aandoeningen, verslaving, stemmings- of persoonlijkheidsstoornis (GGZ
Standaarden, 2017) thuis behandeld door zogeheten FACT-teams. FACT staat voor Flexible
Assertive Community Treatment (Patientenfederatie Nederland, 2022).
Deze veranderingen hebben grote impact op de wijkverpleging. Omdat het toenemend
aantal ouderen langer thuisblijft en de ggz ambulantiseert, krijgen verpleegkundigen en
verzorgenden te maken met een grotere, bredere en complexere zorgvraag (Significant,
2019). Extra complicerend is het toenemend tekort aan gekwalificeerde zorgprofessionals,
bij zowel de somatische als de ggz-zorg. Dit zorgt voor een hoge werkdruk (IGJ, 2018).
Vanuit de overheid is er een druk op het doelmatig inzetten van het beschikbare
zorgpersoneel.
Onvoldoende samenwerking voor cliënten met psychische problemen thuis
Omdat de (veelal oudere) cliënten van de wijkverpleging vaak verschillende
gezondheidsproblemen hebben, zijn er steeds meer verschillende zorgdisciplines betrokken
bij de zorg. Zij moeten de zorg goed op elkaar afstemmen in interprofessionele
samenwerking (De Klerk et al., 2019). Interprofessionele samenwerking is een
“partnerschap tussen mensen met verschillende achtergronden, met verschillende
professionele culturen die verschillende organisaties of sectoren vertegenwoordigen, die
samenwerken om problemen op te lossen of diensten te verlenen” (Morgan et al., 2015, p.
1218). Met interprofessionele samenwerking wordt gestreefd naar een holistische aanpak
van de zorg, waarbij de mens (en niet de ziekte) centraal staat en samen wordt gewerkt
aan één zorgplan. Dit leidt tot efficiënter en effectiever gebruik van zorgmiddelen en
zorgverleners en tot betere uitkomsten van cliënten (Van Dongen et al., 2019). Indien
cliënten psychische en lichamelijke aandoeningen hebben die elkaar wederzijds
beïnvloeden, is het belangrijk dat professionals vanuit de ggz en de somatische
gezondheidszorg met elkaar samenwerken vanuit één zorgplan (GGZ Standaarden, 2021).