Burgerlijk procesrecht jurisprudentie
Week 1: inleiding
-
Week 2: grondbeginselen van het procesrecht
Hoor en wederhoor(overleggen stukken)
HR 29 november 2002, JBPr 2003/22 (Dipasa/Huyton),m.nt. M.A.J.G. Janssen
Overlegging stukken. Hoor en wederhoor
Uitgangspunt: de rechter mag in een civiele procedure slechts beslissen aan de hand van stukken tot
kennisneming waarvan en uitlatng waarover aan partien voldoende gelegenheid is gegeven.
Deze fundamentele regel van hoor en wederhoor heef uiteraard ook betrekking op het kennis kunnen
nemen van en adequaat kunnen reageren op bescheiden die (kort) vóór of bii gelegenheid van een
terechtzitng waarop zii aan de orde komen, worden overgelegd.
Zolang het gaat om stukken waarvan de aard en omvang klaarblijkelijk geen beletsel vormen om
daar van binnen de beschikbare tid kennis te nemen en daarop adequaat te kunnen reageren, mag
de rechter, zeker als tegen de overlegging geen bezwaar is gemaakt, zonder meer aannemen dat
aan deze eis voldaan is.
Als het echter gaat om bescheiden waarvan reeds de aard en omvang, gelet op het tidstp waarop
zii ziin overgelegd, het vermoeden wetgen dat tot de betrokken terechtzitng, de tid en
gelegenheid voor een behoorliike kennisneming ervan en een deugdeliike voorbereiding van
verweer ertegen hebben ontbroken, dient de rechter – ook ambtshalve- erop te leten dat aan de
eis van hoor en wederhoor wordt voldaan.
HR 03 december 2010, JBPr 2011/16 (V. Rens c.s./Van Waalwijk v. Doorn),m.nt. KT
Overleggen stukken. Hoor en wederhoor
Misbruik van procesorde bii het laat inbrengen van processtukken, welke ook al eerder ingediend hadden
kunnen worden.
Vooropgesteld, de procesreglementen ziin aanwiizingen voor het tidig indienen van stukken, maar dat wil
niet zeggen dat indien de aanwiizingen ziin gevolgd, per defnite is voldaan aan het beginsel van hoor en
wederhoor.
Er mag wel het uitgangspunt worden ontleed dat in het algemeen indiening van nadere stukken
voor het in het procesreglement bedoelde tidstp heef te gelden als zodanig tidig dat de
wederparti er voldoende van kennis zal kunnen nemen om er adequaat op te reageren.
Dit brengt mee dat de rechter op binnen de geldende termiin overgelegde stukken bii de
beoordeling acht dient te slaan,
tenzij de rechter – naar aanleiding van bezwaar of ambtshalve- gemotveerd anders beslist op
grond van bijzondere omstandigheden van het geval.
Daarbii zal de rechter hebben te beoordelen of het gaat om stukken waarvan de aard en
omvang een beletsel vormen om daarvan binnen de beschikbare tid kennis te nemen en daarop
adequaat te reageren. Het kan van belang ziin of met het oog op het belang van de wederparti
verwacht had mogen worden dat de stukken bij een eerdere gelegenheid in de procedure werden
overgelegd.
HR 31 oktober 2014, NJ 2015/181 (Verhoeven/Staat), inclusief noot in Ars Aequimaart 2016
Beslissing wordt genomen door rechter die bii zitng aanwezig was
In cassate wordt betoogd dat het eindvonnis nietg is op de grond dat het mede is gewezen door een
rechter die niet bii de daaraan voorafgaande pleitzitng aanwezig is geweest.
, Vooropgesteld: het -niet onbegrensde- recht van partien hun standpunten mondeling ten overstaan van
de rechter uiteen te zeten, is een fundamenteel beginsel van burgerliik procesrecht, dat is neergelegd in
art. 134 Rv en ook voortvloeit uit art. 6 EVRM.
Aan het belang dat de op een mondelinge behandeling volgende uitspraak wordt gewezen door
rechters ten overstaan van wie de mondelinge behandeling heef plaatsgevonden, zal echter niet onder
alle omstandigheden kunnen worden tegemoet gekomen.
Wanneer dit gebeurt dienen belanghebbenden daarover te worden ingelicht.
Elk van de partien mogen daarbii om een nadere mondelinge behandeling verzoeken.
- Het verzoek mag niet worden afgewezen indien geen proces-verbaal is opgemaakt
- Indien wel proces-verbaal is opgemaakt kan de rechter het verzoek afwiizen in het belang van
voortvarende procesvoering, maar dient dit dan wel te motveren.
HR 01 mei 2015, NJ 2015/233 (ECLI:NL:HR:2015:91195) (Schuldsanering)
Hoor en wederhoor. Proces-verbaal niet ter kennisneming gegeven
Middel 1 klaagt dat het hof het beginsel van hoor en wederhoor heef geschonden doordat het ziin oordeel
mede heef gebaseerd op het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bii de rechtbank, terwiil dit
proces-verbaal niet aan verzoeker of ziin advocaat ter beschikking is gesteld.
Gelet op het fundamentele beginsel had het hof moeten nagaan of de rechtbank een afschrif van dat
proces-verbaal aan de advocaat had toegezonden, of had zelf een afschrif aan de advocaat moeten doen
toekomen, alvorens mede op basis van dat proces-verbaal uitspraak te doen.
HR 15 januari 2016, NJ 2017/382 (ECLI:NL:HR:2016:65) (Autohandel)
Overleggen productes in vreemde taal: bewiisaanbod hoger beroep
Middel 1 klaagt onder meer dat het hof ten onrechte de door eiser overgelegde bewiisstukken die in de
Duitse taal ziin gesteld en waarvan geen Nederlandse vertaling is overgelegd, buiten beschouwing heef
gelaten. Voor productes in vreemde talen ontbreekt een weteliike voorziening.
De vraag in hoeverre de rechter acht dient te slaan op productes die in een vreemde taal ziin gesteld,
dient bii gebreke van een weteliike regeling te worden beantwoord aan de hand van de eisen van een
behoorlijke rechtspleging.
Er dient acht te worden geslagen op ingebrachte productes in een vreemde taal als de rechter en
de wederparti een vertaling niet nodig hebben voor een goede beoordeling van de inhoud van die
productes. Het overleggen van een vertaling is in beginsel niet noodzakeliik wanneer de taal
Engels, Frans of Duits is. De rechter kan echter een vertaling verlangen als hii dat nodig of wenseliik
acht in belang van de zaak, mede gelet op de belangen van de wederparti.
Wanneer de rechter een vertaling wel noodzakeliik acht, behoort de parti die de producte heef
overgelegd, gelegenheid te kriigen een vertaling daarvan in het geding te brengen, tenzii de eisen
van een geode procesorde zich daartegen verzeten.
Recht op pleidooi (6 EVRM)
HR 15 maart 1996, NJ 1997/341 (Bistro ’t Plenske),m.nt. HJS
Recht op pleidooi. Art. 6 EVRM
Art. 6 EVRM brengt met zich mee dat een procesparti, indien zii zulks verzoekt, de gelegenheid behoort te
hebben haar standpunt mondeling ten overstaan van de rechter uiteen te zeten.
Dit verzoek kan enkel worden afgewezen indien:
Er bezwaar wordt gemaakt op grond van een van de klemmende redenen: biiv. dat de procedure
op onaanvaardbare wiize zal worden vertraagd.
Dit kan de rechter ook ambtshalve, alleen op de grond dat toewiizing van het verzoek striidig zou
ziin met de eisen van een goede procesorde.
Bii beide is deugdeliike motvering vereist.