Dit is een samenvatting van hoofdstuk 6 uit het economie boek Pincode 3 vmbo-gt. Elk stukje uit het boek is samengevat. De formules staan duidelijk aangetoond in de samenvatting. Aan het einde staan alle begrippen van de vier paragraven nog op een rijtje met de betekenissen erachter. De tekst is ma...
Je hebt productiefactoren nodig om te produceren. Je hebt daar 4 groepen voor:
- Natuur: grond, regenwater, grondstoffen, aardgas etc.
- Arbeid: alle menselijke inspanningen om te produceren.
- Kapitaal: investeringen, machines, gebouwen en voertuigen.
- Ondernemerschap: alles op de juiste manier inzetten zodat er winst gemaakt wordt.
Als bedrijven een product bewerken krijgt het een toegevoegde waarde. Als jij een productiefactor
levert dan wordt jij beloond.
- Verricht je arbeid → dan krijg je loon.
- Leent een bank geld → dan krijgt zij rente.
- Leen je jouw gebouw uit → dan krijg je huur.
- Leent een boer grond → dan krijgt hij pacht.
- Neemt een ondernemer risico → dan kan hij winst maken.
Verschillende bedrijven werken mee aan een product en leveren allemaal een toegevoegde waarde.
Al die bedrijven onder elkaar vormen een bedrijfskolom.
Bedrijven produceerden vroeger veel met de hand en dat is arbeidsintensief. Maar op het moment
dat er meer met machines wordt geproduceerd dan met de hand, dan is dat kapitaalintensief.
Kapitaalgoederen worden met de tijd minder waard. De jaarlijks waardevermindering heet
afschrijving. Die kapitaalgoederen worden vervangen, omdat ze oud en versleten zijn of als er betere
versies / modellen zijn. De restwaarde is de waarde van een goed na de tijd dat het gebruikt is.
Afschrijvingsprijs per jaar= (aanschafprijs – restwaarde) ÷ aantal gebruiksjaren
Voorbeeld: nieuwe bus is €17.800, na 5 jaar gebruik nog €3.500, dus (17.800 – 3.500) ÷ 5= €2.860 per
jaar.
6.2 Het gaat om de winst!
Als je een product inkoopt dan tel je daar een bedrag nog bovenop, dat bedrag is de
brutowinstopslag. Een deel daarvan gebruik je om de bedrijfskosten te betalen. Alle dingen die je
doet of koopt om je bedrijf te runnen kosten geld. Denk aan de huur, reclamespotjes, verzekeringen
etc. Al die kosten bij elkaar opgeteld zijn dus de bedrijfskosten.
Verkoopprijs= inkoopprijs + brutowinstopslag.
Voorbeeld: Je koopt iets in voor €7,50 en verkoopt dat vervolgens met 90% brutowinstopslag. Dat
kun je met twee manieren berekenen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper zoemetselaar. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,86. Je zit daarna nergens aan vast.