Samenvatting psychologie
Milgram experiment:
Het experiment van Milgram was een serie
wetenschappelijke experimenten waarin Stanley Milgram, een psycholoog aan de Yale-
universiteit, de bereidheid naging om te gehoorzamen aan wat wordt ervaren
als legitiem gezag, zelfs als dit inging tegen het eigen geweten. In de meest beroemde
variant van het experiment bleek ongeveer twee derde van de proefpersonen dusdanig
gevoelig te zijn voor autoriteit dat zij in een wetenschappelijk experiment een medemens
konden doden. Over de hele reeks bekeken was een meerderheid uiteindelijk
ongehoorzaam (57%). (Bron www.wikipedia.nl)
1.1 Inleiding
Niet-aangeboren hersenletsel (NAH)= een verzamelnaam voor alle beschadigingen
aan de hersenen die na de geboorte plaatsvinden.
De evolutietheorie= de natuurwetenschappelijke of biologische verklaring voor de
evolutie van het leven op aarde en het ontstaan en uitsterven van soorten organismen op
aarde. Ze beschrijft het proces waarbij erfelijke eigenschappen binnen een populatie van
organismen veranderen in de loop van de generaties als gevolg van genetische variatie,
voortplanting en natuurlijke selectie. Een van de Grondleggers van de theorie is Darwin.
1.2 Hoe is ons zenuwstelsel opgebouwd?
De hersenen, het ruggenmerg en alle zenuwuiteinden en zenuwbanen in de rest van ons
lichaam noemen we het zenuwstelsel.
Het zenuwstelsel is in feite het besturings- en communicatiesysteem tussen de
verschillende hersengebieden onderling en de hersenen en de spieren, organen en
zintuigen in het lichaam.
Als iets autonoom werkt kun je het niet tegenhouden.
Het zenuwstelsel is voorwaardelijk voor al ons gedrag.
We onderscheiden het zenuwstelsel in een aantal onderdelen> de belangrijkste
onderverdeling is die tussen het centraal zenuwstelsel en het perifeer zenuwstelsel. Het
centraal zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Het perifeer
zenuwstelsel bestaat uit het autonome zenuwstelsel en het somatisch
zenuwstelsel.
1.3 Waaruit bestaat ons centraal zenuwstelsel?
Het centraal zenuwstelsel bestaat dus uit de hersenen en het ruggenmerg. Bij
volwassenen wegen de hersenen gemiddeld 1300-1400 gram.
Het ruggenmerg brengt contact tot stand tussen de hersenen en de rest van het lichaam.
De hersenen zitten in een schedel om ze te beschermen.
Het encefalisatiequotiënt is de verhouding tussen hersen- en lichaamsvolume. Hoe
hoger dit quotiënt, hoe complexer en intelligenter de diersoort. De mens heeft het
hoogste quotiënt.
Als we de hersenen van bovenaf bekijken dan zien we de hersenschors, de buitenkant
van de grote hersenen. We hebben twee hersenhelften. De hersenschors zit opgevouwen
in de schedel.
De hersenen bestaan grofweg uit drie belangrijke onderdelen: grote hersenen, kleine
hersenen en de hersenstam.
Grote hersenen, de grote hersenen bevatten het grootste deel van de hersenen. De
hersenschors is het buitenste gedeelte ervan. De hersenschors maakt het mogelijk dat
,zowel mensen als dieren ingewikkelde vaardigheden kunnen leren, zoals communicatie of
jagen.
Kleine hersenen, onder en aan de achterkant van de grote hersenen liggen de kleine
hersenen. Ook de kleine hersenen kennen twee helften. Zij zorgen voor het coördineren
van de bewegingen en spelen een rol bij automatische handelingen zoals het evenwicht
bewaren. Daarnaast wordt een aantal cognitieve processen mede door de kleine
hersenen beïnvloed.
De hersenstam vormt de verbinding tussen de grote hersenen, het ruggenmerg en de
kleine hersenen. De hersenstam is belangrijk bij het aansturen van volautomatische
handelingen.
De hersenen bestaan uit de linker- en de rechterhersenhelft. Elke hersenhelft is in vier
kwabben verdeelt: frontaalkwab, slaapkwab, pariëtaalkwab en achterhoofdkwab.
De frontaalkwabben (denken en plannen) bevinden zich aan de voorkant van de
grote hersenen. Deze houden zich bezig met de fjne motoriek zoals bij schrijven.
Belangrijke vaardigheden die zich in de loop van het leven ontwikkelen zoals
impulscontrole. Ze vervullen een soort van regiefunctie voor onze hersenen.
De slaapkwabben (geluid en geheugen) spelen een rol bij het onthouden en
herkennen van mensen en voorwerpen en bij het terughalen van herinneringen.
Geluidsherkenning en spraak worden ook in deze kwabben aangestuurd.
De pariëtaalkwabben (leren, rekenen en voelen) registreren en interpreteren we
lichamelijke gewaarwordingen.
De achterhoofdkwabben (zien) houden zich bezig met het gezichtsvermogen
zoals het herkennen van een gezicht.
De hersenschors bestaat uit twee hersenhelften. De linkerhersenhelft bestuurt de
rechterkant van het lichaam en rechterhersenhelft bestuurt de linkerkant van het
lichaam. Dit wordt lateralisatie genoemd. De twee hersenhelften worden met elkaar
verbonden door de hersenbalk.
Bij een split-brainpatiënt is de hersenbalk doorgesneden. Meestal als laatste redmiddel
om zeer ernstige epilepsie te bestrijden. In zekere zin heeft iemand dan twee hersenen
die los van elkaar functioneren.
Het ruggenmerg speelt ook een rol bij heel snelle reacties van het lichaam op
veranderingen in de omgeving.
Een dwarslaesie is een onderbreking van de zenuwbanen die via het ruggenmerg lopen.
Het gevolg is een uitval van de zenuwen die onderbreking vanuit het ruggenmerg
ontspringen.
1.4 Uit welke bouwstenen bestaan onze hersenen?
Zenuwcellen> oftewel neuronen transporteren en verwerken de informatie die
permanent door ons lichaam en ons brein circuleert.
Gliacellen> We hebben drie verschillende soorten gliacellen. Gliacellen ondersteunen de
zenuwcellen en zorgen dat deze op hun plaats blijven. Daarnaast kunnen ze beschadigde
zenuwcellen helpen herstellen en voeren ze voedingsstofen aan en afvalstofen af.
Gliacellen maken ook vet aan. Dit vet wordt gebruikt om de zenuwcellen te isoleren. Ook
kunnen gliacellen een rol vervullen bij het doorgeven van informatie.
De glia-index is de verhouding tussen het aantal zenuwcellen en gliacellen.
Ons lichaam is opgebouwd uit lichaamscellen. Er bestaan onder andere bloedcellen,
huidcellen, botcellen en spiercellen. Elke cel heeft een celkern, ook iedere cel heeft een
huid (celmembraan) ten slotte bevat iedere celvloeistofen en voedingsstofen.
De verschillen tussen een lichaamscel en een zenuwcel:
, Wat we er mee kunnen. Zenuwcel: informatie ontvangen, verplaatst en
opgeslagen. Lichaamscellen doen dit niet.
De vorm> lichaamscel is rond, zenuwcel is uitgerekt en lang.
Zenuwcellen hebben onderdelen die ontbreken bij lichaamscellen. Zoals
dendrieten.
Een lichaamscel kan alleen maar contact leggen met de buurcellen. De zenuwcel
kan door de zenuwuitloper contact maken over een langere afstand.
Zenuwcellen hebben een laagje vet (myeline), lichaamscellen niet.
Lichaamscellen kunnen door zich te splitsen in aantal groeien.
Onderling verbonden zenuwcellen vormen een netwerk. Een netwerk zorgt voor
specialisatie of stuurt een handeling aan. Een netwerk kenmerkt zich door sterke en
veelgebruikte verbindingen tussen zenuwcellen.
1.5 Hoe communiceren zenuwcellen met elkaar?
Er zijn twee soorten communicatievormen bij zenuwcellen: met elektrische signalen en
met chemische signalen. Het doorgeven van elektrische signalen gebeurt binnen een
zenuwcel. Met chemische stofjes wordt informatie tussen zenuwcellen doorgegeven.
Op de contactpuntjes van de dendrieten ontvangt de zenuwcel signalen van andere
zenuwcellen. Als een zenuwcel een voldoende sterk signaal ontvangt, wordt deze
omgezet in een elektrisch signaal. Zo’n golf van een elektrische ontlading wordt
actiepotentiaal genoemd. Dit signaal verplaatst zich langs de zenuwcel.
Een synaps is de contactplaats tussen twee zenuwcellen. Het presynaptisch neuron
bevindt zich voor een synaps. Deze zenuwcel geeft een elektrisch signaal af dat
vervolgens wordt opgevangen door de zenuwcel na de synaps. Deze heet het
postsynaptisch neuron.
De synapsspleet is een zeer smalle spleet die neuronen van elkaar scheidt en
waarlangs neurotransmitters stromen.
Een neurotransmitter is een signaalstof. Deze draagt zenuwimpulsen over tussen
zenuwcellen door een synaps ‘over te steken’.
Een receptor is de ontvangstplaats van neurotransmitters. Elke soort neurotransmitter
heeft zijn eigen receptor.
Van de psycholoog Robin Dunbar is de socialebreinhypothese afkomstig. Omdat
mensen in de loop van de evolutie in steeds grotere groepen zijn gaan leven, zijn onze
hersenen zo geëvalueerd dat wij goed kunnen samenwerken en elkaar goed kunnen
inschatten. Met hoe meer mensen je moet samenwerken, samenleven en rekening
houden, des te meer moet je hun vaardigheden kennen, hun behoeftes, maar ook hun
eventuele ‘nare’ kanten.
Deep-brainstimulatie is het beïnvloeden van de elektrische communicatie in de
hersenen met een pacemaker.
1.6 Waaruit bestaat ons perifeer zenuwstelsel?
Het perifeer zenuwstelsel is het netwerk van zenuwbanen dat de verbinding vormt
tussen het centraal zenuwstelsel en de spieren en zintuigen. Het bestaat uit motorische
zenuwbanen die informatie van de hersenen aan de spieren doorgeven en uit
sensorische zenuwbanen die de hersenen van informatie voorzien over zintuigelijke
waarnemingen zoals pijn, warmte en kou.
, Het somatische zenuwstelsel is een onderdeel van het perifeer zenuwstelsel dat de
willekeurige spieren aanstuurt, zoals je hand- en vingerspieren bij gamen of appen.
Het autonoom zenuwstelsel is een onderdeel van het perifeer zenuwstelsel dat de
autonome en automatische spieren aanstuurt, zoals de darmspieren, maar bijvoorbeeld
ook spiertjes rond je oog.
Het synaptisch zenuwstelsel is onderdeel van het autonoom zenuwstelsel. Het stuurt
processen aan die veel energie kosten en bereidt het lichaam voor op actie.
De fight-or-lightreactie is een lichamelijke reactie die het lichaam voorbereidt om in
een situatie te vechten of te vluchten.
Het parasympatisch zenuwstelsel is onderdeel van het autonoom zenuwstelsel. Het
stuurt processen aan die herstel van het lichaam bevorderen, zoals de spijsvertering. Als
je ontspannen bent, dan domineert dit onderdeel van het zenuwstelsel.
1.7 Hoe komt onze erfelijke aanleg tot stand?
Het nature-nurture debat is de discussie over de vraag of gedrag wordt bepaald door
genen of door omgevingsinvloed. Sinds enkele decennia wordt de vraag anders gesteld.
Namelijk hoe biologische factoren en omgevingsfactoren invloed op elkaar uitoefenen bij
de verklaring van gedrag.
Genetica is een ander woord voor erfelijkheidsleer.
Een chromosoom is een drager van een deel van erfelijk materiaal van een organisme.
Elke menselijke lichaamscel bevat 23 paar chromosomen. Een chromosomenpaar bestaat
uit twee derde dezelfde chromosomen. In totaal heeft iedere lichaamscel dus 46
chromosomen.
In de eicel en zaadcel zitten 23 chromosomen. Tijdens de bevruchting komen de 23
chromosomen van de eicel en de 23 chromosom van de zaadcel bij elkaar. Zo ontstaat er
weer een cel met 46 chromosomen. Een vrouw heeft twee X-chromosomen een van
haar vader en een van haar moeder. Een man heeft een X-chromosoom afkomstig van
zijn moeder en een Y-chromosoom afkomstig van zijn vader.
Desoxyribonucleïnezuur, afgekort als DNA is een biochemisch molecuul dat de drager
is van erfelijke informatie. Elk organisme draagt informatie in de vorm van DNA.
Als je het DNA-molecuul uitvergroot, dan ziet het eruit als een wenteltrap met leuningen
aan beide kanten en treden ertussen wordt een dubbele helix genoemd.
Genen zijn stukjes DNA die een erfelijke code bevatten. Ze zijn onderdeel van
chromosomen.
Bij polygenie of polygenetische erfelijkheid zijn voor het tot stand komen van een
kenmerk meerdere genen verantwoordelijk. Je zou kunnen zeggen dat de genen moeten
samenwerken. Dit is bij de meeste eigenschappen het geval.
De dominante kopie van een gen bepaalt bijna altijd de eigenschap. Deze overheerst
de andere kopie. Met andere woorden: de recessieve kopie wordt onderdrukt door de
dominante kopie.
Een genetische eigenschap is recessief als deze eigenschap alleen tot uiting komt
wanneer een dominante eigenschap ontbreekt. Dit betekent dat beide kopieën van het
chromosoom de recessieve variant van het gen moeten bevatten.