Hoofdstuk 1: Omgangskunde
Omgangskunde = wetenschap van omgang met mensen. Het gaat om jezelf en de ander.
3 belangrijke aspecten:
Wie ben ik?
Wie is de ander?
Jezelf en de ander begrijpen = gedrag
Gedrag wordt bepaald door situate en gevoelens, etc.:
Innerlijke factoren
o Lichamelijke invloeden (honger dorst pijn)
o Sociale invloeden (groepsgedrag)
o Geestelijke invloeden (angst verlegenheid vreugde)
Omgevingsfactoren
o Fysische omgeving (natuur, omstandigheden)
o Sociale omgeving (mensen, vereniging, woonomgeving)
Omgangsvormen = gedragsregeles die we van huis meekrijgen, o.a. manier waarop je kennismaakt, mensen
ontvangt, gedrag op openbare plekken. Omgangsvormen zijn afankelijk van:
Tijd waarin we leven
Woonomgeving/cultuur
Leefijd
Situate waarin je verkeerd
Hulpverlening > goede sociale vaardigheden nodig:
gesprek kunnen beginnen
Luisteren
Inleven/empathie
Conficten oplossen
Rapporteren
Hulpverlening = vorm van omgaan met mensen bij actviteiten, alles waar diegene voor wie is iets wilt
betekenen behoefe aan heef.
Maslow boefeniveaus:
Lichamelijke behoefen (eten slapen)
Veiligheid (geborgenheid, veilig voelen, gezondheid)
Houden van en behoren tot (liefde)
Zelfevestging (gevoel van eigenwaarde)
Zelfverwekelijking (abstract niveau, eigen ontwikkeling)
Goede beroepshouding in hulpverlenersvak:
Inlevingsvermogen
Warmte en zorg
Openheid/interesse tonen
Respect tonen
,Ontwikkeling algemeen:
Ontwikkeling -= verloop van leven, hoe ontwikkeld de mens zich
Er is sprake van permanente verandering
5 ontwikkelingsfactoren die een rol spelen in de globale ontwikkeling:
Persoonlijkheid:
1. Aanleg
2. Omgeving / cultuur
Gedrag:
3. Rijping
4. Leerprocessen
5. Zelfepaling
Aspecten van ontwikkeling:
Lichamelijke (groei van organisme)
Seksuele (ontwikkeling geslachtskenmerken)
Cogniteve (taal leren denken geheugen)
Persoonlijke (eigenschappen / maken wie de persoon is)
Sociale (omgaan met de omgeving)
Levensfasen:
Prenatale fase (ovum – embryo – foetus)
Baby 0-1
Peuter 1-4
Kleuter 4-6
Schoolkind 6-12
Puber 12-17
Adolescent 17-20
Volwassene 20-65 / (jong volwassene 20/45 – middelbare leefijd 45/65)
Oudere mens 65 >
, Hoofdstuk 2: ontwikkeling van kinderen tot 12 jaar
Baby 0-1
Lichamelijke – enorme groeispurt / motorische ontwikkeling / zintuigen
Seksuele – orale fase
Cogniteve – taalontwikkeling (0-6 wk huilen / 6-4mnd vocaliseren / 4-8 mnd brabbelen / 8-12mnd
praten)
Persoonlijke – hechtng beschermt psychische gezondheid (4 stjlen bowlby: zekere – vermijdende –
gepreoccupeerde – angstge)
Sociale – ouders spelen grote rol, hechtngsgedrag. Hechtng heef invloed op sociale gedrag van kind.
(3 fases: eerste weken pre-atachment – 5wk-5mnd atachment in wording – 6/7 mnd atactment)
Peuter 1-4:
Lichamelijke – gelijkmatgere groei
Seksuele – anale fase
Cogniteve – begrip
Persoonlijkheidsontw – geweten, zelfstandigheid, verzet, identicate (begint nu)
Sociale – alleen spelen. Peuters leren socialiseren (gedrag dat in de samenleving aanvaardbaar is)
Kleuter 4-6:
Lichamelijke – onderlichaam groeit sneller, ijne motoriek, zintuigen en waarneming verbeteren
Seksuele – fallische fase (interesse in eigen en geslachtsdeel anderen)
Cogniteve – grote fantasie
Persoonlijkheidsontw – afankelijkheid, prestategerichtheid, angst, afweermechanismen,
gehechtheid aan knufels, identicate gaat verder dan imiteren, geslachtsrol (m/v)
Sociale – samen spelen, tjdsbesef
Schoolkind 6-12
Lichamelijke – veel energie
Seksuele – eerste verliefdheid
Cogniteve – schoolrijp (normale verstandelijke ontw, zintuigen en motoriek goed, lezen/schrijven,
logisch nadenken); voornaamste cogniteve veranderingen: toename in kennis, concentrate op
meerdere dingen, zelf ideeen ontwikkelen, grotere geheugencapaciteit
Persoonlijke – eigen gang gaan, zelfrespect, identicate obv iemand die kind bewondert (oudere
broer/zus, trainer), ontwikkeling geweten
Sociale – bij de groep horen
Invloedrijke factoren die invloed hebben op sociale ontwikkeling van kind tot 12 jaar:
Gezin (emotonele geborgenheid, veiligheid en liefde)
Plaats in de kinderrij (leren samenspelen, jaloezie, verantwoordelijkheidsgevoel)
School
Leefijdgenoten (omgang, gedrag in groep, identteit bepalen adhv reacte anderen,
zelfstandigheid vergroten)
Maatschappij