Ruimtelijke ordening
WEEK D1
Gevaarlijke stoffen
Risico’s bij gevaarlijke stoffen:
- Altijd spraken van restrisico. Als je het risico niet wilt lopen, is enige oplossing; niet werken met die
stof.
- Effecten van ongevallen kunnen groot zijn. Daarom is de ruimtelijk ordening belangrijk.
- Afstand houden is belangrijk, maar vaak te weinig ruimte.
Scenario: manier hoe een gevaar zich kan ontwikkelen
3 standaardscenario’s bij gevaarlijke stoffen:
- Brand
- Explosie
- Gifwolk
De 3 standaardscenario’s hebben ook standaardeffecten:
- Warmtestraling
- Drukgolven
- Vergiftiging
- Of een combinatie hiervan
ALARA: As Low As Reasonably Achievable
Bij gevaarlijke stoffen is altijd restrisico, daarom kom je de ALARA-benadering vaak tegen bij
gevaarlijke stoffen.
Intrinsieke eigenschappen = eigenschappen die bij de stof horen.
Mogelijke scenario’s:
- Plasbrand: brand door brandbare vloeistof. De brandbare vloeistof is lichter dan water, dus blussen
met water gaat niet. Effect: Veel rookontwikkeling en hittestraling.
- Gas- of dampwolk: hoe ver een wolk komt, hangt af van bijvoorbeeld de wind. Effect: vergiftiging,
hittestraling, of overdruk.
- Explosie: stof kan van zichzelf explosief zijn, maar een gaswolk kan ook exploderen. Effect: altijd
overdruk, soms gecombineerd met hittestraling.
- Steekvlam / fakkelbrand: treed op als een brandbaar gas onder druk vrij komt. Effect:
- Bleve: komt alleen voor met stoffen die onder normale omstandigheden een gasvorm hebben,
maar die onder druk zijn samengeperst tot een vloeistof. Bleve ontstaat als de tank bezwijkt, meestal
als gevolg van een brand. De druk valt dan in 1x weg. De vloeistof verdampt en er ontstaat een
gaswolk. Effect: hittestraling en overdruk.
- Verontreiniging: lucht, water, bodem.
,Externe veiligheid
Externe veiligheid: gaat over het beheersen van de risico’s die ontstaan voor de omgeving bij het
gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid is alleen met gevaarlijke
stoffen.
Externe veiligheid bestaat uit 3 onderdelen:
- Gebruik, opslaan en productie van gevaarlijke stoffen bij inrichtingen
- Transport van gevaarlijke stoffen
- Luchthavens (opstijgen en landen van vliegtuigen) en windturbines
Kenmerken van externe veiligheid:
- Altijd bedrijfs- en transportrisico’s met gevaarlijke stoffen
- Altijd Kleine Kans, Groot Gevolg (KKGG)
- Kwantitatieve benadering (er wordt mee gerekend, er zijn cijfers bekend)
- ALARA benadering (ALARP)
- Benadering: 100% veilig onmogelijk, er is altijd een (klein) restrisico
- Bestuurlijke afweging (restrisico en bijvoorbeeld economische belangen worden afgewogen)
Rol van veiligheidskundige tov externe veiligheid:
- Samenwerking. Gemeenten, veiligheidsregio’s, bedrijven, provincies, milieudiensten.
- Afweging. Belangen: economisch, maatschappelijk natuur. Wonen, recreëren, werken.
- Maatregelen: - Kans beperken voor het ontstaan van grote ongevallen, (betere
beveiligingsmiddelen) maar dit kost geld.
- Effecten beperken door afstand te nemen tot risicovolle activiteiten. Hoer verder
weg je bent, hoe veiliger het is.
Maatstaaf: manier om te meten.
2 maatstaven om externe veiligheid te meten:
- Plaatsgebonden risico (PR)
- Groepsrisico (GR)
Ruimtelijke ordening
Ruimtelijke ordening = de balans in inrichting van de openbare ruimte (gevaar, ongevallen, nadelige
effecten / welvaart, welzijn, economie, voordelen). Er wordt gezocht naar de optimale oplossing.
Botsende belangen: het is lastig om een afweging te maken bij het maken van een ruimtelijke
ordening:
- Het moet een oplossing bieden (woningnood, economie, milieu)
- Het moet aansluiten op de doelen van de overheid
- Het moet passen in de omgeving
- Het moet aan de wet voldoen
- Het moet óók nog veilig zijn
Belangrijke instrumenten voor ruimtelijke ordening:
- Structuurvisies: bevat de visie op het gebied van ruimtelijke beleid in hoofdlijnen. Kan worden
opgesteld door Rijk, provincie of gemeente.
- Bestemmingsplannen: operationalisatie van structuurvisie. Instrument voor de daadwerkelijke
, uitvoering van vaststelling van ruimtelijk beleid. Er staat precies in wat wel niet mag met een
bepaalde ruimte en eisen en/of verplichtingen.
WEEK D2
Structuurvisie: kan over ruimte of onderwerp gaan.
Wet ruimtelijke ordening (WRO)
- Regelt hoe ruimtelijke plannen tot stand komen.
- Wet geeft instrumenten.
- 3 bestuurslagen: rijk, provincie, gemeente.
- Uitgangspunt: zo veel mogelijk lokaal regelen.
Bevoegd gezag: de gene die over op een plek alles regelt.
Structuurvisie
Basisregel: het lokale bestuur gaat over de ruimtelijke ordening, tenzij het niet anders kan.
Structuurvisie: document waarin een richting wordt gegeven.
- Lange termijn, richtinggevend
- Geeft ambitie van gemeente
- Formuleren beleidsdoelen
- WRO verplicht het rijk, de provincie en de gemeente om zo’n document op te stellen.
De structuurvisies worden door de 3 overheden gemaakt.
Instrumenten voor ruimtelijke ordening:
- Structuurvisie: bevat het te voeren ruimtelijke beleid op hoofdlijnen. Kan worden opgesteld door
Rijk, provincie of gemeente.
- Bestemmingsplan (+ inpasseringsplan): instrument voor de daadwerkelijke uitwerking en
vaststelling van ruimtelijk beleid. In passingsplan is een
bestemmingsplan op niveau van een provincie.
Structuurvisie op Rijksniveau:
Belangrijkste voor de ruimtelijke ordening: ‘Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte’ (SVIR) beschrijft
de visie op lange termijn, globaal per regio. Naast SVIR meerdere structuurvisies op verschillende
thema’s.
Structuurvisie op provinciaal niveau:
De in de landelijke doelen worden vertaald naar provinciale doelen. Daarnaast worden specifieke
thema’s die spelen op provincie niveau verder uitgewerkt.
Structuurvisie op gemeentelijk niveau:
Concretere uitwerking van de ruimtelijke doelen gemeentelijk niveau. Lokale thema’s benoemd en
uitgewerkt.