College 1
1. Intellectuele nederigheidde eerste stap van wetenschappelijk onderzoek is ‘we
moeten wat rustiger zijn met alle heftige conclusies aan het einde’’gegeven dit
model kunnen we betekent het dat dit de relatie is die we in de werkelijkheid hebben
aangetroffen. =fout.
(je maakt een simulatie van de echte werkelijkheid)
Seterus paribus principeconstanthouding van alle andere factoren. (dat is
onmogelijk want die werken gewoon allemaal door)
2. Academische tolerantiehiervoor heb je een psychologische aanvliegroute gehad,
waarmee je 20% verklaart. We plaatsen nu een sociologische verklaring bovenop,
waarmee de kracht stijgt naar 30%. Je kijkt naar verschillende wetenschappelijke
perspectieven die naast elkaar bestaan en die elkaar onderling versterken.
3. Intellectuele excellentie 30% is meer dan niets. Je begint met nederigheid, maar
er is vervolgens een stap dat je zegt dat je het goed wilt doen . Die 30% vinden moet
op de beste manier plaatsvinden. (30% is hoogmensen zijn lastige spontane
wezens)
R2= percentage dat door de variabelen die door dit model verklaard worden (ongeveer
20/30%), dus 70-80% van de informatie in de echte realiteit wordt niet verklaard door de
variabelen die in het model zijn opgenomen.
Er zijn verschillende typen wetenschap:
1. Kritischgericht op theoretische en fundamentele reflecties op macht (<5%), is een
normatieve school: we gebruiken wetenschap om de machtsongelijkheid in de
samenleving weg te nemen (linkse, progressieve, marxistische school)
2. Professioneelcombinatie van theoretische en empirische focus om de sociale
werkelijkheid te duiden (introductie, theoretische uitgangspunten, hypothesen,
conclusie)
3. Beleidssociologieinstrumenteel gericht op advies, rapporten die geschreven zijn
voor de overheid of onderwijsinstellingen, niet gericht op wat is de waarheid in de
wereld er buiten maar op wat is het antwoord op de vraag die de overheid heeft
gesteld
4. Publieke sociologiegericht op het publieke debat en het veranderen van de
wereld, wetenschappers participeren in het publieke debat.
Combinatie professioneel en publieke sociologiewant wetenshappers worden betaald om
niet alleen onderzoek te doen maar ook om iets daarvan terug te geven aan de realiteit.
Als we onderzoek doen op scholen, dan krijgen docenten gelijk feedback op basis
van de observatieschema’s. (wetenschap terugbrengen naar de praktijk)
Sociologisch denken = vanaf de Euromast zie je andere dingen. Je hebt het gevoel op
afstand te staan, je kunt de grotere patronen observeren en zien. Je kijkt niet naar
microniveaus, maar meer naar de samenlevingsverbanden en de sociale context.
Stadssociologieanalyse op grootstedelijke ontwikkelingen, sociale mechanismen in grote
steden
Bijvoorbeeld: multiculturalisering
Waarom stadssociologie? 2/3 van de schoolgaande jongeren in R’dam is direct
afkomstig uit migratiegezin, in Rotterdam 173 nationaliteiten, in Amsterdam 180 (nr 1
en 2 van de wereld). Er zijn enorme mechanismen werkzaam die invloed hebben op
hoe de samenleving er uit ziet.
Intermenselijke relatie (wat is er tussen mensen aan de hand?)
, Sociologische verbeelding = focus op het verklaren van gedrag door te kijken naar de
inbedding van mensen in groepen. (het ‘tussen’)
De-familiarisering = het vermogen om bekende en vanzelfsprekende(familiar) zaken ter
discussie te stellen. Je komt los van je eigen persoonlijke biografie, je kijkt op een andere
manier naar de werkelijk.
Wat is een getto
- Etnisch homogeen, 1 gemeenschap is dominant (china-town)
- Aanzienlijk deel van de gemeenschap woont in de getto en niet er buiten
- Onvrijwillige concentratie (er is geen andere keuze, discriminatie, overheidsbeleid,
etc.) er is een reden dat die wijk bestaat.
Etnische enclave = etnische clustering op vrijwillige basis, eigen keuze, mensen vinden het
fijn om er te wonen vanwege bepaalde culturele voorzieningen.
5 categorieën wijken
Geïsoleerde witte buurten >80% autochtoon
Niet-geïsoleerde witte buurten 50-80% autochtoon, maar 20-50% allochtoon
Etnisch gemengde buurten 33-50% autochtoon, 50-66% allochtoon
Gekleurde buurten >67% allochtoon
Etnische enclaves >67% van een bepaalde groepering (1 etnische groep)
In Rotterdam:
- Geen echte getto’s of etnische enclaves, wel 4 buurten met grote Turkse
gemeenschap (>33%, vooral Zuid)
- Witte buurten vooral in Noorden en Oosten, met veel autochtone Nederlanders
Concentratie = absolute maatstaf: gaat om de mate van groepering van personen met
gelijke kenmerken in bepaalde buurten (concentratiewijk = >40% niet-westerse migranten)
Wat is het percentage allochtonen in Kralingen?
Segregatie = relatieve maatstaf: ongelijke verdeling van personen met gelijke kenmerken
over alle buurten in de stad
Hoe is de Turkse gemeenschap verdeeld over de verschillende buurten?
Segregatieindex = geeft aan welk deel van een groep moet verhuizen om een volledig
gelijke verdeling van de groep over de stad te krijgen
Varieert van 0 (geen segregatie, volledig gelijke verdeling) tot 100 (absolute
segregatie, 1 groep woont in 1 buurt en nergens anders)
Hoofdvraag: bepaalt klasse of cultuur de segregatie? Zijn mensen gedwongen tot
gesegregeerd wonen of kiezen zij er zelf voor?
De twee meest gesegregeerde groepen in Rotterdam =
Turken en Marokkanen
Segregatieindex surinamers afgenomenminder surinamers moeten verhuizen om het te
levelenkan komen door:
1. Ruimtelijk assimilatiemodel (=niet vrijwillig)
o Vertel mij wat de dikte van je portemonee is en je opleidingsniveau, dan vertel
ik je waar je woont.
o Mensen zijn hoger opgeleid, meer gaan verdienenverhuizen naar andere
wijken en raken meer verdeeld
Klasse is bepalend, sociaal-economische achtergrond, opleidingsniveau,
inkomenspositie en demografische factoren (fase in het leven, leeftijd; bij eerste
kind van middenklasse hoogopgeleiden autochtonen is verhuisgedrag te zien uit