Boek Praktisch Internationaal recht 3e druk ISBN 9789001079697
De hoofdstukken 1 t/m 6 + 9 zijn hier samengevat. De volgorde is anders omdat ze in die volgorde werden behandeld.
Internationaal recht: het recht tussen staten onderling.
Nationaal recht: soevereine overheid creëert wetten en regels voor burgers op eigen grondgebied.
Internationaal privaatrecht: Het recht dat geldt tussen burgers (of bedrijven) onderling in een
internationale context (met verschillende nationaliteiten of uit verschillende landen). Bijv. bij een
huwelijk: welk nationaal recht is van toepassing, welke rechter is bevoegd?
Internationaal publiekrecht (ook wel ‘het volkenrecht’):
Van oudsher: het recht dat geldt tussen staten onderling.
Tegenwoordig: het recht dat de internationale publiekrechtelijke positie regelt van staten,
internationale organisaties, volken, natuurlijke personen en rechtspersonen.
Formeel recht: internationaal procesrecht. Gaat onder andere over de rechtsmacht, over erkenning
van buitenlandse uitspraken en authentieke akten en over internationale samenwerking tussen
staten.
Materieel recht: gaat om welk (nationaal) recht van toepassing is.
In het conflictenrecht wordt onder andere aangeknoopt bij de nationaliteit van de betrokken
partijen, het land waar partijen hun gewone verblijfplaats hebben en de plaats (het land) waar een
onroerend goed ligt.
Als gevolg van globalisering en internationalisering is er steeds meer sprake van relaties en
overeenkomsten tussen mensen en bedrijven uit verschillende landen. Als gevolg daarvan sluiten
landen verdragen met elkaar over hoe ze om moeten gaan met dit gegeven. De verdragen reguleren
welk recht en welke rechter van toepassing en bevoegd zijn in situaties waar mensen een
verbintenis of overeenkomst met elkaar zijn aangegaan, die zij bijvoorbeeld willen eindigen of
waarover een conflict is ontstaan.
Internationale organisaties kunnen ook verdragen sluiten. Een bijzondere organisatie is de Europese
Unie.
Staten zijn min of meer gelijk aan elkaar. Ze zijn zelfstandig bevoegd om rechtsbetrekkingen met
elkaar aan te gaan. Dit noem je ook wel soeverein. Het woord soeverein is afkomstig van het Latijnse
Superanus of suprema potestas en betekent letterlijk hoogste macht of hoogste gezag.
Het VN-Handvest benadrukt soevereiniteit in art. 2 lid 1 dat de 'organisatie gegrond is op het
beginsel van soevereine gelijkheid van al haar Leden'.
Wat wordt er verstaan onder soevereiniteit van staten?
• Het hoogste gezag op eigen grondgebied
• Onafhankelijk
• Gelijkheid (formeel juridisch)
• Maar ook: de vrijheid om met andere staten rechtsbetrekkingen aan te gaan (bijv.
Verdragen sluiten)
Horizontale rechtsorde:
,Staat <-- --> Staat <-- --> Staat <-- --> Staat <-- --> Staat
Het gevolg van het decentrale en horizontale karakter van de internationale rechtsorde en de
soevereine (en juridische) gelijkheid van staten is, dat staten geen hogere macht boven zich hoeven
te dulden. Hier zijn wel uitzonderingen op, zoals de bindende besluiten van de VN-Veiligheidsraad en
de sancties van de EU, maar dat is zoals gezegd niet de regel. Staten hebben er echter zelf, soeverein
voor gekozen om lid te worden van de VN en de EU en aan die organisaties (beperkte) soevereiniteit
af te staan. Staten kunnen hier ook op terugkomen, bijvoorbeeld dat het Verenigd Koninkrijk de EU
verlaat. Omdat staten soeverein zijn op het eigen grondgebied willen ze ook dat die soevereiniteit
door andere staten wordt erkend en dus is het niet meer dan logisch dat staten vreedzaam naast
elkaar willen bestaan. Dit noemen we vreedzame co-existentie (art. 2 lid 3 VN-Handvest)
Co-existentie:
• Staten naast elkaar
• Mogen elkaar niet zomaar aanvallen of bezetten
• Oorsprong van het internationaal publiekrecht
• Elementaire regels over de betrekkingen tussen soevereine staten
Staten zijn in toenemende mate afhankelijk van elkaar of interdependent. Om grensoverschrijdende
kwesties zoals milieu of terrorisme aan te pakken, moeten ze samenwerken. Dit kan op regionale of
mondiale basis plaatsvinden, door alleen verdragen met elkaar te sluiten of door veel verregaander
samen te werken binnen bijvoorbeeld een internationale organisatie als de EU.
De doorwerking van het internationale recht in de nationale rechtsorde hangt af van het soort
systeem waarvoor een lidstaat heeft gekozen.
Monisme: nationaal en internationaal recht één rechtsorde.
Zuiver monisme: alle bepalingen van het internationaal recht maken automatisch deel uit van het
nationaal recht. Zie art. 93 en 94 GW.
Dualisme: nationaal en internationaal recht vormen gescheiden rechtssferen.
Zuiver dualisme: er is een aparte wet voor nodig om internationaal recht om te zetten in nationaal
recht.
Nederland kent een gematigd monistisch stelsel. Zie art. 96 GW. Dit betekent dat mensen zich aan
bepaalde regels van verdragen en van besluiten van internationale organisaties moeten houden of
er rechten aan kunnen ontlenen, namelijk aan een ieder verbindende bepalingen. Maar dat pas
nadat de Nederlandse regering die heeft bekendgemaakt door publicatie in het Tractatenblad.
Een ieder verbindende bepalingen: regels waaruit je duidelijk een recht of plicht, een moeten
handelen of een nalaten kunt afleiden.
Het is uiteindelijk de rechter die bepaalt of een regel waarop iemand zich beroept, daadwerkelijk
iedereen bindt.
Natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen binnen de nationale rechtsorde beroep doen op
een internationaalrechtelijke bepaling uit bijvoorbeeld een verdrag. Wat nu als een Nederlandse
wetsbepaling in strijd is met die een ieder verbindende verdragsbepaling? Als gevolg van art. 94 GW
hebben een ieder verbindende bepalingen die voortvloeien uit een internationale regel, voorrang op
onze nationale regels als die regels in strijd zijn met de internationale regel.
, Een bepaling uit een verdrag kan rechtstreeks werkend zijn als de bedoeling van partijen duidelijk is
om als objectief recht te kunnen functioneren zonder daarbij een uitvoerende maatregel
noodzakelijk is. Maar niet alle regels zijn duidelijk als objectief recht of objectieve plicht
geformuleerd. Is een regel niet een ieder verbindend, dan zal de rechter een beroep daarop
afkeuren en dan heeft deze regel evenmin voorrang op Nederlandse regels die ervan afwijken. Toch
kan de Nederlandse rechter beoordelen of een bepaling een ieder verbindend is zonder acht te slaan
op de bedoelingen van partijen.
Om te bepalen of een een ieder verbindende verdragsbepaling voorrang heeft op nationaal recht dat
in strijd is met de verdragsbepaling, moet de rechter de Nederlandse wet toetsen aan de
desbetreffende verdragsbepaling. Andersom mag niet.
Toetsingsverbod: regel op grond van art. 120 GW die het de Nederlandse rechter verbiedt om
verdragen en wetten in formele zin te toetsen aan de Nederlandse Grondwet. Verdragen mogen ook
niet aan lagere Nederlandse wetgeving worden getoetst. Nederlandse wetten (zowel in formele zin
als de lagere wetgeving) mogen wel aan verdragen worden getoetst: art. 94 GW impliceert dit ook.
Hiermee wordt voorkomen dat de rechter niet op de stoel van het parlement gaat zitten. Zo wordt
rechtgedaan aan de trias politica.
Kortom:
• Binnen de Nederlandse rechtsorde is het internationaal recht van invloed op de
besluitvorming door de rechter, want hij kan toetsen of nationaal recht strijdig is met
geschreven internationaal recht, met inachtneming van art. 120 GW.
• Het individu, de burger, kan zich beroepen op verdragsbepalingen en op bepalingen uit
besluiten van volkenrechtelijke/internationaalrechtelijke organisaties.
• Het parlement heeft ook te maken met internationaal recht, op grond van art. 91 GW. Het
parlement dient ook toestemming te geven voor een oorlogsverklaring, zie art. 96 GW.
Tevens moet de regering het parlement op grond van art. 100 lid 1 GW inlichten over de
inzet van Nederlandse militairen in het buitenland.
Internationaal recht:
- Burger: art. 93 GW
- Regering: art. 90 GW en art. 97 GW
- Parlement: art. 91 GW, art. 96 GW en art. 100 lid 1 GW
- Rechter: art. 93 en 94 GW en art. 120 GW
Hoofdstuk 4
Eén van de belangrijke vindplaatsen van het internationaal recht is art. 38 van het Statuut van het
internationaal Gerechtshof (IGH) van de VN. Die noemt de rechtsbronnen op.
Hoofdbronnen van het internationaal recht:
• Verdragen
• Internationaal gewoonterecht (ongeschreven)
Aanvullende bronnen van het internationaal recht:
• Algemene rechtsbeginselen (ongeschreven)
• Rechterlijke beslissingen
• Doctrines
• Eenzijdige handelingen en verklaringen (kan geschreven en ongeschreven)
• Bindende besluiten van internationale organisaties
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Sel1nE. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,16. Je zit daarna nergens aan vast.