Samenvatting Kennistoets 2.2 Gezondheid & Preventie (G&P) +
Technologie (T) (46039)
Leerjaar 1 2018/2019
Gezondheidsbevordering en Preventie
Model van Lalonde
Meneer Lalonde vroeg zich in 1950 af waarom er nog mensen waren die met gezondheidsproblemen
kampten, terwijl de gezondheidszorg zo goed was. Hierbij stelde hij drie vragen:
1. Hoe kan ik de gezondheid van de bevolking verbeteren?
2. Wat is er van invloed op de gezondheid van de mens?
3. Wie heeft daar invloed op?
Hij onderzocht de antwoorden op deze vragen en ontworp het Model van Lalonde met
gezondheidsdeterminanten als kern. Uitgangspunt is gezondheid. Het model is een hulpmiddel bij het
analyseren van de gezondheid en gezondheidsprobleem. Gezondheid worden verbeterd, risico’s
verminderen en gezondheidsproblemen worden aangepakt aan de hand van de
gezondheidsdeterminanten.
Gezondheidsdeterminanten = factoren die van invloed zijn op gezondheid en ziekte
GP 2.1: Gezondheidsdeterminant leefstijl & gedrag
Verwoorden wat de gezondheidsdeterminant leefstijl en gedrag inhoudt.
Toelichten hoe leefstijlfactoren en gedragingen invloed hebben op de gezondheid van de mens.
Uitleggen welke taak de verpleegkundige heeft bij de gezondheidsdeterminant leefstijl en gedrag.
Gezondheidsdeterminant leefstijl en gedrag: gaat over de manier waarop iemand zelf invloed kan
hebben op zijn gezondheid. Het omvat allerlei gedragen, zoals: voedingsgedrag, alcohol en drugs,
roken, beweging, seksueel gedrag
Invloed van leefstijlfactoren en gedragingen op gezondheid:
• Voedingsgedrag: voeding heeft een duidelijke invloed op gezondheid en
gezondheidsproblemen. Deze problemen kunnen zowel primair als secundair gerelateerd zijn
aan voeding. Primair: cariës, overgewicht, obstipatie, ijzergebrek enz. Bij een secundair
verband zijn de gezondheidsproblemen primair voeding gerelateerd, maar spelen daarnaast
andere gezondheidsdeterminanten een rol.
, • Alcoholgebruik > farmacologische-, psychische-, en/of sociale verslaving, verstoord
immuunsysteem, het heeft een duidelijke relatie met (verkeers)ongevallen) enz.
• Drugsverslaving > verslavingsziekten, intoxicaties, psychosociale/psychische/psychiatrische
problematiek, verhoogde kans op infectieziekten, hiv en ongevallen.
• Rookgedrag > draagt bij aan het ontstaan van belangrijke gezondheidsproblemen zoals
longkanker, COPD, hart- en vaatziekten enz.
• Bewegingsgedrag > lichamelijke activiteit kan belangrijke gezondheidsvoordleen opleveren,
zoals een verbeterde fysieke fitheid en conditie van hart en longen. Denk ook aan overgewicht.
• Seksueel gedrag > soa’s, hiv, ongewenste zwangerschap, seksueel misbruik, urineweginfecties
enz.
Gezondheidsvaardigheden = complexe vaardigheden die bepalen of mensen hun weg kunnen vinden
in de gezondheidszorg. Deze vaardigheden worden ingezet om informatie te verwerven over
gezondheid, maar ook om te begrijpen, beoordelen en te gebruiken om gezondheid gerelateerde
beslissingen te kunnen nemen. Mensen met weinig gezondheidsvaardigheden ervaren hun gezondheid
vaker als minder goed, maken minder gebruik van preventieve gezondheidszorg, hebben minder
optimale zelfmanagement vaardigeden en minder ziekte gerelateerde kennis.
Gedrag en gezondheidsgedragingen, maar vooral gedragsveranderingen zijn voor verpleegkundigen
een belangrijk middel om de gezondheid van mensen te verbeteren en gezondheidsproblemen te
verminderen.
Rol van vp: gezondheidsbevorderaar, met kennis van zelfmanagement, leefstijl en gedrag,
gezondheids- en gezondheid determinanten en gezond gedrag.
GP 2.2: Endogene gezondheidsdeterminant en zelfmanagement
Uitleggen wat de endogene, persoonsgebonden gezondheidsdeterminant inhoudt.
Uitleggen welke taken de verpleegkundige heeft bij de endogene, persoonsgebonden
gezondheidsdeterminant.
Verwoorden hoe de verpleegkundige zelfmanagement kan bevorderen bij de zorgvrager.
Endogene persoonsgebonden gezondheidsdeterminant = gaat over de factoren die zich afspelen in het
menselijk lichaam. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen genetisch en verworven factoren.
Voorbeelden: lichaamsgewicht, bloeddruk, persoonlijkheidskenmerken, immuunsysteem.
Monogene afwijking = ontwikkelingsachterstand vanaf de geboorte. Mutatie van een gen bij de
ongeboren vrucht waardoor het gen niet meer goed werkt.
Zelfmanagement = vermogen van mensen om hun aandoening zo goed mogelijk te kunnen inpassen
in hun leven. Ook het goed om kunnen gaan met klachten en symptomen en het doen van
leefstijlaanpassingen. Bij zelfmanagement streef je de optimale kwaliteit van leven na, waarbij het
bijstellen van levensdoelen komt kijken.
Zelfmanagement behoort tot de kern van verplegen. Streven is de optimale kwaliteit van leven, zoals
de patiënt dat ervaart. Zelfmanagement vraagt veel van de patiënt. Het bijstellen van levensdoelen,
inzicht hebben in de aandoening en vaardigheden ontwikkelen om problemen op te lossen.
Taken/rollen van de vp zijn:
• Coach: ondersteunen in wat de patiënt nog kan.
• Behandelaar: vooral therapietrouw nastreven.
• Leraar: instructies en voorlichting geven.
• Poortwachter: helpen gezonde keuzes te maken.
, Vaardigheden van vp: kennis en zelfvertrouwen vergroten, aandacht hebben voor acceptatie/loslaten,
schakelen tussen de rollen, brainstormen over het probleem en een goede inschatting maken van
vaardigheden van de zorgvrager.
Kernelementen van de relatie tussen zorgvrager en vp zijn:
• Partnerschap
• Kennis delen
• Vertrouwen
• Respect
• Gelijkwaardigheid
• Sociale omgeving betrekken
Centraal staan:
• Gezamenlijke besluitvorming
• Regie van de zorgvrager
• De levensdoelen van de zorgvrager zijn het uitgangspunt
GP 2.3: Model van gedragsverandering
Uitleggen wat de stappen zijn van het model van gedragsverandering.
Het belang noemen van het doorlopen van de stappen van het model van gedragsverandering.
Intervention Mapping = een protocol om basis van evidence stapsgewijs een gezondheidsdeskundige
intervies te ontwikkelen en uit te voeren. Intervention Mapping biedt verpleegkundigen een raamwerk
voor het ontwikkelen van een interventie.
Stap 1: inzicht krijgen in het gezondheidsprobleem
Stap 2: definieer gedragsdoelen en specificeer welke veranderingen nodig zijn om deze doelen te
behalen.
Stap 3: selecteer interventies
Stap 4: ontwerp en test jouw interventies (hier valt model van gedragsverandering onder)
Stap 5: ontwikkel een adoptie- en implementatie plan
Stap 6: ontwikkel een evaluatieplan
Intervention Mapping stap 4 is het model om gedragsverandering tot stand te brengen. Dit kent de
volgende stappen:
1. Contact leggen met de patiënt(engroep)
De eerste stap is dat je een positief contact legt met je patiënt(engroep). Hierbij nodig je de
patiënt(engroep) uit om actief te participeren en samen te werken in het zorg- en
behandelproces.
- Risicoperceptie: het is belangrijk om het individuele risico dat mensen lopen te bespreken.
Selectieve waarneming (niet gemotiveerd om naar bepaalde informatie te luisteren) en
selectieve blootstelling (een bepaald voorlichtingsbericht niet oppikken als gevolg van de
situatie waarin een patiënt zich bevindt) kunnen risicoperceptie in de weg staan.
- Eigen kwetsbaarheid bespreken
- Inzicht krijgen in de relatie tussen gezondheidsprobleem en (gewenste) gedrag
2. Veranderen van de gedragsdeterminant attitudes
Voor de volgende stap, de attitudeverandering, is het noodzakelijk dat de patiënt zich een
kritische voorstelling van het gewenste gedrag probeert te maken en het gedrag evalueert in
termen van voordelen en nadelen op zowel de lange als de korte termijn. Factoren die ook een
rol spelen, zijn het reëel afspiegelen van de werkelijkheid en het kiezen van een beloning.
3. Veranderen van de gedragsdeterminant subjectieve normen en sociale invloed