Relevante literatuur:
https://www.onderzoeksraad.nl/
https://www.ifv.nl/onderzoek/Paginas/Lessen-uit-crises-en-mini-crises.aspx
https://www.ifv.nl/kennisplein/crises-en-crisisbeheersing
https://www.ifv.nl/advieseninnovatie/Paginas/Vernieuwde-uitgave-Referentiekader-Regionaal-
Crisisplan-beschikbaar.aspx
https://www.ifv.nl/kennisplein/Documents/20170523-IFV-KP-GRIP.pdf
file:///C:/Users/Francine/Downloads/Nationaal+Handboek+Crisisbesluitvorming.pdf
https://www.ifv.nl/kennisplein/Documents/bbrc-digitaal-2013-met-voettekst.pdf
nationaal handboek crisisbesluitvorming
WEEK B2
Rampenbestrijding (vóór 2e wereldoorlog) = de bescherming van de bevolking tegen (de gevolgen
van) oorlogsgeweld.
Wet rampenplannen (1981) = zwaartepunt van rampenbestrijding ligt bij de gemeenten. Tot 2010
bleef dit formeel bij de gemeenten.
Wet veiligheidsregio’s (Wvr) (2010) = verplicht gemeenten om in regionaal verband een
veiligheidsregio te vormen. Het bestuur van de veiligheidsregio heeft op grond van de Wvr een
coördinerende rol bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Voorzitter veiligheidsregio is
burgemeester van grootste gemeente in desbetreffende gebied.
Ramp (Wvr) = bij een ramp is er sprake van een bedreiging van de fysieke veiligheid; in het geval van
een crisis kan daar sprake van zijn.
Crisis (Wvr) = bij een crisis kunnen meerdere factoren in het spel zijn en is er veelal geen sprake van
een plotselinge, duidelijk gemarkeerde overgang van een normale naar een buitengewone situatie.
Anders dan bij een ramp, gaat het bij een crisis meestal niet over één gebeurtenis; de oorsprong van
een crisis is vaak diffuser dan van een ramp.
Ramp (art. 1 Wvr) = een ramp is een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis, waarbij het leven en
de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn
geschaad of worden bedreigd, en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van
verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te
beperken. vb Bijlmerramp (Amsterdam, 1995), vuurwerkramp (Enschede, 2000), nieuwjaarsbrand
(Volendam, 2001).
Rampenbestrijding = bestrijding van ‘klassieke’ rampen, een vorm van crisisbeheersing.
Crisisbeheersing = breder dan rampenbestrijding. Preparatie, repressie en nafase van rampen en
andersoortige crises. vb pandemie, terreurdreiging, uitval van nutsvoorzieningen.
,3 varianten van ordening van rampen/crises:
1. Domein
2. Aard
3. Effect
Domein = niet per se omvang van gebeurtenis; vooral schaal waarop effecten voelbaar zijn.
5 domeinen waarbinnen rampen/crises zich kunnen voordoen:
1. Transnationaal
2. Nationaal
3. Trans- of bovenregionaal
4. Regionaal
5. Lokaal
Transnationaal = gevolgen zijn voor meerdere landen; ze doen zich voor op transnationaal of
internationaal niveau. Niet alleen een probleem voor Nederlandse overheid, maar ook voor andere
landen en Europese en/of internationale instanties. vb orkaan, pandemie, uitbraak dierziekten,
aswolk vulkaan.
Nationaal = landelijk impact, terwijl ze misschien op lokaal niveau plaats vinden.
vb watersnoodramp, moord op Pim Fortuyn, moord op Theo van Gogh.
Trans- of bovenregionaal = situaties met regio-overschrijdende gevolgen, het domein van de
gebeurtenis is bovenregionaal. vb hoogwatersituaties, brand chemie-pack Moerdijk.
Regionaal = gevolgen voor één regio. vb explosie, uitval van nutsvoorzieningen.
Lokaal = incidenten op lokaal niveau. vb verkeersongevallen, geweldsincidenten.
Aard van crisis/ramp:
Sudden impact = plotselinge ramp/crisis. De kans of waarschijnlijkheid wordt gering geacht. Als ze
zich toch plotseling voordoen, kunnen ze een samenleving en autoriteiten overvallen.
vb DigiNotar-crisis.
Slow onset = langzaam komende ramp/crisis. Vaak zijn dit rampen/crises waarvan verwacht wordt
dat ze zich vroeg of laat zullen voordoen. Dus over het algemeen goed voorbereid.
vb branden, explosies, pandemie.
Er tussenin = geringe waarschijnlijkheid,
maar kan langzaam ontwikkelen.
vb financiële crisis, voedselschaarste.
,Effect van ramp/crisis:
Onder te verdelen in de ernst en waarschijnlijkheid.
25 verschillende crisistypen, onderverdeeld in 7 thema’s:
1. Natuurlijke omgeving
- Overstromingen
- Natuurbranden
- Extreme weersomstandigheden
- Aardbevingen
- Plagen
- Dierziekten
2. Gebouwde omgeving
- Branden in kwetsbare objecten
- Instortingen grote gebouwen en kunstwerken
3. Technologische omgeving
- Incidenten met brandbare/explosieve stoffen in open lucht
- Incidenten met giftige stoffen in open lucht
4. Kernincidenten vitale infrastructuur
- Verstoring energievoorziening
- Verstoring drinkwatervoorziening
- Verstoring rioolwaterafvoer en afvalwaterzuivering
- Verstoring telecommunicatie en ICT
- Verstoring afvalverwerking
- Verstoring voedselvoorziening
5. Verkeer en vervoer
- Luchtvaartincidenten
- Incidenten op of onder water
- Verkeersincidenten op land
- Incidenten in tunnels
6. Gezondheid
- Bedreiging volksgezondheid
- Ziektegolf
7. Sociaal maatschappelijke omgeving
- Paniek in menigte
- Verstoring openbare orde
, Uitgangspunten crisisbeheersing:
1. Crisismanagement is niet gelijk aan crisisplanning
2. Stem hulpverlening af op (zelf)redzaamheid van burgers
3. Wat je zelden doet, doe je zelden goed
4. Schoenmaker blijf bij je leest
5. Het opperbevel kent zijn grenzen
6. Crisismanagement is goed netwerkmanagement
7. Crisismanagement is voor een belangrijk deel crisiscommunicatie
8. Samenwerken, maar ook professioneel optreden maken het verschil
Crisismanagement is niet gelijk aan crisisplanning = goede crisisplanning garandeert niet dat ook het
crisismanagement altijd goed zal gaan. De werkelijkheid van crises is altijd anders dan de voorziene
en geoefende werkelijkheid. Aspecten die een rol spelen:
- Geregeld vallen sleutelpersonen weg
- Er staan spontaan nieuwe leiders op (en zittende leiders vallen soms door de mand)
- Er zijn altijd veel meer actoren betrokken dan waarmee vooraf rekening is gehouden
- Toch blijkt ook vaak dat bepaalde sleutelpersonen/actoren niet zijn uitgenodigd
- Burgers spelen tijdens en na rampen een veel grotere rol dan gedacht.
Stem hulpverlening af op (zelf)redzaamheid van burgers = mensen kunnen vaak zichzelf redden.
Maar in veel gevallen redden ze niet alleen zichzelf, maar ook anderen. Deze burgers zijn vaak als
eerste ter plaatsen), daarom is het belangrijk dat de hulp van hulpverleners, bestuurders,
ambtenaren en deskundigen daar op aansluit en aanvullend is. Hierdoor is de rol van de overheid en
professionele hulp vooral gericht op groepen die minder zelfredzaam zijn en niet vanzelfsprekend op
hulp van anderen kunnen rekenen.
Wat je zelden doet, doe je zelden goed = mensen doen vooral datgene goed wat zij vaak doen.
Uitgangspunten:
- In een crisissituatie mogen er geen wonderen worden verwacht.
- Tijdens het optreden in een crisissituatie moet ieder doen wat hij of zij ook regulier doet.
- Er moet gestreefd worden naar niet te veel personen belasten met specifieke crisismanagement
taken.
Schoenmaker blijf bij je leest = bij een crisissituatie moeten organisaties en instellingen zich vooral
richten op hun kernactiviteiten.
Het opperbevel kent zijn grenzen = de burgemeester is alleen opperbevel voor de mensen en
diensten die direct bij de incidentbestrijding en hulpverlening betrokken zijn.
Crisismanagement is goed netwerkmanagement = bekend zijn met de organisaties die bij crises een
rol (kunnen) spelen, draagt bij aan de effectiviteit van de crisisbeheersing.
Crisisbeheersing is voor een belangrijk deel crisiscommunicatie = informatievoorziening aan burgers
heeft een drietal functies:
- Informeren van de direct en indirect betrokkenen en het brede publiek over wat er gebeurd.
- Kan betekenis worden gegeven aan gebeurtenis (‘de terroristen krijgen ons er niet onder’).