Leerboek Spoedeisende hulp verpleegkunde
4.8.5. Klinische verschijnselen van cardiogene shock
- Shock: levensbedreigende stoornis in de circulatie; daling van de bloeddruk met stoornissen
in de circulatie waardoor organen en weefsels gevaar lopen.
- Hypovolemische shock HF neemt toe en de perifere vaatweerstand waardoor de RR stijgt.
De nierperfusie vermindert met als gevolg oligurie(=verminderde urine productie). Huid is
bleek, cyanotisch door verminderde doorbloeding.
- Septische shock stijging HMV als reactie op de perifere vaatverwijding. Hyper dynamische
circulatie ontstaat in vroege fase.
- Anafylactische shock huid is rood of er zijn urticaria te zien. Er kan door laryngospasme
een hoorbare ademhaling zijn en bij auscultatie hoort men bronchospasme.
Voorkomen: hartmedicatie, pacemaker of de bètablokkers.
- Bacteriële toxinen en de verzuring (daling van de Ph) prikkel tot hyperventilatie, dit leidt
tot een lagere arteriële pCO2, waardoor de metabole acidose gecompenseerd kan worden.
14.8.6. Onderzoek bij een patiënt in shock
1. Anamnese
2. Lichamelijk onderzoek:
- cerebrale verschijnselen: onrust, angst, verward, veranderd bewustzijn
- meestal bleke gemarmerde huid, cyanotisch, glansverlies bij donkere mensen
- tachypneu: een versnelde, oppervlakkige ademhaling
- zichtbaar uitwendig bloedverlies of zichtbaar letsel met inwendig bloedverlies
- letsel met vochtverlies / diarree
- bij obstructieve shock: bilateraal gestuwde halsvenen, o.a. spanningspneumothorax
of longembolie
- bij septische shock: begin perifeer koude, later roze, warme huid, samen met koorts
- bij anafylactische shock: huidmanifestaties(o.a. insectenbeet, urticaria, lokaal
oedeem of erytheem), samen met stridor of bronchospasme.
- Palpatie: snelle, weke pols, klamme huid of rood, koude extremiteiten die van
centraal naar perifeer kouder worden & vertraagde of afwezige capillaire refill.
3. Bloeddrukmeting: hypotensie <90mmHg systolisch of een daling van de bloeddruk van meer
dan 50mmHg.
4. Saturatiemeting: normaal als er geen gaswisselingsstoornissen in de longen zijn.
4.8.7 Behandeling
1. Stoppen van het bloedverlies drukverband, drukmanchet, mbv vinger de slagader boven
de bloedingsplaats dichtdrukken.
2. Wegnemen van de oorzaak van de shock
- Obstructieve shock moet m.b.v. draineren van de thorax bij een spannings-
pneumothorax & bij een harttamponnade het draineren van het pericardvocht & bij
longembolieën is trombotische therapie de beste behandeling.
- Anafylactische shock moet toevoer van het veroorzakende agens/medicijn gestopt
worden.
3. Volumetherapie benen verhoogd neerleggen, aanbrengen van een/meer goedlopende
perifere infusen en het geven van voldoende vloeistof.
4. Ondersteunen van de hartfunctie
- Contractiekracht van het hart versterken d.m.v. dopamine, dobutamine,
noradrenaline en/of fosfodiesteraseremmers
- Bestrijding van bestaande ischemie met een PCI
- Juiste balans vinden zuurstof verbruik
- ECMO= extracorporeal membrane oxygenation (cardiogene shock)
, Leerboek Spoedeisende hulp verpleegkunde
5. Vasoconstrictie
- Distributieve shock, treedt vasodilatatie op. Hiervoor geef je noradrenaline, zodat
vasoconstrictie optreedt.
- Septische shock, oorzaak sepsis worden behandeld en volumetherapie met
vasoconstrictie.
- Anafylactische shock, eerst oorzaak wegnemen d.m.v. medicijnen: adrenaline,
antihistamine, H2-blokkers, steroïden en bij bronchospasme: beta-adrenerge.
6. Ondersteunende therapie altijd zuurstof toedienen, ongeacht ademhalingspatroon of
saturatie. Vermijd warmteverlies.
4.8.8. Monitoring
Bewaak en registreer:
- Bloeddruk
- Hartfrequentie
- Ademhalingsfrequentie
- Saturatie
- Temperatuur
- Urineproductie
- Capillaire refill: normaal, vertraagd (<2 sec) of afwezig.
Bij laboratorium onderzoek wordt gekeken naar:
- Het zuur-base evenwicht
- Hb-gehalte
- Glucose
- Lactaat
- Natrium
- Kalium
- Ontstekingsparameters (bij septische shock)
Waar nodig vindt correctie plaats van de elektrolyten, het Hb en/of glucose.
4.8.9 Warmteverlies en shock
Bij patiënten met een hypovolemische shock vindt snelle afkoeling plaats. Vandaar goede
isolatie, met name van het hoofd. Neem maatregelen om afkoeling te voorkomen. Warme
infuusoplossingen voorkomen slechts in geringe mate het afkoelen.
4.8.10. Infuusvloeistoffen
1. Kristalloïde oplossingen: hypotone- , isotone- (NaCl 0,9%) en hypertone- oplossingen.
- Hypotoon: zal tot zwelling van de cel leiden.
- Isotoon: cel verandert niet in omvang.
- Hypertoon: zal tot slinken van de cel leiden.
2. Colloïdale oplossingen: oplossingen die plasmaproteïnen of andere colloïdale moleculen
bevatten.