2019
Samenvatting CE Hond &
Kat
HULPMIDDEL BIJ EXAMENS CE HOND & KAT
Olav Meevissen
, Hoofdstuk 1. Welzijn en gedrag
Als houder van dieren moet u, ongeacht het gebruiksdoel van uw dieren, het dierenwelzijn bewaken. Je
moet voldoen aan de 5 vrijheden:
1. De dieren moeten vrij zijn van honger en dorst. Vers water moet beschikbaar zijn en daarnaast
moet het rantsoen uitgebalanceerd zijn.
2. De dieren moeten vrij zijn van ongemak. De leefomgeving moet passen bij de diersoort (inclusief
schuilgelegenheid) en ze moeten de mogelijkheid hebben om comfortabel te kunnen rusten.
3. De dieren zijn vrij van pijn, verwonding en ziekte. Er is sprake van het voorkomen van pijn,
verwondingen en ziekte. Indien noodzakelijk wordt een snelle diagnose gesteld en wordt het dier
adequaat behandeld.
4. De dieren mogen geen angst en stress ervaren. Geestelijk lijden moet voorkomen worden.
5. De dieren kunnen normaal gedrag vertonen (voldoende ruimte, aanwezigheid van soortgenoten,
etc.).
1.1 Gedrag van de hond.
Gedrag kun je indelen in 2 hoofdfuncties. De eerste is zelfhandhaving van het individu, wat betekend alle
gedragen een hond laat zien om in leven te blijven zoals eet en vluchtgedrag. De tweede groep is zorgen
voor het voorbestaan van de soort, wat betekend dat dieren zich moeten voortplanten en hierdoor
genen kunnen doorgeven.
Aangeboren gedrag
Aangeboren gedrag is gedrag dat erfelijk bepaald is en het vanaf de geboorte bij zich draagt. Hierin zit
een drempel en een plafon, wat betekend dat in welke omgevingsomgeving het dier zich bevindt
bepaalde gedragen aanwakkert en andere niet.
Aangeleerd gedrag
Aangeleerd gedrag is gedrag een dier heeft geleerd van bepaalde ervaringen. Hoe sneller een dier het
leert hangt af van profijt dat het dier ervan heeft. Hoe groter het biologisch belang is, hoe sneller het dier
zal leren.
Klassieke conditionering
Conditioneren betekend ‘van voorwaarden (condities) afhankelijk maken’. Met dit gedrag bedoelen we
dat een bepaald gedrag tot stand is gekomen en dit een gewoonte geworden is. Bekende condities is het
belonen van goed gedrag en het straffen van ongewenst gedrag.
Conditionering wordt beschouwd als een van de meest simpele vormen van leren. Het dier maakt een
link tussen verschillende gebeurtenissen in zijn omgeving. Als dit, dan dat…
Link experiment bel dan eten: https://youtu.be/nnYN5v5VTAA
,Operante conditionering
Operante conditionering is het leren door belonen en straffen. Er zijn 2 verschillende uitkomsten die
operante conditionering kan geven:
- Het gedrag zal toenemen. Voorbeeld: Door belonen zal de hond de link leggen tussen
het woord zitten en te gaan zitten dat hij iets lekkers krijgt. Hierdoor zal hij het vaker
gaan doen.
- Het gedrag zal in de toekomst afnemen. Voorbeeld: Door het negeren van de hond als
hij bedelt weet de hond, dat als hij gaat bedelen hij geen aandacht krijgt en zal hij
hiermee stoppen.
Ontwikkelingsfasen hond
1. Slaap- en eetfase/ neonatale/ vegetatieve fase.
Van 0 tot 2 weken. Bij de pup gaan nu de hersenen en zintuigen zich ontwikkelen. Het
geurzintuig is al ontwikkeld: het is belangrijk om nu al geur van mensen te laten ruiken zodat dit
later help met socialisatie. Ze zijn dan gevoelig voor temperatuur, pijn en aanrakingen.
2. Overgangsfase.
Van 2 tot 3 weken. De ogen en oren gaan voor het eerst open en de pup gaat reageren op zijn
omgeving. De eerste gedragspatronen, vooral in het spel met nest genoten, wordt zichtbaar.
3. Primaire socialisatiefase/ inprentingsfase/ kritieke of gevoelige periode.
De pup leert hoe hij zich moet gedragen om te kunnen overleven, hij moet oefenen: dood
schudden, prooi besluipen, rangorde spelletjes, paringsgedrag (als uiting van dominantie).
Door onvoldoende inprenting op mensen kan in het uiterste geval leiden tot het
kennelsyndroom. De hond blokkeert dan volledig als hij mensen ziet, maar hij gedraagt zich
normaal bij andere honden.
Deze belangrijke periode kun je in 3 fases verdelen. In de eerste fase (3-5 weken) wordt de pup
gespeend, het fenomeen mondhoeken likken om de ouderdieren over te halen te braken wordt
zichtbaar en ze gaan langzaam over naar vast voedsel. Je zult de eerste rangorde gevechtjes zien
en de moederhond begint in deze periode met het opvoeden door de pups te blijven likken
waardoor ze in een onderdanige houding gedwongen worden. Bij te hard bijten zal de
moederhond of nest genoten de pups corrigeren. Dit lijdt tot de bijt rem. De inprenting of gebrek
eraan is onomkeerbaar.
In de tweede fase (5-8 weken) zullen niet of nauwelijks nog bij de moeder drinken, de
machtsverhouding in het nest is vastgesteld, ze zijn nog niet traumagevoelig en hebben geen
angstgedrag.
In de derde fase (8-12 weken) zijn de zenuwstelsels van de pups goed ontwikkeld waardoor ze
gevoeliger worden voor indrukken. In deze periode moeten ze nieuwe indrukken worden
opgedaan, maar wel met beleid. Het is dan ook het einde van deze fase dat ze in de leerperiode
gaan: ‘Wie is de Baas?’.
, 4. Juveniele fase/ secundaire socialisatiefase/ jeugdfase.
In deze fase zitten ze vanaf 12 weken totdat ze 6 maanden zijn.
De pup wil weten waar zijn plaats is binnen de roedel, hierdoor is hij bezig met uitprobeer
gedrag om voornamelijk hoger op de rangordeladder te komen. Dit is gedrag dat al vanaf de
geboorte erin zit.
Nu moet het duidelijk worden voor de pup of zijn baas de baas is en blijf, hierdoor moet je goed
opletten dat je wel nog steeds de baas over hem blijft anders kan dit later problemen
veroorzaken. Het is ook belangrijk om in deze periode de pup goed te socialiseren met andere
honden en mensen. Om eerdere opgedane ervaringen te bekrachtigen en nieuwe uitdagingen op
te zoeken.
In deze periode zal de pup ook beginnen met het wisselen van zijn gebit, het wissel kost veel
energie voor de pup en gedurende deze periode zal de pup dan ook minder voeding opnemen.
5. Adolescentiefase. (6 tot 18 maanden)
In deze fase beginnen de hormonen op te spelen, de teef wordt voor het eerst loops en reuen
gaan hun poot optillen. Lichamelijk gezien is de pup nu een slungel en moet hij nog uitzwaren.
De opbouw van het gedrag is nu in principe voltooid.
6. Volwassenheid
Hoewel het gedrag al een definitieve vorm heeft, kunnen ze altijd nog dingen bijleren. Honden
die erg slecht gesocialiseerd is kunnen nog te buigen zijn maar echt weg nemen is onmogelijk.
7. De oude dag
De hond krijgt last van lichamelijke gebreken en kunnen lijden tot gedragsveranderingen.
Bijvoorbeeld bij de hond die doof wordt of een hond die blind wordt. Om de hond zo lang
mogelijk jong te houden is het belangrijk om hem lichamelijk en geestelijk uit te blijven dagen.
Gedragssystemen
Gedrag kent een flink aantal gedragssystemen, dat wil zeggen dat het gedrag aangestuurd wordt door de
noodzakelijkheid van dat moment:
- Agonistisch gedrag (alles tussen vlucht en aanval in)
Dit gedrag vertoont de hond als hij niet weet of hij moet aanvallen of moet gaan
vluchten. Dit kan vaak tot conflictgedrag leiden.
- Exploratiegedrag
Gedrag die hij vertoont als hij op onderzoek uit gaat.
- Spelgedrag
Gedrag dat bij het spellen hoort.
- Voedselverwervingsgedrag (prooi jagen)
Gedrag dat hoort bij het jagen, opsporen van voedsel, het aanzetten tot de jacht enzo.
, - Voortplantingsgedrag
Gedrag dat een hond vertoont rond het paringsseizoen. Dekking, geboorte, nazorg enzo.
- Zelfverzorgingsgedrag
Het gedrag die een hond vertoont bij het verzorgen van hemzelf, zoals bijvoorbeeld het
schoonhouden van de penis of vulva
- Slaap- en rustgedrag
Wordt alleen vertoont tijdens het zelf te rusten leggen.
- Territoriumgedrag
Dit gedrag vertoont een hond om zijn territorium af te bakeren en te beschermen.
- Uitscheidingsgedrag
Dit gedrag zie je alleen tijdens het ontlasten of urineren.
Normaal honden gedrag
Normaal hondengedrag is er puur op gericht om te overleven. Dit gedrag wordt gekenmerkt door een
aantal basisprincipes:
1. Dominantie is een natuurlijk iets in een roedel en heeft als doel dat er niet gevochten hoeft te
worden; de meest dominante hond neemt de initiatieven.
2. Onderdanigheid is daar inherent (samengaande) aan en dient tot het behoud van de
roedel/soort, er kan er maar één de roedelleider zijn.
3. Noodweeragressie is agressie dat door angst wordt veroorzaakt en zorgt ervoor dat er een
vluchtweg gecreëerd kan worden.
4. Agressie door dominantie binnen een roedel is het normaal en het dient zich om de rangorde te
bevestigen.
5. De bijtrem of bijtdrempel waarvoor al in het nest de kiem wordt gelegd: bij te hard bijten zullen
de nestgenoten gaan gillen en zal de moeder een waarschuwing geven in de vorm van grauwen
of happen, hierdoor wordt er voorkomen dat er gewonden vallen.
6. De agressierem is er om ervoor te zorgen dat bij een conflict niemand over de schreef gaat en
wordt de onderlinge verhoudingen kenbaar gemaakt en aanvaard worden.
7. Territoriumgedrag is het afbakeren van eigen terrein om deze zo nodig te verdedigen. Dit doen
ze door te vlaggen (urineren). Het eigen huis, het erf, de auto, maar ook het bereik van de riem
op het park waar altijd gewandeld wordt, kunnen als territorium beschouwd worden.
Lichaamstaal
De hond kan op verschillende manieren communiceren. Namelijk via:
- Lichaamstaal
- Geluid
- Geur