Welke twee strafdoelen onderscheidt het Nederlandse
strafrecht?
Antwoord: Onderscheidt twee strafdoelen: vergelding en preventie (generaal en speciaal).
2.
Noem de drie belangrijkste rechten die een persoon heeft als hij als verdachte wordt
aangemerkt?
Antwoord: Zwijgrecht, recht op rechtsbijstand en het recht op inzage in processtukken
3.
Leg uit wat bedoeld wordt met een zogenaamde ‘pro-forma-zitting’?
Antwoord: Een pro-forma-zitting is een zitting waarbij de OvJ direct na het voordragen van de zaak een schorsing van het onderzoek ter terechtzitting vraagt, zodat de zaak niet inhoudelijk
behandeld wordt (art. 282 lid 4) .
4.
Tot welke einduitspraken kan de rechter komen naar aanleiding van de materiële
vragen?
Antwoord: Vrijspraak, ovar en oplegging van straf of maatregel
5.
Leg uit wat de overeenkomst is tussen speciale preventie en voorwaardelijke straffen
Antwoord: Ze hebben allebei als doel het voorkomen, of ontmoedigen, dat de gestrafte wederom in de fout gaat.
Wat is geen schulduitsluitingsgrond?
a. overmacht;
b. noodweerexces;
c. wettelijk voorschrift;
d. avas.
Antwoord: Antwoord C
2.
I Voor de strafbaarheid van poging is onder meer vereist dat de dader met het misdrijf een begin van uitvoering heeft gemaakt.
II Alleen in bepaalde gevallen is poging tot overtreding strafbaar.
a. Beide stellingen zijn juist.
b. Alleen stelling I is juist.
c. Alleen stelling II is juist.
d. Beide stellingen zijn onjuist.
Antwoord: Antwoord b is goed.
3.
I Degene die de bestanddelen van een delictsomschrijving heeft vervuld kan altijd worden gestraft.
II Schuld en wederrechtelijkheid zijn niet bij elk delict elementen.
a. Beide stellingen zijn juist.
b. Alleen stelling I is juist.
c. Alleen stelling II is juist.
d. Beide stellingen zijn onjuist.
Antwoord: Antwoord c is goed.
4.
I Rechtvaardigingsgronden zijn gericht op de niet-strafbaarheid van de dader.
II Overmacht is een strafuitsluitingsgrond.
a. Beide stellingen zijn juist.
b. Alleen stelling I is juist.
c. Alleen stelling II is juist.
d. Beide stellingen zijn onjuist.
Antwoord: Antwoord c is goed.
5.
I Strafbare rechtspersonen kunnen zich niet op een schulduitsluitingsgrond beroepen.
II Schuld die moet worden bewezen is een bestanddeel van de delictsomschrijving.
a. Beide stellingen zijn juist.
b. Alleen stelling I is juist.
c. Alleen stelling II is juist.
d. Beide stellingen zijn onjuist.
Antwoord: Antwoord C is goed
6.
I De strafbare poging en de strafbare voorbereiding betreffen beide onvoltooide delicten.
II Medeplichtigheid is een bijzondere vorm van medeplegen.
a. Beide stellingen zijn juist.
b. Alleen stelling I is juist.
c. Alleen stelling II is juist.
d. Beide stellingen zijn onjuist.
Antwoord: Antwoord a is goed.
7.
I Bij doen plegen en uitlokking is de eigenlijke uitvoerder van het feit niet strafbaar.
II Als de dader tijdens het begaan van een delict vrijwillig zijn handelingen staakt, is hij niet strafbaar.
a. Beide stellingen zijn juist.
b. Alleen stelling I is juist.
c. Alleen stelling II is juist.
d. Beide stellingen zijn onjuist.
Antwoord: Antwoord c is goed.
Voorbeeld van de inhoud
Hoofdstuk 1 Algemene inleiding: Wat is strafrecht?
Verdeling Nederlands strafrecht:
Het kan worden onderverdeeld in :
1.) materieel en formeel strafrecht.
2.) commuun en bijzonder strafrecht
Materieel strafecht :
Regelt welk gedrag strafbaar is en welke sanctie daar op staat.
Formeel strafrecht: ( strafprocesrecht )
Bevat voorschriften hoe de strafrechtelijke procedure dient te verlopen.
Bijv. gang naar de strafrechter, wijze van procederen.
Commuun recht:
Andere benaming voor het algemene straf- en strafprocesrecht.
Bijzonder strafrecht:
Strafrechtelijke regeling die over specifieke onderwerpen gaan, deze zijn opgenomen in aparte
wetten. Hierin zijn ook bijzondere bevoegdheden opgenomen.
Bijv. Opiumwet ( handelen in verdovende middelen ) Wet wapens en munitie en Wegenverkeerswet
( dronken rijden)
Rechtsbronnen
De belangrijkste zijn Wetboek van Strafrecht ( materieel ) en het Wetboek van Strafvordering (
formeel ) Dit wordt ook wel het algemene straf- en strafprocesrecht genoemd.
Het doel van Nederlands strafrecht:
Door middel van sancties handhaven van normen die uit strafrechtelijk bepalingen voortvloeien.
Het strafrecht houdt zich uitsluitend bezig met handhaving en is gericht op afdwingen van
normconform gedrag. Het strafrecht is niet normstellend maar sanctionerend. ( er staat níet ‘gij zult
niet stelen’ er staat ‘als je steelt krijg je straf’ )
- Handhaving van rechtsnormen
- Strafrechttheorieën
- Geweldmonopolie bij overheid
- Ultimum remedium gedachte
Rechtsnormen:
Zijn gedragsnormen die zijn opgeschreven in de wet. Overtreding van rechtsnormen is pas een
strafbaar feit wanneer deze zijn opgeschreven in het Wetboek van Strafrecht of worden opgenomen
als strafbepaling in een andere wetgeving en er negatieve consequenties verbinden aan de schending
van die rechtsnormen.
Strafrechtstheorieën;
Strafrecht betreft het opzettelijk leed toebrengen aan een ander door middel van straf. Dit wordt
gerechtvaardigd door middel van verschillende theorieën.
1. De vergeldingtheorie
Gaat uit van de gedachte dat de overheid wraak moet nemen op degen die onrecht pleegde.
Dit is een absolute strafrechtstheorie.
2. De preventietheorie
De gedachte dat met straffen van personen voorkomen wordt dat andere strafbare feiten
1
, zullen plegen. Deze theorie kan worden onderverdeeld in generale preventie en speciale
preventie.
Is een relatieve strafrechtstheorie.
Generale preventie;
Deze theorie houdt in dat als men ziet wat er gebeurt met een misdadiger, dit afschrikt.
Speciale preventie;
Deze theorie houdt in dat met het opleggen van de straf de misdadiger wordt weerhouden
om in de toekomst weer de fout in te gaan. En werk op 3 wijzen;
1. Afschrikking voor de dader, 2. Verbetering in gedrag dader, 3. Samenleving gaat er op
vooruit nu dader er tijdelijk uit is verwijderd.
Dit is een absolute strafrechtstheorie. ( werk- en leerstraf )
Absolute strafrechtstheorie:
Houdt in dat de straf zijn grondslag vindt in het misdrijf. Het onrecht moet worden hersteld.
Relatieve strafrechtstheorie:
De straf beoogt een bepaald doel in plaats van enkel vergelding.
Geweldmonopolie bij de overheid:
Strafecht heeft als belangrijkste functie het voorkomen van ongecontroleerde wraak. Bestraffing foor
vrijheidsberoving is dan ook exclusief voorbehouden aan een onpartijdige en benoemde rechter ( art
113 Grondwet ) Omdat van de overheid wordt verwacht dat zij iedereen gelijk behandelt is
bestraffing aan haar overgelaten.
Ultimum remedium =
Het strafrecht bestaat vanuit de gedachte dat het pas wordt toegepast als er geen redelijke
alternatieve oplossing kan worden toegepast. Wat door een anders rechtsgebied kan worden
opgelost, moet daar eerst worden gebruikt.
Vertaald vanuit het Latijns betekend dit ‘laatste oplossing’
Legaliteitsbeginsel:
artikel 1 Wetboek van Strafrecht
‘ Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling’
Dit beginsel is van groot belang omdat strafrecht een diepe impact kan hebben op het leven van een
burger. Burgers kunnen dan ook slecht in overeenstemming met gecodificeerde wetten worden
gestraft.
Uitleg legaliteitsbeginsel:
1. Geen strafbaar feit zonder wet ( dus alleen wat strafbaar is, kan worden bestraft )
2. Geen straf zonder wet ( geen veroordeling indien er geen wettelijke strafbepaling is )
3. Geen terugwerkende kracht ( alleen veroordeling op huidige wetgeving )
4. Geen analogische redeneringen ( wanneer een gedraging niet onder een strafbepaling valt,
is het niet toegestaan deze ‘creatief’ toe te passen omdat het ‘er op lijkt’) Gedraging moet
letterlijk in de wet staan.
5. Wetten moeten duidelijk zijn / lex serta.
Hoofdstuk 2 Materieel strafrecht: De structuur van het strafbare feit
2
,De vier voorwaarden voor strafbaarheid: Boek 2.2
1. Menselijke gedraging
2. Delictsomschrijving
3. Wederrechtelijk
4. Schuld
De menselijke gedraging:
Er moet sprake zijn van een menselijke gedraging met intentie, dus een gewilde spierbeweging.
Hierbij kan ook het niet-handelen of nalaten worden aangemerkt als gedraging evenals bepaalde
deelnemingsvormen.
Delictsomschrijving:
Wijst gedrag aan dat strafbaar is. Deze omschrijving is onderdeel van de strafbepaling.
Wederrechtelijkheid:
Hiermee wordt bedoeld dat het gedrag in strijd met het objectieve recht moet zijn. Dit houdt in dat
er geen rechtvaardiging voor is. Bijv. Blauw oog slaan, mishandeling of opgelopen bij een vechtsport.
In sommige gevallen wordt de term wederrechtelijk opgenomen in de delictsomschrijving. Zoals bij
art 310 en 350 Sr. ( diefstal en vernieling ) omdat anders algemeen gedrag onder wederrechtelijkheid
zou vallen. Bijv. boodschappen doen, spullen in je mandje doen zou dan strafbaar zijn.
Schuld:
De gedraging moet verwijtbaar zijn. Het verwijt bestaat hieruit dat de verdachte de onwenselijke
gedraging niet heeft vermeden terwijl daartoe wel de reële mogelijkheid bestond.
Strafbepaling = Delictsomschrijving + sanctienorm
Bestanddelen:
Zijn voorwaarden voor de strafbaarheid die in de wettelijke delictsomschrijving zijn terug te vinden.
Elementen:
Zijn voorwaarden voor strafbaarheid die niet zijn opgenomen in een wettelijke delictsomschrijving.
In het Nederlands strafrecht zijn dat 1.) Wederrechtelijkheid 2.) Schuld.
Zodra deze zijn opgenomen in de delictsomschrijving zijn het geen elementen meer maar
bestandsdelen.
Verschil bestanddelen en elementen:
het verschil zit in het bewijsrecht. De elementen worden in beginsel door de wetgever verondersteld
en hoeven niet bewezen te worden. Bestanddelen daar in tegen dienen wel te worden bewezen.
Delictsvormen:
Het overtreden van een strafbepaling ( delictsomschrijving + sanctienorm ) heet ook wel het plegen
van een delict. Het materiele strafrecht ( voornamelijk WvSr ) kent verschillende vormen.
1. Formele / materiele delicten
2. Commissie / omissie delicten
3. Gekwalificeerde / geprivilegieerde delicten
Formele delicten:
Hierbij wordt de actieve handeling ten aanzien van een bepaalde gedrag strafbaar gesteld.
3
, Er wordt niet gekeken naar de gevolgen van de gedraging.
bijv. art 310 Sr , is het wegnemen verboden. Ookal wordt het daarna weer teruggegeven aan de
eigenaar.
Materiele delicten:
Hierbij wordt het laten intreden van een bepaald gevolg strafbaar gesteld.
Bijv. art 287 Sr, het opzettelijk iemand van het leven beroven. Hier treedt het strafbare feit p[
wanneer het gevolg intreed; de dood.
Commissie delicten:
Hierbij worden een ‘handelen’ strafbaar gesteld. De meeste strafbare feiten zijn commissie delicten.
Bijv. discriminatie, grafschennis, verkrachting, moord, mishandeling, diefstal en vernieling.
Omissie delicten:
Hierbij wordt een ‘nalaten’ strafbaar gesteld.
Bijv. voorgenomen misdrijf verzwijgen, niet voldoen aan ambtelijk bevel, nalaten van hulp verlenen
aan in levensgevaar verkerende persoon.
Gekwalificeerde delicten: (zwaarder dan gronddelict)
Deze delictsvorm is een variatie op een bepaald strafbaar feit. Bij een gekwalificeerd delict gaat het
steeds om ernstigere vormen van het gronddelict.
Bijv. gronddelict diefstal, gekwalificeerd delict: diefstal met geweldpleging
Geprivilegieerd delicten: ( lichter dan gronddelict )
Deze delictsvorm is een variatie op een strafbaar feit. Bij een geprivilegieerd delict gaat het steeds
om een afgezwakte vormen van het gronddelict.
Bijv. Gronddelict: Doodslag Geprivilegieerd delict: kinderdoodslag
Gronddelict:
Het delict waarop de variaties gekwalificeerd en geprivilegieerd zijn gebaseerd.
Verschil misdrijven en overtredingen:
Of een handeling een misdrijf of overtreding vormt wordt uitsluitend bepaald door de wet,
wetduiding. In het algemene strafrecht ( Wetboek van Strafrecht) komt deze wetsduiding terug in de
vorm van plaatsing. De plaats in het wetboek is beslissend of dat het een misdrijf of overtreding is.
Het onderscheid is van belang omdat;
- er nooit geen gevangenisstraf staat op een overtreding.
- Verschil in bevoegdheden van opsporingsambtenaren ( strafprocesrecht)
- Poging tot misdrijf is strafbaar, poging tot overtreding niet.
Hoofdstuk 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld
Schuldvormen:
Een schuldvorm is met welke intentie de verdachte een bepaalde handeling heeft verricht. Hierbij
zijn er 2 schuldvormen, dolus en culpa.
Dolus / Opzet:
Hiermee wordt bedoeld dat de dader zich bewust is van zijn handeling en dit ook heeft gewild.
in delictsomschrijvingen komt dit terug als ‘opzettelijk’, ’wetende dat’, of ‘kennis dragende dat’.
Ingeblikte opzet;
Wanneer het woord opzet ontbreekt terwijl het wel wordt vereist. Dan moet dit ui het woordgebruik
worden afgeleid. Hierbij zit opzet dan verwerkt in het werkwoord.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Roelfiena. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.