Probleem 1
DE PRENATALE ONTWIKKELING bestaat uit drie fasen:
1. De germinale fase (zygote)
Bevruchting tot 2 weken
Innesteling van de bevruchte eicel(na 6-10dagen)
Vorming navelstreng, placenta, vruchtwatervlies
Celverdubbelingen tot een blastocyt is gevormd: een bal van onafhankelijke
cellen, met dezelfde genetische code. Binnenste laag is de embryo, de buitenste
laag een bescherm- en voedingslaag: trophoblast.
2. De embryonale fase
Implantatie tot 8 weken
Extreem kwetsbaar door vorming van:
o Endoderme structuren: longen, urinekanaal, klieren, verteringsstelsen
o Mesoderme structuren: spieren, skelet, bloedsomloop, interne organen
o Ectoderme structuren: zenuwstelsel, haar, nagels, tanden, huid
3. De foetale fase
9 weken tot bevalling
Innerlijke systemen verbinden (ademen, hartslag), orgaansystemen krijgen
functies
Groei en perfectionering
o 3 maanden: spieren, organen, zenuwstelsel organiseren/verbinden
o 12 weken: geslacht vaststellen
o 5 maanden: nagels, oogleden, zweetklieren (details) en reflexen komen
o 6 maanden: ogen open en dicht
o 17-20 weken bewegingen voelen
o 22-26 weken: age of variability
TERATOGEN: externe factor die schade aan kan richten aan het embryo/foetus tijdens de
prenatale periode. De schade is afhankelijk van: dosering, vatbaarheid, aantal teratogens,
prenatale fase.
Medicijnengeboortegewicht, afwijkingen
o Aspirinegroeivertraging, slechte motoriek, zuigelingendood
o Antidepressivahartafwijking (bij inname trimester 1)
o Geslachtshormonen (de pil, DES)(hart)afwijkingen
o Vitamine Agespleten gehemelte, hartmisvorming, misvormingen
Drugsverslaafde baby’s, slaapproblemen, ademhalingsproblemen, geïrriteerd
o Cocaïne/crackvernauwde bloedvatenhoge bloeddruk, weinig zuurstof en
voedingsstoffenmiskraam, vroeggeboorte, slaapstoornis, onoplettendheid,
extreem prikkelbaar, laag IQ, slechte taalvaardigheid
o Heroïnemiskraam, vroeggeboorte, zuigelingensterfte, verslaafde
babyontwenningsverschijnselen: braken, uitdroging, zwak zuigen, hoge
toon huilen, moeite met slikken en ademen, rusteloos, slaapstoornis, extreem
prikkelbaar
o Marihuanavroeggeboorte, groeiachterstand
Sigarettenverkorte placenta, dus beperkte voedingsstoffenoverdrachtlaag
geboortegewicht, zenuwstelsel aangetast, langzaam groeien, hazenlip, gespleten
gehemelte, abnormale longfunctie, meer miskramen
Cafeïne verminderde cognitie, miskramen en laag geboortegewicht
AlcoholFAS/FEA(minder)mentale en motorische beperking, aandachts-, taal- en
geheugenbeperking, klein hoofd, misvormingen. Voor alcohol afbraak wordt veel
zuurstof gebruikt.
Ziekte en virus van de moeder
o Rode hondblindheid, doofheid, hartafwijking
o SOAoverdraagbaar
, Omgevingmeeroken, trauma, chemicaliën, straling
o StralingDNA beschadigd, miskraam, onderontwikkelde hersenen, kanker,
laag IQ, emotionele stoornis
o Luchtvervuilingziektes, gezondheidsproblemen
Prenatale omgevingsinvloeden:
Overmatig sportenlager geboortegewicht (normaal sporten leidt tot gezond kind)
Ondervoedingte weinig voedingsstoffenminder groei, lager hersengewicht
Emotionele stressveel energie en voedingsstoffen besteed aan een bepaald
lichaamsdeelovermatige groei, hazenlip. Ook is er meer kans op ziektes
Leeftijd van de moeder
o >35 jaarmiskramen, downsyndroom
o <16 jaargeen capaciteit en geld
SLEEPER-EFFECT of CONGENITAL EFFECT is dat de effecten pas later zichtbaar worden,
niet bij de geboorte maar pas op latere leeftijd.
CELLEN
Lichaamscellen zijn diploïde, 2N, want er zijn 23 chromosomenparen
Geslachtscellen zijn haploïde, N, want er zijn 23 chromosomen
De chromosomen bestaan uit genen, die bestaan uit 2 allelen (Aa, AA, aa, aA).
MITOSE
- Lichaamscellen, autosomale chromosomen (2N)
1. Kern verdubbelt zichzelf
2. De chromosomen gaan naar tegenovergestelde kanten van de cel
3. De cel splitst in tweeën
MEIOSE
- Geslachtscellen, seks-chromosomen (N)
1. Chromosomen vormen paren en verdubbelen
2. Crossing-over
3. Paren splitsentwee cellen met twee paren
4. Scheidingslijn tussen de paren en splitsen in cellen met losse chromosomen
OVERERVING kan op vier manieren:
1. Single gen
a. Simple dominant recessive inheritance (AA, Aa, aA, aa)
b. Codominantie/intermediair (AB, AO)
c. Seks-linked (op X)
2. Poly-gen; meerdere genen zorgen voor en eigenschap (lengte, haarkleur)
STOORNISSEN EN AFWIJKINGEN
Chromosomaal, in de geslachtschromosomen
o Te veel, te weinig, kapotte of beschadigde chromosomen
o Door een fout in de meiose
Klinefeltersyndroom (XXY)
Man heeft een extra X
1 op 750
Lang, dik, onvruchtbaar, vrouwelijk postuur(incomplete seks-
ontwikkeling in de puberteit), slecht verbaal
Downsyndroom
Trisomie 21
1 op 800
Zwakzinnigheid, hartafwijkingen, vatbaar voor ziektes
Poly-X of Superfemale (XXX, XXXX)
Vrouw heeft meer dan twee X-chromosomen
1 op 1000